Samenvatting van Vastgoedeconomie 3 (VEMAEC3), gebaseerd op de colleges van De Heer Anker. Aangevuld met informatie uit het boek. De samenvatting bevat ook een oefententamen en een reader met /- 105 oefenvragen. Leerjaar 3 van de opleiding vastgoed & makelaardij aan de Hogeschool Rotterdam.
, 1. College 1
https://www.debtclocks.eu/public-debt-and-budget-deficit-of-the-netherlands.html
Nederland is het beste land voor kinderen om op te groeien en een van de rijkste landen.
Invloed van kapitaalstromen op de geldmarkt
- Indien de rentevs stijgt
o Er is dan een kapitaaluitstroom uit de Eurozone, waardoor het geldaanbod Europese
geldmarkt daalt
o Vervolgens stijgt de Euribor
- Indien verwachte Euro stijgt
o Er is dan een kapitaalinstroom in de Eurozone, waardoor het geldaanbod Europese
geldmarkt stijgt
o Vervolgens daalt de Euribor
- Politiek en economisch nieuws: ECB-president: ‘’inflatie verontrustend hoog’’
o Hierdoor stijgt de verwachte rente, waardoor vraag naar geld stijgtt en aanbod van
geld daalt
o Vervolgens stijgt de Euribor
Verband marktrente en obligatiekoersen
- Indien kapitaalmarktrente stijgt
o De bestaande obligatiekoersen dalen, waardoor het effectief rendement op bestaande
obligaties stijgt
Als de termijn van een lening stijgt:
- Liquiditeitspremie stijgt
- Risicopremie stijgt
Normale rentestructuur
- Geldmarktrente is < dan kapitaalmarktrente
Omgekeerde rentestructuur
- Geldmarktrente is > dan kapitaalmarktrente
Verband geld- en kapitaalmarktrente
De kapitaalmarktrente is afhankelijk van de huidige geldmarktrente en de verwachte geldmarktrente
Omgekeerde rentestructuur ontstaat als marktpartijen een daling van de geldmarktrente verwachten.
1.2. Geld
Geld vermindert de transactieskosten in een economie als ruilmiddel, rekeneenheid, oppotmiddel.
Functies Kenmerken Gevolgen van hoge inflatie
Ruilmiddel Ongedifferentieerde koopkracht Goederenruil en dollarisering
(splitst ruil op in twee delen)
Rekeneenheid Waardemaatstaf (Prijs uitdrukken in Prijzen gelden slechts voor
geld, vermindering van aantal korte termijn
ruilvoeten)
Oppotmiddel Vermogensbestanddeel Waardevermindering
(Koopkracht bewaren. Liquide; geen vermogen
rendement)
1.2.1. Degene die voor het aanbod van geld zorgen
- Overheid: munten
- Central bank: biljetten
- Algemene banken: giraal geld
o Wederzijdse schuldaanvaarding
o Begrenzing door liquiditeits- en solvabiliteitseisen
Bankbalans
Liquide middelen Eigen vermogen
Debiteuren Crediteuren in rekening courant
De waarde van geld daalt door inflatie die de functies van het geld aantast.
1.2.2. Aanbod van het geld meten
M1 (primaire liquiditeitenmassa)
- Munten in handen van het publiek +
- Bankbiljetten in handen van het publiek +
- Giraal geld
,1.2.3. Financiële instellingen
Financiële instellingen (bijv. Rabobank) hebben verschillende functies, namelijk:
- Geldschepping
- Doorgeven van geld
- Zorgen voor een efficiënt betalingsverkeer
- Overige diensten zoals verzekeren, bemiddeling en advies bij effectenhandel
Verdeling in monetaire en niet-monetaire financiële instellingen.
Monetair Niet-monetair
- Centrale bank - Hypotheekbanken
- Geldscheppende banken - Pensioenfondsen
- Verzekeringsmaatschappijen
- Beleggingsfondsen
- Sociale fondsen
1.2.4. Kwantiteitstheorie – vraag naar geld
De kwantiteitstheorie heeft betrekking op de vergelijking van Fisher. Hij gaat uit van een viertal
factoren die de samenhang tussen geld, inflatie en de omvang van de economie bepalen. Deze
factoren zijn:
M = maatschappelijke geldhoeveelheid (girale en chartale geld in omloop, dus niet het geld in kas van de banken, maar
alleen van het publiek!!)
V = velocity = omloopsnelheid van het geld. (Betaalpatroon van mensen onder normale economische omstandigheden)
P = prijspeil (ofwel inflatie)
Q = productie (aantal verkochte goederen en diensten in de economie)
Deze factoren en onderlinge samenhang worden uitgerukt in de
verkeersvergelijking van Fisher:
M * V = P * Q
Hierbij is de geldstroom M*V en de goederenstroom P*Q.
Bij een lage vraag en dus de bestedingen laag -> conjunctuurgolf gaat omlaag, ofwel laagconjunctuur.
