OZT Periode 3
College - Algehele Anesthesie
1. Beschrijven wat de verschillende algehele anesthesietechnieken inhouden
- Algehele anesthesie: het verliezen van het bewustzijn, pijngewaarwording, spierverslapping, homeostase
- Regionale anesthesie: verdoven/ongevoelig maken van een extremiteit
- Bewaakte anesthesie: verdoving waarbij de vitale functies worden gecontroleerd door apparatuur
- Lokale anesthesie: zenuwblok
2. Vertellen welke groepen medicamenten worden gebruikt bij de inleiding van de patiënt (algehele anesthesie)
- Inhalatieanesthesie: ISO, Deso, Sevo
- Opiaten: morfine, alfentanyl, fentanyl, sufentanil, hydromorphone, remifentanyl
- Depolarisatie spierverslapping: succinylcholine
- Niet-depolarisatie spierverslapping: atracurium, cisatracurium, rocuronium, vecuronium, pancuronium
- Intraveneuze anesthesie: etomidate, diazepam, ketamine, midazolam, propofol, sodium
- Lokale anesthesie: bupivacaïne, chloroprocaïne, lidocaïne, ropivacaïne, tetracaïne
- Anticholinergics (weefselonderdruk): atropine, glycopyrrolate
- Anders: suggamadex, dexmedetomidine
3. Verwoorden wat het verschil is tussen een larynxmasker en een tube
Larynxmasker: Wordt gebruikt als alternatief voor een endotracheale tube om de luchtwegen van een patiënt onder
algehele anesthesie of bewusteloosheid open te houden. Het is een buis met cuff die in de farynx wordt
ingebracht
- Eenvoudiger in te brengen
- Minder bijwerkingen (geen keelpijn, hoesten, heesheid)
- Sluit de trachea niet volledig af aspiratie blijft mogelijk
Tube: De tube wordt geplaatst in de trachea om de luchtweg te zekeren en te zorgen dat zuurstof de
longen kan bereiken. De tube wordt op zijn plek gezet door het opblazen van de cuff, een ballon aan
eind van de tube die de trachea afsluit waardoor respiratie kan worden voorkomen
4. Beschrijven hoe een patiënt onder algehele anesthesie wordt bewaakt
- ECG - EEG (hersenen) - SO2 - Diurese
- CO2 - Bloedverlies - NIBP (BP) - Temperatuur
- IBP (a. radialis) - CVD (druk venen) - C.O. (Cardiac Output / HMV)
Anesthesie is een beheersbare en omkeerbare methode om het zenuwstelsel geheel of gedeeltelijk te
onderdrukken, waardoor al dan niet:
- Bewusteloosheid
- Pijnloosheid
- Spierverslapping
Optreden en de patiënt beschermen tegen mogelijke schadelijke gevolgen van het therapeutische of
diagnostische medisch handelen
Vakgebieden:
- Operatieve ingrepen - Reanimatie (ALS) - Trauma team
- Pijnbestrijding - Traumatologie (ATLS) - Intensive Care
POS:
- Doel:
o Gesprek met de patiënt
o Evaluatie met de patiënt
o Overeenkomst met de patiënt (inform consent)
- Onderdelen:
o Anamnese
Leeftijd ▪ Ziekte / familie ▪ Allergieën
Psychische toestand ▪ Vitale functies ▪ Lab uitslag
Lengte / Gewicht / BMI ▪ Intoxicaties
Eerdere operaties / anesthesie ▪ Medicatie gebruik
o Lichamelijk onderzoek
Algemene indruk ▪ Hoofd/nek beweeglijkheid
Mondopening ▪ Gebit / over- onderbeet
Bloeddruk, event. ECG ▪ Saturatie
1
, o ASA-classificatie
Op basis van de anamnese en het lichamelijk onderzoek wordt de patiënt in een risicogroep
ingedeeld die het operatierisico aangeeft.
1. Gezonde patiënt
2. Lichte systematische afwijkingen zonder functiebeperking
3. Ernstige functiebeperkende systemische afwijkingen
4. Systematische afwijkingen die constant levensgevaar oplevert
5. Met of zonder OK waarschijnlijk binnen 24 uur dood
6. Hersendood, organen zijn ter donatie
E. Spoed
o Premedicatie
Angstverlagende middelen ▪ Slaapmiddelen
Maagzuurremmers ▪ Anti-emetica (tegen misselijkheid en braken)
o Mallempati-classificatie (bepaalt moeilijkheid van intubatie)
3 pijlers algehele anesthesie
- Hypnose
- Analgesie
- Musculaire relaxatie
Anesthesiediepte:
- Stadium 1
o Begint bij de inleiding van de anesthesie en
wordt gekenmerkt door bewustzijnsverlies.
Slaap met nog intacte pijnreacties.
Kleine pupillen
Divergente oogstand
Onregelmatige ademhaling
Geen reflexonderdrukking
- Stadium 2 - Excitatiefase
o Wordt snel gepasseerd en wordt gekenmerkt door onrust:
Wijde pupillen
Divergerende oogstand
Onregelmatige ademhaling / ademstilstand
o Cave: braken, hoesten, laryngospasme, hypertensie en tachycardie
- Stadium 3 - Chirurgisch stadium
o Er is voldoende anesthesiediepte, waardoor patiënt niet meer reageert op chirurgische prikkels
o Substadia in lichte, gemiddelde en diepe anesthesie
Pupillen steeds groter
Ademhaling regelmatig, steeds rustiger
Toename onderdrukking reflexen
- Stadium 4
o Wordt gekenmerkt door:
Volledige ademstilstand op basis van diafragmaparalyse
Alle reflexen verdwenen
Lijdt zonder adequate ondersteuning circulatie en ademhaling tot de dood
Pupillen geheel wijd
Algehele anesthesietechnieken
- Inhalatie anesthesie
o Soorten:
Lachgas ▪ Sevofluraan ▪ Desfluraan
o Werking:
Deprimeren zenuwweefsel (= dosisafhankelijke)
Beïnvloedende factoren:
Aanlevering anestheticum aan de longen
Opname via longen in het bloed
- Intraveneuze anesthesie
o TIVA (totaal IV anesthesie) ○ Balanced Anesthesia
- Hypnotica
o Soorten:
Propofol ▪ Benzodiazipinen ▪ Barbituraten
Ethomiodaat ▪ Ketamine
2