100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Juridische Hogeschool Leerdoelen P1 Staat en Recht €3,11   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Juridische Hogeschool Leerdoelen P1 Staat en Recht

 70 keer bekeken  0 keer verkocht

Een beknopte uitwerking van de leerdoelen van het vak Staat en Recht. Ik heb de toets alleen gemaakt aan de hand van de leerdoelen en met de eerste kans behaald.

Voorbeeld 2 van de 6  pagina's

  • 19 juni 2019
  • 6
  • 2017/2018
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (3)
avatar-seller
stims1
Leerdoelen Staat en Recht Week 1
Uitleggen welke functies het recht heeft in de samenleving:
Recht zorgt voor rechtvaardigheid, bescherming doormiddel van wetten en voor gelijkheid. Ordening
van menselijk gedrag door het stellen van rechtsregels en handhaving van die regels door
geschilbeslechting.

De regering: Koning en ministers
Parlement: Eerste en Tweede kamer (Staten-Generaal)
Ministerraad: ministers die aan het hoofd staan van de ministeries, en de ministers
zonder portefeuille die geen eigen departement leiden.
Kabinet: ministers en staatssecretarissen

Beschrijven wat het begrip ‘staat’ inhoudt, aan de hand van de kenmerken van een staat;
Een gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering. Er zijn drie kenmerken (g’s);
1. Grondgebied (een eigen grondgebied hebben met grenzen).
2. Gemeenschap van burgers (er moeten burgers zijn die een samenleving vormen).
3. Gezag (er zijn burgers waarover gezag over wordt uitgeoefend).
Een grondgebied met een gemeenschap van burgers waar de overheid het gezag over uitvoert.

De verschillen tussen de gecentraliseerde eenheidsstaat, gedecentraliseerde eenheidsstaat,
federatie en confederatie beschrijven;
Eenheidstaat: dat de nadruk ligt op de landelijke of centrale overheid.
Gedecentraliseerde eenheidstaat (Nederland):
Heeft lagere overheden  gedelegeerd (provincie, gemeenten) De overheid geeft kleine
bevoegdheden aan lagere overheden.
Gecentraliseerde eenheidstaat (Frankrijk):
De macht licht uitsluitend bij een centrale overheid.
Federatie (bondstaat) (Duitsland&VS):
Lagere overheden die op zichzelf staan, eigen parlement hebben, eigen gouverneur, eigen grondwet.
(sommige taken worden aan de centrale overheden overgedragen)
De staat is verdeeld in zelfstandige deelgebieden, die samen werken in een groter overheidsverband.
Confederatie (statenbond) (Republiek der Verenigd Nederland (1579-95):
Verdragsconstructie tussen soevereine staten (samenwerkingsverband tussen soevereine staten op
basis van een verdrag), waarmee ze handel verdrijven of gezamenlijke verdediging.
- Het is geen statenvorm, maar een gedragsconstructie, een samenwerkingsverband

Beschrijven hoe het Koninkrijk der Nederlanden is georganiseerd.
Een gedecentraliseerde eenheidsstaat = want er is een rijk en die heeft weer provincies met
gemeenten die hun eigen bevoegdheden hebben.

Leerdoelen Staat en Recht week 2
Uitleggen wat de begrippen ‘directe’ en ‘indirecte democratie’ inhouden:
Democratie: het volk heeft uiteindelijke zeggenschap
Indirecte democratie (Nederland): Volk kiest iemand in de volksvertegenwoordiging.
Directe democratie (Zwitserland, democratie van Athene): Beslissingen worden rechtstreeks door de
burgers genomen.
Representatieve democratie: de leden van de tweede kamer, provinciale staten en de gemeenteraad
vertegenwoordigen de bevolking

Uitleggen wat het verschil is tussen het meerderheidsstelsel met kiesdistricten en het stelsel van
evenredige vertegenwoordiging;

, Stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
Hierbij worden de zetels aan een politieke partij toebedeeld in evenredigheid met het aantal op die
partij uitgebrachte stemmen (Nederland)
Meerderheidsstelsel met kiesdistricten:
Per district is één zetel voor het parlement beschikbaar, waardoor de kandidaat met de meeste
stemmen afgevaardigd in het parlement (VS)
Uitleggen wat een rechtsstaat is aan de hand van de beginselen van een rechtstaat:
 Legaliteitsbeginsel: overheidsoptreden moet op grond van de wet zijn (geschreven) de wet
moest al bestaan.
 Machtenscheiding: de macht van de overheid is verdeeld over verschillende organen, dit zorgt
ervoor dat niet een orgaan alle macht naar zich toetrekt.
 Onafhankelijke rechtsspraak: biedt burgers bescherming tegen overheidsoptreden met een
rechter die de overheid controleert op naleven legaliteitsbeginsel.
 Grondrechten: burgers hebben fundamentele rechten/vrijheden die de overheid moet
eerbiedigen.

Uitleggen hoe het parlementaire stelsel in Nederland vorm heeft gekregen:
Wij kiezen parlement (houden regering in de gaten)  Tweede Kamer (en Eerste Kamer) stelt
regering ter verantwoording  vertrouwensregel = Regering moet opstappen als het vertrouwen
weg is.  als motie van wantrouwen wordt aangenomen, dan moet de minister of staatssecretaris
weg.

Het parlementaire stelsel is een regeringsvorm waarbij de uitvoerende macht verantwoording
schuldig is aan het parlement.
Het gaat om betrekking tussen regering en parlement.
Belangrijke steunpilaar is vertrouwensregel.

Leerdoelen Staat en Recht Week 3
Analyseren hoe een wet in formele zin tot stand komt;
Wetsvoorstellen worden ingediend bij Tweede kamer  advies van Raad van State  Dan gaat het
naar de tweede kamer om de considerans van de koning toe te voegen (boodschap van de koning) 
er kunnen amendementen ingediend worden en als het aangenomen wordt gaat het naar de Eerste
Kamer (aanvaarden of verwerpen)  moet daar worden bekrachtigd. (Ondertekening door koning
en minister)  bekendmaking in het staatsblad.

Beschrijven hoe een wijziging van de Grondwet verloopt: (art. 137 t/m 142 Gw).
1. De regering of 1 of meer leden van de Tweede Kamer dienen een voorstel tot grondwetswijziging
in.
2. De Tweede en Eerste Kamer nemen dit wetsvoorstel in 1e lezing aan met een gewone
meerderheid. Dit heet ook wel de ‘overwegingswet’ of de ‘verklaringswet’.
3. De Tweede Kamer wordt ontbonden en er worden verkiezingen gehouden. Hierdoor kunnen
kiezers zich over de wijzigingen uitspreken.
4. Het in 1e lezing aangenomen voorstel indienen bij de nieuwe Tweede Kamer.
5. De Tweede en Eerste Kamer nemen het wetsvoorstel in 2e lezing aan met een 2/3 meerderheid.
Het voorstel mag nu niet meer worden gewijzigd. (dit is om te voorkomen dat het te makkelijk
zou zijn om de wet te wijzigen).
6. Het ondertekenen van het wetsvoorstel door de koning en 1 of meer ministers of
staatssecretarissen.
7. Publicatie van de wijziging in het Staatsblad. De wijziging treedt daarna direct in werking.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper stims1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,11. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 66579 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,11
  • (0)
  Kopen