Uitnodiging tot onderhandeling, uitnodiging tot het doen van een aanbod
– Hofland-Hennis: Volgens de HR is een advertentie waarin een individueel bepaalde zaak (huis)
voor een bepaalde prijs te koop staat, slechts een uitnodiging tot onderhandeling oftewel een
uitnodiging tot het doen van een aanbod. Er zijn namelijk meerdere factoren belangrijk bij zo’n
grote koopovereenkomst als een huiskoop, niet alleen de prijs en eventuele verdere voorwaarden
van de koop, maar ook de persoon van de gegadigde. Onderhandelingen op dit gebied, kunnen erg
belangrijk zijn bij het overeenkomen van een koopovereenkomst.
Onderhandelingsfase
– Baris-Riezenkamp: partijen die in onderhandeling treden, komen tot elkaar te staan in een
bijzondere door de redelijkheid en billijkheid beheerste verhouding, deze verhouding brengt met
zich dat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de
wederpartij.
– VSH-Shell: onderhandelde partijen zijn vrij de onderhandelingen af te breken, tenzij dit o.g.v. het
gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van een overeenkomst of
i.v.m. andere omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar zou zijn.
– Plas-Valburg: de onderhandelingsfase wordt in drie fasen onderverdeeld:
1) Partijen zijn vrij om de onderhandelingen af te breken zonder dat zij over en weer gehouden
zijn tot het betalen van schadevergoeding.
2) Partijen mogen de onderhandelingen wel afbreken, maar zij dienen de door de wederpartij
gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk voor hun rekening te nemen (negatief contractsbelang).
3) De onderhandelingen zijn in een zodanig stadium gekomen dat het afbreken zelf van die
onderhandelingen als in strijd met de redelijkheid en billijkheid moet worden aangemerkt. Het
afbreken brengt mee de verplichting om zowel het negatief als het positief contractsbelang te
vergoeden.
De bron waaruit de verbintenis voortvloeit is de redelijkheid en billijkheid, maar ook
ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad kunnen in aanmerking komen.
– CBB/JPO Projecten: onvoorziene veranderingen van de omstandigheden kunnen tijdens de
onderhandelingen meebrengen dat het afbreken van de onderhandelingen niet onaanvaardbaar is.
Volmacht
- Kribbebijter-arrest: het antwoord op de vraag wie als contractspartij moet worden beschouwd
(principaal/tussenpersoon?) hangt af van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over
en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden, art. 3:33 en
35 BW. Het antwoord op die vraag is feitelijk van aard. Indien de tussenpersoon niet uitdrukkelijk
op naam van de opdrachtgever heeft gehandeld, maar wel vast staat dat de wederpartij weet dat de
tussenpersoon in opdracht en ten behoeve van de principaal handelde, is dat onvoldoende om te
stellen dat de principaal partij is bij de overeenkomst. Indien de tussenpersoon het beroep van
commissionair uitoefent en de wederpartij dit weet, dient de tussenpersoon als partij bij de
overeenkomst te worden beschouwd, omdat een commissionair in de regel op eigen naam handelt,
art. 7:419 BW.
NB: iemand die in eigen naam maar t.b.v. een principaal een overeenkomst sluit (middellijke
vertegenwoordiging), kan i.b. ook in eigen naam t.b.v. die principaal de uit de overeenkomst
voortvloeiende rechten geldend maken, bv. bij schadevergoeding wegens wanprestatie. Het maakt
daarbij geen verschil of de tussenpersoon de schade in eigen vermogen lijdt, dan wel de vordering
uitsluitend instelt t.b.v. de principaal, zie art. 7:420 BW.
- Het feit dat een verkoper een makelaar in de arm heeft genomen, geeft geen aanleiding tot de
veronderstelling dat deze makelaar bevoegd is tot het sluiten van een koopovereenkomst
aangaande een onroerende zaak. De overeenkomst tussen de verkoper en makelaar is een
bemiddelingsovereenkomst, art. 7:425 BW, waaraan de makelaar geen volmacht kan ontlenen om
namens zijn opdrachtgever rechtshandelingen te verrichten. Aan het enkele bestaan van een
bemiddelingsovereenkomst kan een derde geen vertrouwensbescherming ontlenen voor het
aanwezig zijn van een volmacht aan de makelaar.
- ING-Bera Holding: art. 3:61, lid 2 BW: voor toerekening van de schijn van volmachtverlening aan
de vertegenwoordigde kan ook plaat zijn indien de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd
, op volmachtverlening o.g.v. feiten en omstandigheden die voor risico van de pseudo
vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van
vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
Strijd met goede zeden
- Esmilo/Mediq: de enkele omstandigheid dat een overeenkomst tot een door de wet verboden
prestatie verplicht, brengt niet mee dat zij een verboden strekking heeft en dus wegens strijd met
de goede zeden of openbare orde nietig is. bij de beoordeling van de vraag of een dergelijke
overenekomst in strijd is met de openbare orde dient de rechter in elk geval te betrekken 1) welke
belangen door de geschonden regel worden beschermd, 2) of door de inbreuk op de regel
fundamentele beginselen worden geschonden, 3) of partijen zich van de inbruek op de regel
bewust waren, en 4) of de regel in een sanctie voorziet, en daarvan in de motivering van zijn
oordeel rekenschap af te leggen.
Dwaling
– Kantharos van Stevensweert: op het moment dat de verkoper een speculatief object verkoopt,
geeft de verkoper naar in het verkeer gangbare opvattingen de mogelijkheid prijs dat hij er
(nogmaals) aan verdient, als het object naderhand een hogere waarde blijkt te hebben. Een
vergissing over de waarde van het object kan dus niet worden teruggedraaid.’
– Baris-Riezenkamp: de in het verkeer geldende opvattingen brengen mee dat geen sprake kan zijn
van vernietigbaarheid, indien de dwalende als gevolg van onvoldoende onderzoek de dwaling aan
zichzelf te wijten heeft (onderzoeksplicht)
– Van Geest-Nederlof: voornoemde onderzoeksplicht wordt begrensd door de gevallen van art.
6:228, lid 1, sub a en b (zwijgen/schenden mededelingsplicht). Ondeskundigheid van de koper
brengt niet per definitie een verscherpte onderzoeksplicht voor de koper met zich mee.
Deskundigheid van de verkoper brengt wel een verscherpte mededelingsplicht (eventueel zelfs
met een eigen onderzoeksplicht van de verkoper) met zich mee.
– Van Lanschot-Bink: ten opzichte van een niet-professionele wederpartij kan sprake zijn van een
bijzonder soort mededelingsplicht m.b.t. de risico’s die de potentiële dwaler (degene die
overweegt zich borg te stellen) loopt. De wederpartij van een particuliere borg kan zich enkel op
6:228, lid 2 BW beroepen indien hij de borg omtrent die risico’s heeft ingelicht.
Partiële nietigheid
- Maduro/Maduro: partijen hadden in een koopovereenkomst een beding opgenomen dat een deel
van de koopsom zwart zou worden betaald. Een dergelijk beding is nietig. Het verplicht partijen
tot een prestatie die bij de wet verboden is, art. 3:40 BW. Het hof oordeelde dat de gehele
koopovereenkomst nietig was. De HR casseerde en bepaalde dat onderzocht moet worden in
hoeverre de gestelde overeenkomst voor het overige in onverbrekelijk verband staat met het
nietige beding omtrent de zwarte betaling.
Algemene voorwaarden
- Van der Breggen-TNO: het verwijzen naar algemene voorwaarden in de factuur is i.b. te laat om
die voorwaarden tot onderdeel van de overeenkomst te maken. Echter, het herhaardelijk in
facturen verwijzen naar algemene voorwaarden kan echter wel een rol spelen indien in een eerder
contact tussen partijen over het bestaan van die voorwaarden is gesproken of in het verleden niet
tegen die voorwaarden is geprotesteerd.
- Heesakkers/Voets: rechter is gehouden ambtshalve na te gaan of een beding oneerlijk is, ook
indien hij daarbij buiten het door de grieven ontsloten gebied moet treden.
Uitleg overeenkomst
- Haviltex: bij de uitleg van de overeenkomst moet worden uitgegaan van de zin die partijen in de
gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en
op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede
van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van
zodanige partijen kan worden verwacht. Indien sprake is van een commerciële partij versus een