Psychologische stromingen
Hoofdstuk 1: Verschillende visies op dezelfde problematiek
1.1 Verschillende visies
Verschillende therapieën en methodieken:
- Cliëntgerichte aanpak, gebaseerd op de humanistische psychologie
o Biedt empathie, exploratie van belevingswereld, onvoorwaardelijke
acceptatie, echt contact.
- Cognitieve gedragstherapie
o Helpt bij het aanpakken van negatieve denkschema’s en gedragspatronen en
het leren van nieuw gedrag.
- Psychodynamische therapie (gebaseerd op Freud)
o Onbewust of onhanteerbare gevoelens uit het verleden kunnen opsporen en
verwerken of hanteerbaar maken.
- Lichaamsgerichte therapie
- Oplossingsgerichte therapie
o Gaan uit van een positief en toekomstgericht perspectief.
Psychologische stromingen:
- Psychodynamisch
- Cognitief-gedragstherapeutisch
- Cliëntgerichte experiëntiële therapie
- Systeemtheoretisch
- Oplossingsgerichte benadering
Hebben elk hun eigen verzameling verklaringen en werkwijzen.
Methodieken: geven aan hoe je abstracte theorieën kunt toepassen in de praktijk van de
hulpverlening.
1.2 Verschillende visies gedemonstreerd
Hulpverlening vanuit een biopsychosociaal model
Hierbij kijkt men naar een probleem vanuit de interactie tussen biologische, psychische en
sociale aspecten.
1.5 Toenemende integratie en het belang van de ‘persoon’ van de therapeut
Eclectisch/integratief: gebruiken van methodes en inzichten uit verschillende
psychologische stromingen.
Componenten van het psychisch functioneren:
- Ontwikkelingscomponent
o Gaat in op de manier waarop iemand zich in de loop van zijn leven heeft
ontwikkeld.
- Neurobiologische component
o Verwijst naar onze genetische aanleg die zich in wisselwerking met de
omgeving ontvouwt.
, - Affectieve component
o Wordt gevormd door onze gevoelens en emoties en de manier waarop we
hiermee om hebben leren gaan.
- Cognitieve component
o Bestaat uit denkprocessen en alles wat daarmee samenhangt, zoals het
functioneren van ons geheugen, waarneming en aandacht.
- Gedragscomponent
o Heeft te maken met de manier waarop we ons gedragen en hoe we dat
geleerd hebben.
- Interpersoonlijke component
o Verwijst naar de manier waarop we omgaan met anderen, met relaties en
met scheidingen.
- Systeemcomponent
o Verwijst naar de sociale systemen waarin we leven of waarin we zijn
opgegroeid, zoals het gezin, de familie en het sociale netwerk.
Psychotherapieën verschillen in de manier waarop en mate waarin zij deze componenten in
de behandeling betrekken.
Positieve psychologie: heeft meer aandacht voor wat wél goed gaat en voor de
mogelijkheden die er zijn, dan voor de problemen waarmee iemand zich aanmeldt.
Sommige benaderingen lenen zich meer voor een integratieve benadering dan andere.
Systeemtherapie was altijd al overstijgend, zij bevatte altijd al elementen uit verschillende
stromingen, en ook de psycholoog Rogers vond dat men niet te strak aan eigen
referentiekaders moest vasthouden.
Vraaggerichte en herstel ondersteunende hulpverlening: hierbij staat niet het
standaardbehandelaanbod centraal, met de bijbehorende theorieën en richtlijnen, maar de
cliënt die zelf bepaalt wat hij bruikbaar vindt.
1.6 Moeten we kiezen voor een bepaalde benadering?
Een klein deel van de jeugdinterventies is bewezen effectief. De andere zijn goed theoretisch
onderbouwd, of bevallen goed in de praktijk, maar zijn nog onvoldoende onderzocht.
De ‘taart van Lambert’ (1992)
- 40%: veranderingen in factoren buiten therapie
- 30%: algemene therapiefactoren
- 15% placebo-effecten
- 15% specifieke technieken
De taart van Norcross (2004)
- 45% onverklaard
- 25% patiënt
- 10% therapeutische relatie
, - 8% behandelmethode
- 7% kenmerken van de psychotherapeut
- 5% interactie tussen therapiefactoren
Van der Stel: ‘Voor standaardoplossingen is geen ruimte meer.’