Bij hoge bestedingen en dus een hoge effectieve vraag -> conjunctuurgolf gaat omhoog, ofwel
hoogconjunctuur.
Voorbeeld
In dit voorbeeld zijn er veranderingen in de variabelen. Vaak is er een veranderingen in M (de maatschappelijke
geldhoeveelheid). Die kan op twee manieren veranderen:
- Bruto binnenlands inkomen (BBI) verandert;
- Banken doen aan geldschepping of juist vernietiging;
Stel je hebt een toename van M dan zal de effectieve vraag naar goederen en diensten toenemen, want mensen
hebben meer geld tot hun beschikking. Hierbij zal P of Q dus ook stijgen, maar dit ligt aan de economische
situatie van een land. Indien aanbod en productie nog wel kan groeien. Als op de korte termijn de vraag naar
productie toeneemt, dan kan het aanbod nog wel groeien. Er is dan sprake van onderbesteding, mensen geven
nog niet zoveel uit dat de natuurlijke productieomvang bereikt is in een land. Het kan ook zijn dat we in een
situatie zitten waar de productie op volle toeren draait en de natuurlijke productieomvang is bereikt en we kunnen
niet nog meer produceren (lange termijn).
Stel je zit in situatie 1.
- Er is onderbesteding, bedrijven kunnen nog steeds meer produceren,
dus de prijzen zullen dan gelijk blijven.
- Laagconjunctuur.
Stel je zit in situatie 2.
- Er is overbesteding. Er is zoveel vraag en de maximale productieomvang
is bereikt, bedrijven kunnen niet nog meer produceren. Hierbij neemt juist
de prijs toe, want het prijspeil moet toenemen.
- Hoogconjunctuur
- Hierbij is bestedingsinflatie ontstaan.
- Indien de prijzen maar blijven stijgen ontstaat er hyperinflatie. Je kunt
voor je geld dan nog maar weinig krijgen.
https://www.youtube.com/watch?time_continue=674&v=pszfVq3u71Y
5
, 1.3. Monetair beleid
1.3.1. ECB
Europees stelsel van Centrale Banken (ESCB).
- Dit bestaat uit de ECB + alle centrale banken van de EU (bijv. Nederlandsche bank)
Eurosysteem
- Dit bestaat ui de ECB + centrale banken van de eurozone
1.3.2. Samenvatting: https://www.youtube.com/watch?v=CuunNjALozo
Banken lenen geld uit aan
- Consumenten (huis)
- Bedrijven (om te groeien)
Waardoor banken nieuwe geld creëren, want er ontstaat geldschepping door wederzijdse
schuldaanvaarding.
Voorbeeld meneer A wil een nieuw huis
1. A vraag een lening aan bij de bank.
o De bank kijkt naar de financiële gezondheid van A en of de economie stabiel is.
Worden er bijvoorbeeld geen grote verandering verwacht waardoor A zijn baan
verliest.
o Maar waar komt die lening nou vandaan?
▪ Dit wordt aangemaakt in de digitale boekhouding van de bank, waarbij een
wederzijdse schuldaanvaarding tussen de bank en A ontstaat.
2. Geld van A gaat bijvoorbeeld naar een architect en bouwbedrijf. Die betaalt vervolgens zijn
werknemers en zij doen op zaterdag weer de dagelijkse boodschappen. Zo komt het geld
weer in de economie.
3. De economie moet rustig en stabiel zijn, zodat na verloop van tijd A zijn schuld terug kan
betalen MET rente.
Om deze economie stabiel te houden is er de ECB. Het doel van de ECB is dan ook: stabiele
economie behouden.
De ECB stuurt geldschepping door middel van het monetair beleid. De hoeveelheid nieuw geld dat
wordt gecreëerd hangt af van monetair beleid van de ECB. Dit is belangrijk voor een stabiele waarde
van de €. Zodat je na verloop van tijd evenveel kunt kopen als op dit moment.
Als de € stabiel is durven bedrijven en consumenten grote financiële beslissingen te maken zoals het
verhogen van de productie of het kopen van een huis. Dit is goed voor de economie.
De ECB heeft verschillende middelen:
1. Sturen prijs van geld (RENTE!)
Als de rente heel laag is kan de ECB de economie direct beïnvloeden d.m.v.:
o Aanzetten geldpers ofwel kwantitatieve verruiming
De Europese Centrale Banken, bijvoorbeeld DNB creëren nieuw geld door middel van
het elektronisch verhogen van de balans van de centrale bank.
MAAR!
De balans moet uiteraard altijd in evenwicht zijn, dus:
▪ Er worden staatsobligaties gekocht met dit geld. (Leningen van overheden
aangekocht door pensioenfondsen, verzekeringen en beleggingsinstellingen).
Hierdoor stroomt er geld naar deze instellingen en dit komt vervolgens weer
in de economie.
6
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper VanderVelden. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,39. Je zit daarna nergens aan vast.