met deze samenvatting kan jij een dikke voldoende halen voor jouw toets! ALLE begrippen worden kort, maar krachtig uitgelegd zodat jij deze goede begrijpt. Er worden afbeeldingen gebruikt om alles duidelijk uit te leggen. Op naar die voldoende!
4.1 - Rivieren
Het verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag en grondwater via de zijrivieren
uiteindelijk in de hoofdrivier stroomt
Waterscheiding: grens tussen de stroomgebieden, die
gevormd wordt door gebergten of andere verhogingen in
het landschap.
Stroomstelsel: gebied van de hoofdrivier met al zijn
zijtakken.
ㄴbestaat uit: bovenloop, middenloop en benedenloop die
samen het lengteprofiel vormen.
De herkomst van het water bepaald wat voor soort rivier het is:
1. Gletsjerrivier → Rivier wordt gevoed met smeltwater van sneeuw en ijs.
2. Regenrivier → Krijgt zijn water van neerslag. (Maas)
3. Gemengde rivier → Wordt gevoed met smeltwater en regenwater. (Rijn)
Het regiem: het verschil in waterafvoer van een rivier gedurende het jaar
De vertragingstijd: de hoeveelheid tijd wat het water nodig heeft om na een regenbui in de
rivier te komen.
Hoe snel dit gebeurt hangt af van het onderliggende gesteente, bodem en vegetatie.
Het verval: het hoogteverschil tussen twee gebieden
Het verhang: het hoogteverschil per kilometer
Vb: verval = 14 meter en afstand is 175 km dan is het verhang: 14m/175km= 8 cm per km
Het debiet: de totale hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaalde plek per
tijdseenheid (sec)
Vb: de gem. afvoer bij de monding van de Rijn is 2300m³ per sec.
Het neerslagregiem: verdeling van de hoeveelheid neerslag over een bepaalde periode.
Het neerslagregiem verandert door klimaatverandering op twee manieren:
1. Er valt meer neerslag
2. De neerslag valt onregelmatiger
Wat is het gevolg voor het debiet van de rivieren? Debiet wordt groter
Wat is het gevolg voor het regiem van de rivieren? Regiem wordt onregelmatiger
In het stroomgebied is langs de rivieren de bebouwing sterk toegenomen, neerslag gaat via
het riool naar de rivieren. Door deze verstening van het oppervlak neemt de vertragingstijd
af en krijgen de rivieren in korte tijd een groter debiet, waardoor er soms sprake is van een
piekafvoer.
Wat is het verband tussen verstening en vertragingstijd?
Het water van een regenbui heeft steeds minder tijd nodig om in de rivier terecht te komen
dus: Hoe groter de verstedelijking hoe korter de vertragingstijd.
, Rivieren stromen tussen dijken → de bedding van zand en klei komt steeds hoger te liggen
→ waterbergend vermogen van de rivier neemt af.
Waardoor verandert de waterafvoer?
Verstening, ontbossing, verandering in het neerslagregiem, de afname van het
waterbergend vermogen en bodemdaling → overstromingsgevaar groter.
Oplossing: dijken verhogen en verstevigen door middel van dijkverzwaring: verstevigen en
verhogen van de dijk.
Ondanks onze stevige dijken en
deltawerken (plaatje rechts)
2 processen zorgen voor een ongelukkige
samenloop van het getij en het weer, dit kan
de situatie verergeren:
1. versterkt broeikaseffect
2. bodemdaling, gevolg van natuurlijke en
menselijke processen.
Door afsmelten van ijskappen en gletsjers
stijgt de zeespiegel.
Door het bemalen van het land daalt de
bodem sneller.
Doodtij: situatie waarin het verschil tussen eb en vloed minimaal is water staat laag.
Springtij: situatie van een hoge vloed en een lage eb water staat extra hoog.
Het rivierwater moet naar zee, maar door de hoge waterstand van de zee kan de rivier zijn
water niet kwijt.
4.2 - De kust
De Nederlandse kust bestaat uit 3 zones:
1. de Waddenzeekust → Kust van Friesland tot Groningen,
gevormd door zeedijken
2. de Noord- en Zuid-Hollandse kust (duinenkust) → van Den
Helder tot Hoek van Holland liggen er strandwallen met daarop
een duinkust: zachte kust die bestaat uit opgewaaid zand.
3. de Zeeuwse kust (estuarium) → oorspronkelijk was dit een
estuarium: trechtervormige monding van een rivier, ontstaan
door getijdenstromen van eb en vloed. Er bevinden zich
deltawerken maar ook primaire keringen: dijken of dammen die
direct aan de zee liggen en waterkeringen: een dijk, dam of duin
die het water tegenhoudt.
Twee soorten kusten:
Zachte kust: een kust wat is opgebouwd uit zand, zoals bv duinen, stranden, wadden en
kwelders.
Harde kust: kust die uit dijken, dammen en waterkeringen bestaat. (zeedijken en hybride
keringen: combinatie van een harde zeewering maar toch een kenmerk van de zachte kust
namelijk de duinen die aanwezig zijn.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lynnkok19. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.