Hoofdstuk 3: Psychodynamische benaderingen
3.1 Inleiding
Psychodynamische benaderingen: de oudste psychotherapeutische benadering.
- Stammen af van de theorie van Sigmund Freud. (psychoanalyse)
- Freud concentreerde zich op het innerlijk van de patiënt.
- Ondersteunde patiënt om onbewuste zaken toe te laten in het bewuste.
Psychoanalytische therapie:
- Therapeut en patiënt tegenover elkaar zittend,
- Meer interactie tussen beiden.
Overeenkomsten verschillende vormen psychodynamische therapie:
- Gaan ervan uit dat patiënten vaak niet weten waarom ze iets doen.
- Dat onbewuste gevoelens en wensen een rol spelen.
- Dat ze moeilijke en angstwekkende gevoelens hebben weggestopt of dat ze er juist
door overspoeld worden.
Psychodynamische therapieën proberen onbewuste en moeilijk te hanteren wensen,
motieven, gevoelens en gedachten bewust e maken en proberen de patiënt te leren ze te
hanteren.
- Gaat ervan uit dat problemen vaak stammen uit de vroege kindertijd.
- Men hanteert een ontwikkelingspsychologisch perspectief: problemen worden
gezien als een stagnatie in de ontwikkeling.
Overdracht: het herhalen van vroegere gedragspatronen en problemen bij personen die
daar niets mee te maken hebben.
- Gevoelens, conflicten of juist ‘leegtes’ die stammen uit her verleden en die nu nog
actief zijn krijgen de ruimte.
- Is de bedoeling om ongezonde patronen te doorbreken.
- Gaat erom dat de patiënt leert beangstigende en onbekende gevoelens toe te laten,
te benoemen, te begrijpen en te hanteren.
- Affectregulering/mentaliseren.
- Patiënt krijgt tot op zeker hoogte vat op onbewuste, onbenoemde krachten en leer
zich enigszins te bevrijden uit de ban van het verleden.
- Psychodynamische therapie geeft je meer zich op je gevoelens, je leert er beter mee
omgaan en je leert het verschil tussen jezelf en de ander beter te zien en te hanteren.
, 3.2 De theorie van Freud
Sigmund Freud
- Behandelde patiënten met hysterie die lichamelijke uitvalverschijnselen hadden
vanwege psychische problemen.
- Freud toonde aan dat een psychiatrische stoornis met lichamelijke symptomen via
een psychologische methode behandeld kan worden.
- Was bezig om onbewuste zaken aan het licht te brengen en ze een plaats te geven.
Freuds theorie:
- Bewuste – voorbewuste – onderbewuste
- Verborgen, symbolische boodschappen
- Alles is belangrijk, niks gebeurt toevallig
- (Vroege) jeugdperiode is bepalend
Kenmerken therapie:
- Vrije associatie
- Duiden
- Langdurig karakter
- Afstand/neutrale houding (abstinentie)
- Doel: onbewuste bewust maken
Vier visies/modellen psychoanalyse:
- Het driftmodel:
o Legt het accent op verdrongen problemen uit de kindertijd die terug te
voeren zijn op seksuele en agressieve driften.
- Het objectrelatiemodel:
o Legt de nadruk op de eerste relaties in de vroege kindertijd en op de manier
waarop deze relaties een deel van onszelf zijn geworden.
- Het zelfpsychologisch model:
o Waarbij de aandacht niet zozeer uitgaat naar conflicten, maar naar tekorten.
- Het interactioneel model:
o Legt de nadruk niet meer op innerlijke conflicten, maar op problematische
conflicten tússen mensen.
Het driftmodel: ‘es’, ‘ego’ en ‘superego’
- Stelt dat de mens wordt voortgedreven door seksuele en agressieve driften.
- De driften zijn blinde, aangeboren, biologische krachten.
Es/id: de fundamentele driften van de mens. (ik wil)
- Zijn onbewust, eisen directe bevrediging.
Ego: de bewuste pogingen van een individu om de aangeboren driften die bevrediging
nastreven in evenwicht te brengen met de eisen die de samenleving stelt. (onze pogingen
om evenwicht te vinden)
- Leren dat we niet alles wat we willen, kunnen krijgen.
Superego: de geïnternaliseerde waarden en normen van de cultuur waarvan we deel
uitmaken. (eisen van de samenleving)