100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Complete College Aantekeningen Gedrag & Omgeving €5,49
In winkelwagen

College aantekeningen

Complete College Aantekeningen Gedrag & Omgeving

 5 keer bekeken  0 keer verkocht

In deze college aantekeningen is alle relevantie informatie uitgebreid uitgewerkt, met begrippen maar ook met alle benoemde onderzoeken uit de colleges. Met behulp van deze aantekeningen heb ik een 8,5 gehaald!

Voorbeeld 3 van de 30  pagina's

  • 6 juni 2024
  • 30
  • 2023/2024
  • College aantekeningen
  • Gijs bijlstra
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (15)
avatar-seller
tenbultlieke
College 1; introductie

Middelvinger opsteken; invloeden die meespelen > emoties, autoriteit, opvoeding, verzoek, normen,
kleding, medestudenten, cultuur, opvoeding, evolutie etc…
- Proximale factoren = factoren die in het hier en nu plaatsvinden (zoals kleding, verzoek,
medestudenten
- Distale factoren = zijn verder verwijderd van het hier en nu (zoals evolutie, opvoeding en
cultuur)

Sociale psychologie = de wetenschap die gevoelens, gedachten en gedrag (ABC) van individuen in
sociale situaties bestudeert
 De psychologie van het dagelijkse leven

2 centrale hypotheses in deze cursus
I. De kracht van de situatie
II. De kracht van het onbewuste

Kurt Lewin’s formule: G = f(P, S)
 Gedrag is een functie van onze persoonskenmerken X de situatie waarin deze zich bevindt
Zijn belangrijke punt: mensen onderschatten de invloed van de situatie
Situaties waarin je dit terug ziet:
- Bystander effect = hoe meer mensen aanwezig zijn, hoe kleiner de kans is dat er iemand
ingrijpt in een situatie waar hulp nodig is. Verklaringen:
o Mensen willen niet buiten de groep vallen
o Diffusion of responsibility = mensen kijken naar elkaar en vragen zich af wie er hier
verantwoordelijk is om in te grijpen
o Pluralistic ignorance = “Is er eigenlijk wel hulp nodig? Niemand helpt, dus er zal dan
wel geen hulp nodig zijn”
 Onderzoek: één groep werd verteld dat ze heel veel haast hadden en de andere groep niet. In
de groep zonder haast, bood 60% hulp aan iemand onderweg en de andere groep minder dan
10%. De groep die geen hulp bood, werd negatief beoordeeld door anderen  fundamentele
attributiefout = de invloed van de situatie op gedrag onderschatten. Het gedrag wordt hierbij
toegeschreven aan de persoon, en niet aan de situatie

Hoe werkt de fundamentele attributiefout?; 3 stappen (Gilbert)
1) Nemen gedrag waar (“hij helpt niet”)  automatisch
2) Karakteriseren van het gedrag (“onbehulpzaam persoon”)  automatisch
3) Evt.  corrigeren van de situatie (“oh, hij had heel veel haast”)  gecontroleerd
 Onderzoek: aan één groep wordt verteld dat een vrouw over haar vakantieplannen praat en aan
de andere groep over haar seksuele fantasie. Ze beoordelen of ze een nerveus type is:
o Geen load: vakantieplannengroep vindt haar veel nerveuzer dan de andere groep
o Cognitieve load (ze moesten een nummer onthouden gedurende het onderzoek): beide
groepen vinden haar even nerveus (situationele correctie gebeurt niet aka stap 3)
 Cognitieve lasten zorgen ervoor dat situationele correcties minder
snel gemaakt worden

Dual-process modellen = hoe de gecontroleerde en automatische processen elkaar beïnvloeden
- Automatisch (systeem 1): onbewust, snel, associatief, onintentioneel, effortless
- Gecontroleerd (systeem 2): bewust, langzaam, intentioneel, controle, effort (energie)
 Afhankelijk van capaciteit en motivatie
 Systeem 1 beïnvloedt het grootste deel van ons gedrag. We hebben hier weinig weet van
(onder de oppervlakte), maar hebben wel een heel sterk effect op ons gedrag
De kracht van het onbewuste; systeem 1 en 2 zijn niet altijd met elkaar in contact (VR-bril)

,  Onderzoek: de proefpersonen zagen foto’s van 2 personen voor 250 ms en moesten beslissen
wie het meest competent was  competentie ratings hadden een sterk voorspellende waarde
over de politieke verkiezingen, deze werden dus op uiterlijk gebaseerd (automatisch), maar als
er wordt gevraagd waarom ze voor hem kiezen, gaan ze over iets gecontroleerd nadenken
= post-hoc redeneren = nadat de keuze is gemaakt, beredeneren waarom je die keuze hebt
gekozen  geeft gevoel van controle en consistentie > causaal verband wordt gesuggereerd
tussen 2 feiten die na elkaar gebeuren, zonder dat tussen die feiten ook maar enig verband
hoeft te bestaan

Channel factoren/nudging: kleine situationele veranderingen die ons gedrag sturen (soms met grote
gevolgen)  bord formaat, prullenbakken uni, vliegen urinoir, voetstappen rechts roltrap

Schema’s (Piaget): georganiseerde set kennis over een stimulus (persoon/groep/gebeurtenis) in lange-
termijn geheugen. Activatie van een schema geeft ons de instructie hoe we ons moeten gedragen of
hoe we iets moeten beoordelen (meestal onbewust)  helpen kennis over de wereld te organiseren en
voorspellingen te maken (soms verkeerde = bias)

Priming: presentatie van informatie welke een bepaald concept activeert, en dan gedrag beïnvloedt

