Meer dan onderwijs
2.3 Ontwikkeling
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die de normale ontwikkeling bestudeert en mogelijke
achterstanden en stoornissen van kinderen en jongeren probeert te beschrijven, begrijpen en
verklaren.
Ontwikkeling = een reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en
functioneren leiden -> Kenmerken ontwikkeling: verandering en vooruitgang.
Ontwikkeling is een proces van verandering waarbij de combinatie van groei, rijping en leren tot een
steeds hoger niveau van functioneren leidt.
Groei: toename van lichamelijke functies. Voor ontwikkeling is rijping van het zenuwstelsel
en de spieren nodig.
Rijping = een lichamelijk, biologisch proces. Bijv. het leren lopen als resultaat van de rijping
van het zenuwstelsel en de spieren.
Leren = een proces met min of meer duurzame resultaten, waardoor nieuwe
gedragspotenties ontstaan of reeds aanwezige zich wijzigen. In hoofdlijnen gaat het om het
verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden d.m.v. memoriseren, nabootsen, begrijpen of
ontdekken via het opdoen van ervaringen en denken.
De moderne ontwikkelingspsychologie is veel meer een verklarende wetenschap, nadruk meer op
het proces. In de klassieke ontwikkelingspsychologie wordt ontwikkeling opgevat als een regelmatige
opeenvolging van stadia, waarin elk stadium een vooruitgang betekent ten opzichte van het vorige;
deze psychologie is vooral een beschrijvende wetenschap, de nadruk ligt meer op het product. De
menselijke ontwikkeling werd altijd in relatie gebracht met waarneembare veranderingen binnen een
bepaalde tijd; nadruk op product.
Binnen deze manier van denken zijn een drietal factoren belangrijk om de menselijke ontwikkeling te
kunnen begrijpen
Chronologische leeftijd (je mag op een bepaalde leeftijd bepaalde gedragingen verwachten)
Biologische leeftijd of ontwikkeling (menselijke ontwikkeling wordt bepaald door fysieke
factoren)
Sociale context (ontwikkeling wordt bepaald door invloeden van de omgeving).
Piaget (= klassieke ontwikkelingspsychologie) richt zich vooral op de kindertijd.
Vanuit de levenslooppsychologie wordt gekeken naar wat iemand in zijn leven meemaakt en welke
invloed dat heeft, nadruk op invloed van omgeving. Er wordt dus niet alleen gekeken naar rijping,
maar naar de gevolgen die de invloed van de omgeving heeft op het proces van ontwikkeling. De
levenslooppsychologie heeft ervoor gezorgd dat wij anders zijn gaan kijken naar de ontwikkeling. Er
wordt nu meer aandacht besteed aan de interactie tussen kinderen en hun omgeving. Kortom:
Ontwikkeling moet niet worden gezien als iets wat een individu overkomt, maar als iets wat de
persoon in hun interactie met de wereld inhoud en vorm geeft.
, Aan de levenslooppsychologie verwante stromingen zijn de ecologische- en narratieve benadering:
Ecologische benadering (Bronfenbrenner): interactie met de omgeving van het kind staat
centraal.
Narratieve benadering: de biografische methode is belangrijk.
De klassieke ontwikkelingspsychologie is een tak van wetenschap die probeert zo goed mogelijk te
beschrijven welke algemene mechanismen en ontwikkelingsprocessen er zijn in de diverse stadie van
ontwikkeling. Hierbij worden twee uitgangspunten gebruikt:
1. Ontwikkeling is een proces van continue vooruitgang
2. Ontwikkeling leidt naar een einddoel
Volwassenheid is dan het einddoel van de ontwikkeling en is zelf niet een ontwikkelingsfase.
De levenslooppsychologie is een benadering die probeert de menselijke levensloop zo goed mogelijk
te beschrijven in zijn interactie met de omgeving, waarbij de (zelf) beschrijving van het individu een
centrale rol speelt. Nadruk ligt niet op het algemene, maar op het bijzondere. Er is geen sprake van
een eenduidig eindpunt. Ook kunnen processen discontinu verlopen als gevolg van bepaalde
omgevingsinvloeden.
De ontwikkeling kan op een chronologische of een thematische manier beschreven worden.
Chronologische beschrijving: verschillende levensfasen worden besproken a.d.h.v. een
leeftijdsindeling. Zie tabel p. 107 (voorbeeld).
Thematische ontwikkeling: de ontwikkeling wordt per domein beschreven. Zie de vier
domeinen hieronder:
Fysieke ontwikkeling (1)
De fysieke groei is vooral een in aanleg gegeven rijpingsproces. De rijping van de hersenen en het
zenuwstelsel, de neurologische rijping, ligt waarschijnlijk ten grondslag aan de fysieke groei en aan
bijna alle andere ontwikkelingsprocessen. De fysieke ontwikkeling kan van invloed zijn op de sociaal-
emotionele ontwikkeling (bijv. een kind wat groot is voor zijn leeftijd, dat door buitenstaanders
wordt overschat). Ontwikkeling motoriek gaat over de grove en fijne motoriek. Vrijwel alle
motorische vaardigheden worden aangeleerd via spel. De motorische coördinatie ontwikkelt het kind
vooral tijdens spontane activiteiten (hutten bouwen, boompje klimmen, touwtje springen,
sneelballen gooien, knutselen, helpen in het huishouden etc.). Lichamelijke en motorische oriëntatie
vormen de basis om te leren (psychomotoriek). Beweging blijft de hele schoolperiode belangrijk.
Cognitieve ontwikkeling (2)
De cognitieve ontwikkeling is een complex domein waarbij denken, intelligentie, creativiteit,
waarnemen en fantasie aan de orde komen. Via waarneming staan we in contact met de
buitenwereld. De waarneming van jonge kinderen: globaal, totaal (met alle zintuigen tegelijk
waarnemen), egocentrisch (vanuit eigen standpunt waarnemen), gevoelsmatig, magisch.
De waarnemingsontwikkeling kan aangegeven worden op een schaal van globaal naar gedetailleerd.
Deglobalisering= vanuit het globale naar het gedetailleerde.
Fantastische synthese: kleuterperiode (tot 7/8 jaar). Dit is een kenmerk van waarneming:
globale totaalindrukken worden vaak aangevuld met fantasie.
In de schoolkindperiode spreken we over een periode van toenemend vermogen tot
analyse en logische synthese. Kinderen scheiden steeds meer de werkelijkheid van de
fantasie.