Kennistoets KT2
Lesweek 2
Intro
Kinderen groeien over het algemeen op in een sociale omgeving, waarmee er meer medeopvoeders
zijn naast de ouders, zoals bijvoorbeeld een leraar, familielid, buurvrouw of een
jeugdverpleegkundige. Zo’n verpleegkundige heeft namelijk invloed op de ontwikkeling van het kind
door contact dat hij/zij heeft met het kind en de ouders, deze relatie heet een pedagogische relatie.
Een positieve relatie heeft vervolgens dan ook weer een positief effect op het kind, aangezien er dan
vertrouwen is tussen verpleegkundige, kind en ouders, waardoor het kind optimaal ontwikkeld.
Nu niet zwanger
Nu Niet Zwanger is er voor mensen (m/v) met een verhoogde kwetsbaarheid die nu niet zwanger
willen worden. Vanuit een eerlijk gesprek en actieve begeleiding richt Nu Niet Zwanger zich op
mensen met een verhoogde kwetsbaarheid in de vruchtbare leeftijd waarbij sprake is van een
combinatie van:
- Opeenstapeling van problemen en beperkingen (multi-problematiek) zoals het zich
gecombineerd voordoen van bijvoorbeeld ernstige psychiatrische problematiek, (licht)
verstandelijke beperking, verslaving, dakloosheid, schulden, loverboyproblematiek of
ongedocumenteerd zijn.
- Gebrek aan zelfredzaamheid en zelf herstellend vermogen.
- Tekortschieten of onvoldoende aansluiten van hulp van zorg en omgeving.
- Vanwege complexe problematiek (vrijwel) altijd al in beeld bij diverse organisaties.
Hoe werkt Nu Niet Zwanger?
- Een hulpverlener legt proactief en persoonlijk contact met kwetsbare vrouwen/mannen.
Samen bespreken ze kinderwens, seksualiteit, anticonceptie en de gevolgen van een
eventuele zwangerschap voor de huidige situatie.
- De hulpverlener houdt rekening met de omstandigheden die deze cliënten kwetsbaar
maken; neemt de tijd die nodig is, luistert naar hun verhalen en speelt in op hun behoeften.
- Het is belangrijk om op te merken dat problemen – en combinaties van problemen – op
verschillende mensen verschillende effecten hebben. Er is geen vaste meetlat die aangeeft
welke problemen tot welke mogelijkheden en beperkingen leiden. Daarom moet altijd naar
het individu, de unieke situatie en draagkracht worden gekeken
- Het is noodzakelijk dat de eventuele keuze voor geschikte anticonceptie vrijwillig en
gemotiveerd tot stand kom.
- De hulpverlener biedt zo nodig financiële en praktische ondersteuning.
,Lesweek 4
Ouderschap en hechting
• De student verwoordt het belang van veilige hechting en een positieve
ouderschapsbeleving, zodanig dat zij de prenatale verpleegkundige zorg hierop kan
afstemmen en/ of kan beargumenteren.
Hechting is een emotionele, affectieve en duurzame band tussen kind en ouders. Er wordt
hedendaags steeds meer gefocust op hechting.
Hechting begint bij kinderen van 6-12 maanden en zichtbaar van 12-15 maanden.
Kinderen die een veilige hechting hebben ervaren bij hun ouders ervaren minder problemen met
bijvoorbeeld stress en veranderingen en staan standvastiger in de samenleving. Het is essentieel
voor ieder kind, zowel op sociaal, emotioneel als cognitief niveau.
Voorwaarden veilige hechting: sensitiviteit, responsiviteit en voorspelbaarheid van de ouder → zo
wordt dus vertrouwen opgebouwd. Ook is belangrijk:
- Continuïteit = het is van belang aantal personen waarbij kinderen gehecht worden niet te
veel zijn, meestal zijn het er ongeveer 6.
- Mentaliseren = de ouder ziet, herkend en voelt de gedachten van het kind/baby en houdt
hier rekening mee.
- Mismatch-repair = de (eventuele) miscommunicatie tussen ouder en kind wordt herkend
door de ouder en deze te herstellen, dan zijn er geen gevolgen voor hechting.
Hechting is een soort weving, hierin zijn positieve en negatieve draden. Wanneer er teveel
negatieve draden zijn ontstaat er een onveilige hechting. Gevolgen hiervan zijn vaak stress bij
kind en ouder, wat weer leidt tot een verhoogd risico op problemen in gedrag, lichamelijk en
sociaal-emotionele ontwikkeling:
, • De student legt de belangrijkste begrippen uit de hechtingstheorieën uit en kan op basis
van aangereikte aandachtspunten hechtingsrelaties van ouders met hun kind beoordelen
én beargumenteren hoe deze band door professionals positief te beïnvloeden is.
Hechtingstheorie →
De hechtingsrelatie is het best zichtbaar na het eerste levensjaar, observaties van Mary
Ainsworth (bij momenten van stress):
Soorten hechting:
- Veilige hechting
- Vermijdende hechting
- Minimaal contact ouder en kind
- Kind vermijdt ouders → kind heeft geleerd dat ouders afwijzen/verwaarlozen/negeren
- Ambivalente hechting
- Maximaal contact ouder en kind
- Kind blijft bij de ouder → kind heeft onzekerheid over of en hoe de ouder reageert
- Ouder stemt meer af of eigen gevoelens dan die van het kind → zonder mismatch-repair
- Gedesorganiseerde hechting
- Kind voelt ze machteloos tegenover ouder
- Contact met ouder is onvoorspelbaar → kind voelt zich angstig en is soms in gevaar
, Kinderen kunnen bij verschillende opvoeders, verschillende soorten hechting ervaren.
Factoren die de hechting kunnen beïnvloeden:
Kind-factoren Ouder-factoren Omgevings-, familie- en
gezinsfactoren
Aangeboren afwijking Eigen hechting Sociaal netwerk
Temperament van het kind Problemen voor de bevalling Armoede
(miskramen of verlies in familie)
Ongewenst geslacht voor de Relatie en problemen tussen de Stress en spanning
ouders partners
Onaantrekkelijk uiterlijk Comfortzone (bijvoorbeeld
perfectionisme)
Vroeggeboorte
Moeilijke start
Huilbaby’s
• De student legt uit wat de begrippen “positief ervaren ouderschap” en “negatief ervaren
ouderschap” inhouden en wat de gevolgen van deze vormen van ouderschap zijn voor
ouder(s) en kind, zodanig dat zij signalen kan oppakken en interventies kan
beargumenteren bij de gegeven casuïstiek.
Ouderschap = alles wat met het ouder te maken heeft, hierbij gaat het over:
Opvoeden vs. Ouderschap:
Opvoedstijlen:
Componenten van ouderschap: