Toetsmatrijs BS11 & 12
BS 11
Toetsdoelen. Komt
De student kan: aan de
orde in
1. Kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het BS11,
Renine Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren. MB
RAAS = Renine Angiotensine Aldosteron Systeem
De bloeddrukregulatie wordt in belangrijke mate bepaald door het RAAS. Dit
reguleert de water- en zouthuishouding van het circulerend bloedvolume en is
ook van belang bij hartfalen.
1. Zorgt voor stabilisatie van de bloeddruk, bloedvolume en de elektrolyten-
balans
2. Zorgt voor de groei van de spiercellen in de wand van de bloedvaten van
de nieren en de hersenen en de wand van het hart.
Renine
Afgegeven door de nieren (juxtaglomerulaire complex)
Zet de plasmaproteïne angtiotensinogeen om in angiotensine I
Wanneer er minder renine wordt aangemaakt, zal de bloeddruk
dalen.
Angiotensine II
Krachtige vaatvernauwing capillair
netwerk. De bloeddruk in de
nierarteriën gaat omhoog.
Vernauwing efferente (afvoerende)
arteriolen in het nefron. Druk in de
glomeruli stijgt en de glomerulaire
filtratie snelheid (GFS) gaat omhoog.
In het CZS bevordert het de ADH
afgifte stimuleert reabsorptie
water en natriumionen en
dorstgevoel.
, Afgifte aldosteron en epinefrine door de bijnieren. De bloeddruk
en de reabsorptie van natriumionen gaat omhoog.
ADH vergroot de doorlaatbaarheid van de DTC en de verzamelbuis voor
water, waardoor de reabsorptie van water vanuit de voorurine wordt
gestimuleerd en versterkt het dorstgevoel.
Aldosteron
Afgifte door angiotensine II en stijging kaliumionen
Bevordert reabsorptie natriumionen en afgifte kaliumionen in de
distale tubuli. Dit doet het bloedvolume vergroten en de
bloeddruk stijgen.
ANP = Atriale natriuretische peptiden
Afgifte door hartspiercellen atria bij een hoge
bloeddruk/bloedvolume. Het zorgt voor een afname van de
natrium resorptie, verwijding van de glomerulaire capillairen
(toename GFS en waterverlies) en voor een remming van de
RAAS.
2. Kan uitleggen hoe de nieren inspelen op veranderingen in de concentraties vocht, BS11,
zuren of zouten in het menselijk lichaam, met als doel om de homeostase te MB
bewaken en kan uitleggen waaruit de urine is samengesteld.
Factoren homeostase van vloeistofvolumes, concentraties opgeloste deeltjes en
de pH
Vochtbalans
= hoeveelheid opgenomen water is gelijk aan hoeveelheid afgescheiden water
D.m.v. waterverplaatsing tussen ECF en ICF
Uitscheiding per dag = 2500 ml
Osmose
Hypertoon = concentratie ECF is hoger dan ICF water verplaatst zich
naar ECF
Hypotoon = concentratie ECF is lager dan ICF water verplaatst zich naar
ICF in de cellen
Isotoon = concentratie ECF en ICF is gelijk.
Mineralenbalans
Natriumbalans
Opname spijsverteringkanaal en excretie via onder andere de nieren
Aldosteron en atriale natriuretische peptiden
Natriumionen trekken water aan
Bloeddruk
Kaliumbalans
Opname spijsverteringskanaal en excretie via de nieren
, Aldosteron opname natrium en excretie kalium
Compensatie door de nieren
Proximale tubulus: reabsorptie ionen
Stijgende tak lis van Henle: actieve reabsorptie NaCl
Distale tubulus en verzamelbuis: uitwisseling natrium en kalium onder
invloed van aldosteron
Renale compensatie zuur-base evenwicht
Renale regulatie pH = balans in waterstofionen.
H+ kan met de urine worden uitgescheiden
H+, CO2 en HCO3- komen bij filtratie in de voorurine
Excretie H+ of reabsorptie van HCO3-
Samenstelling urine:
Ureum
Water
Anorganische zouten
Urolibine
Polyfyrine
3. Kan de gevolgen van fysiologische verouderingen voor het urinewegstelsel BS11,
uitleggen. MB
Afname van:
Functionele nefronen
Glomerulaire filtratiesnelheid. Waardoor er een verminderde renale
compensatie van de pH is.
Gevoeligheid voor aldosteron en ADH. Hierdoor is er een afname van
reabsorptie van water en natriumionen en een toename van
kaliumverlies.
Totale watergehalte.
Problemen met de blaasreflex:
Afname tonus van de kringspieren
Verlies van de regulatie van de urinelozing
Urineretentie bij de man
Verlies mineralengehalte door afname spier- en botmassa
, 4. Kan de definitie, risicofactoren, symptomen, onderzoeken en behandeling BS11,
uitleggen bij urineweginfecties, nierfalen, Cystitis, glomerulonefritis en MB
pyelonfritis, nierstenen, cystenieren en nierinsufficiëntie.
Urineweginfecties = uwi’s, het slijmvlies aan de binnenkant van de urinewegen
is ontstoken.
Oorzaak = bacteriën, virussen of andere ziekteverwekkers
Symptomen = vaak plassen, pijn bij plassen, afwijkende urine
Diagnose = urineonderzoek (ochtendurine), urine in lab kweken
Behandeling = lichte versie (gaat vanzelf weg), zware versie (antibiotica)
Urethritis= lage urineweginfectie, waarbij de urethra is ontstoken.
Oorzaak = bacteriën afkomstig van de huid of uit de dikke darm. Slechte
hygiëne, verminderde urinestroom bij katherisatie.
Risicofactoren = vrouwelijk geslacht (door kortere urethra), meerdere
seksuele partners, soa’s
Symptomen = afscheiding uit urethra, jeuk rond opening, branderig gevoel
bij plassen
Behandeling = antibiotica
Preventie = voldoende drinken, regelmatig plassen, mictie niet uitstellen.
Cystitis = blaasontsteking, lage urineweginfectie, waarbij de blaas is ontstoken.
Oorzaak = bacteriën afkomstig van de huid of uit de dikke darm. Slechte
hygiëne, verminderde urinestroom bij katherisatie.
Risicofactoren = vrouwelijk geslacht (door kortere urethra), meerdere
seksuele partners, soa’s
Symptomen = vaker plassen, aandrang, dysurie, hematurie, lichte koorts,
pijn laag in de rug
Behandeling = antibiotica
Preventie = voldoende drinken, regelmatig plassen, mictie niet uitstellen
Pyelonefritis = nierbekkenontsteking, hoge urineweginfectie, ontsteking van het
nierbekken en nierweefsel.
Oorzaak = door pyogene bacteriën, er ontstaan geïnfecteerde abcessen
die kunnen scheuren, waardoor pus in de urine komt.
Risicofactoren = vrouwelijk geslacht, nierstenen, een urinekatheter,
immuundeficiëntie.
Symptomen = pus in de urine, koude rillingen, hoge koorts, acute rugpijn
die uitstraalt naar de buik, dysurie, hematurie
Diagnose = anamnese, urineonderzoek (pus en bacteriën)
Behandeling = antibiotica
Preventie = adequate behandeling van lage uwi’s
Glomerulonefritis = ontsteking van de glomeruli
Oorzaak = auto-immuunziekte
Risicofactoren = diabetes, hypertensie, streptokokkeninfectie, virale
infecties, parasitaire infecties
Symptomen = afname urineproductie, proteïnurie, hematurie, hoge
bloeddruk, koorts, gebrek aan eetlust, algehele malaise, oedeem in
gezicht/enkels
Diagnose = anamnese, lichamelijk onderzoek, urineonderzoek
Behandeling = ontstekingsremmers, immunosuppressiva
Preventie = tijdig behandeling van streptokokkeninfectie
Nierinsufficiëntie = plotseling ontstane nierfunctiestoornis.
Oorzaak = shock (waarbij bloedtoevoer naar de nieren verstoord is),
tubulaire necrose (afsterven nierkanaaltjes), urinestase (stagnatie van de