Conclusie;
- De rol van situatie en onbewuste processen in alledaags gedrag zijn functioneel  ze zijn erg
snel en stellen ons in staat om effectief te reageren
- We hebben vrij beperkte mogelijkheid tot introspectie; wat zijn de redenen voor jouw gedrag?
- Belang van wetenschappelijk onderzoeken in het vinden van de echte oorzaken van gedrag

College 2; attitudes

Attitude = “A psychological tendency that is expressed by evaluating a particular entity with some
degree of favour or disfavour”  hebben we ten opzichte van een bepaald onderwerp
 Bestaat uit een affectief, cognitief en gedragscomponent (ABC)
o Affectief: emoties / gevoelens
o Cognitief: denken over informatie / verwerken van informatie
o Gedrag: positieve/negatieve attitudes worden automatisch geassocieerd met een
approach/avoidance respons (joystick experiment)

Waarom hebben we attitudes?
- ‘Utilitarian’ functie: attitudes kunnen onze aandacht sturen en onze impulsen razendsnel
beïnvloeden
- Kennis functie: het geeft heel snel een basisidee over wat voor object/persoon je voor je hebt
(vaak handig bij bijvoorbeeld gevaar, maar hierdoor ontstaan er ook biases etc.)
- Waarde-expressieve functie: je kunt je eigen waarden uitbeelden in hoe je er bijvoorbeeld uit
ziet
- Sociaal adaptieve functie: je kunt zien wie dezelfde waarden hebben als jij en daar dan mee
bonden of juist niet mee bonden

Attitude  gedrag (Als je iets leuks vindt, doe je het vaker. Als je het niet leuk vindt, vermijd je het)
 Onderzoek: er werd gevraagd “zou u chinezen als gasten in uw etablissement toelaten?”
tijdens een periode van negatieve attitudes tegenover chinezen. Bijna iedereen zei nee. Daarna
ging de onderzoeker met de chinezen langs de hotels en toen zei niemand meer nee. Dus
attitudes aan de ene kant, en gedrag aan de andere kant, zijn niet altijd in lijn met elkaar

Wicker: vond dat we niet naar attitudes moeten kijken, want blijkbaar kunnen we gedrag niet
voorspellen met attitudes, dus wat hebben we er dan aan?  Dus moeten we niet meer naar attitudes
kijken?
Methodologische issues:

, - Meting van expliciete attitudes is erg gevoelig voor sociale wenselijkheid
 Modern racism scale: in groepsverband hoogste racisme niveau, bij een witte onderzoeker net
iets lager en bij een zwarte onderzoeker heel erg laag  dus in hoeverre kunnen we dan
gedrag wel voorspellen als er zo’n grote verschillen zitten tussen de groepen?
- Eén versus meerdere gedragsobservaties: mensen wijken af en toe af van het gedrag wat ze
willen laten zien of ze hebben bijvoorbeeld weinig cognitieve capaciteit daarvoor, en als je nu
net die observatie hebt, heb je een minder goede voorspeller van attitudes
- Correspondentieprincipe: er moet een goede correlatie zijn tussen onafhankelijke variabele en
afhankelijke variabele > hoe specifieker we over het onderwerp zijn, hoe hoger de correlatie is
Theoretische issues
- Gedrag wordt niet alleen bepaald door attitudes!
o Theory of planned behaviour en theory of reasoned action (voegt waargenomen
controle toe)




Kritiek op deze theorieën:
 Niet alles wordt bepaald door intenties, je doet ook veel automatisch
 Tussen intentie en gedrag kan van alles gebeuren
- Attitude sterke: zwakke versus sterke attitudes
o Gemeten door zekerheid, belang, ‘centrality’  de sterkte van een attitude maakt of je
bepaald gedrag wel of niet laat zien
 Zwakke attitude tegenover gedrag > kleine kans op gedrag
 Sterke attitude tegenover gedrag > grote kans op gedrag
o Toegankelijkheid: alles is beschikbaar, maar niet altijd is alles toegankelijk. Dus de
attitudes die op dat moment belangrijk zijn, kunnen jouw gedrag sturen en de attitudes
die je wel hebt opgeslagen maar niet toegankelijk zijn, sturen jouw gedrag veel
minder
o Consistentie affect en cognitie  wanneer de verschillende bouwblokken met elkaar
in lijn zijn (dus consistente attitudes), heb je een betere voorspeller van gedrag dan
wanneer ze niet in lijn zijn
 Inconsistente attitudes (A ≠ C)
 Consistente attitudes (A = C)
- Introspectie
o Probleem van introspectie: wanneer je mensen vraagt om zich te uiten over een
bepaald onderwerp, krijg je bepaalde aspecten sneller naar boven dan anderen
Onderzoek: vragen naar ‘waarom voelt u zich zoals u voelt over uw partner? Versus
de simpele vraag ‘vertel wat u voelt over uw partner’  de mensen die echt over hun
relatie hadden nagedacht; de voorspeller van hun attitude was veel zwakker > als de
uitkomst heel affectief van aard is, is een simpele vraag dus beter
Bij introspectie ga je vooral de cognitieve kant op en in dit geval is dat een minder
goede voorspeller dan de affectieve
- Impliciete versus expliciete attitudes; een groot deel van ons gedrag (het meeste van ons
gedrag?) is niet deliberatief! (= denken we niet veel over na)
o Expliciete attitudes voorspellen gecontroleerd en rationeel gedrag (redelijk goed)
o Impliciete attitudes voorspellen automatisch, ongecontroleerd gedrag

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tenbultlieke. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd