Urineweginfectie
Urineweginfecties zijn de meest voorkomende infecties bij de huisarts. De incidentie bedraagt hier bij vrouwen
ong. 70 en bij mannen 10 per 1000 patiënten per jaar. Je ziet het vooral bij vrouwen 15-24 of > 60 jaar.
Urineweginfectie is een bacterieurie met klinische verschijnselen. Een bacterieurie is aangetoond bij positieve
nitriettest, dipslide met > 10^4 kve/ml (kolonievormende eenheden/ml) of kweek met > 10^5 kve/ml. Een
ongecompliceerde urineweginfectie is een cystitis bij een gezonde, niet-zwangere, volwassen vrouw. Een
gecompliceerde urineweginfectie is een cystitis bij mannen, kinderen < 12 jaar, zwangere vrouwen, diabetici,
mensen met urologische afwijkingen, met een verminderde weerstand & bij pyelonefritis of prostatitis.
Oorzaak van een urineweginfectie zijn bacteriën. De meest voorkomende verwekker is E. Coli. Overige
verwekkers zijn: Proteus s. (bij steenlijden), Klebsiella s., Enterococcus s., Staphylococcus saprophyticus,
Pseudomodas en Chlamydia (bij seksueel actieve mensen in urethra).
Normaal is de urine in de blaas steriel en worden bacteriën weggevoerd. Als dit niet optijd/goed gebeurt,
hechten ze aan de opening van de plasbuis, waar ze opstijgen en vermenigvuldigen. Een infectie in de plasbuis
heet een urethritis. Als ze naar de blaas gaan, wordt het een blaasontsteking/cystitis. Als dit niet wordt
behandeld, kunnen ze de nieren infecteren en zorgen voor een nierbekontsteking/pyelonefritis.
Symptomen van een urineweginfectie zijn:
- Jeuk bij de geslachtsorganen - Vaak, kleine beetjes plassen (pollakisurie)
- Aandrang voelen, terwijl dat loos alarm is - Langzame en pijnlijke urinelozing/aandrang (strangurie)
- Branderig gevoel tijdens/na het plassen - Pijn of ongemak bij het plassen (dysurie)
- Stinkende of troebele urine - Bloed in de urine (macroscopische hematurie)
- Incontinentie bij ouderen - Onzindelijkheid bij kinderen
Risicofactoren van een urineweginfectie zijn:
- Vermakkelijking contaminatie van blaasurine = korte urethra, coïtus, partus en kolonisatie van vagina.
- Stagnatie van urine = urinereflux, hypoplastische/cyste nieren, verzakking, bedlegerigheid, zwangerschap,
prostaathypertrofie, blaas of nierstenen, katheter en andere functionele afwijkingen
- Minder weerstand tegen infecties = DM, zeep en behandeling met antibiotica, glucocorticoïden of cytostatica.
- Vrouwelijk geslacht = vrouwen hebben een hoger risico door kortere urinebuis (makkelijke toegang), minder
afstand tussen plasbuis en anus en er is meer risico bij seks, zwangerschap & menopauze (dunner slijmvlies). Bij
postmenopauzale vrouwen treedt er door oestrogeengebrek atrofie op van de buitenste laag van de urethra. Er
kan ook stagnatie plaatsvinden van urine doordat de urethra kronkelt bij bekkenbodemverzakking.
- Overige factoren = anticonceptie, virulentie van bacteriën en antibacteriële werking van prostaatvocht.
Preventie van een urineweginfectie kan door 1.5-2 liter te drinken per dag, regelmatig te plassen, de blaas leeg
te plassen, plassen na coïtus, van voor naar achter vegen, cranberry producten met proanthocyanidinen (geen
hechting en los weken van bacteriën) en condooms/pessaria met spermadodende glijmiddelen te gebruiken.
Diagnose stellen kan door urineonderzoek. Urineonderzoek kan achterwege blijven bij een sterk vermoeden op
een urineweginfectie bij gezonde, niet-zwangere vrouw, die eerder een geobjectiveerde urineweginfectie had
en de klachten duidelijk herkent.
Urineonderzoek doe je bij:
Bij gezonde, niet-zwangere vrouw (vanaf 12) met mictieklachten
zonder koorts en een sterk vermoeden op UWI kijk je eerst naar of
het al eerder is voorgekomen of niet. Zo ja, dan vragen naar
klachtherkenning. Zo nee, dan doe je een nitriettest. Als deze
positief is, is er sprake van cystitis, bij negatief doe je een dipslide
of sediment die cystitis wel of niet aan kan tonen. Als er geen sterk
vermoeden is, dan doe je nitriettest en bij negatief, doe je dan een
leuko + erytest.
, Bij vrouwen vanaf 12 jaar met mictieklachten en koorts of bij risicogroepen, doe je
eerst een nitriettest. Als deze positief is heb je een UWI aangetoond. Bij negatief doe
je een dipslide of sediment. Als deze positief is, dan heb je een UWI en zo niet, dan heb
je geen UWI.
Bij kinderen tussen 3 maanden en 12 jaar
met vermoeden op UWI (ziekzijn,
buikpijn, koorts en mictieklachten) doe je
nitriet en leukotest. Bij negatief kan je nog een kweek doen, maar
is het vaak geen UWI. Als ze positief zijn kan je een kweek doen en
als deze positief is, heb je UWI aangetoond.
Je kan het testen door middel van urinestick, dipslide, urinesediment en kweek.
Urinestick onderzoek bestaat uit een test naar nitriet, leukocyten en erytrocyten.
- Nitriettest = gram negatieve bacteriën zetten nitraat om in nitriet, dus bij positief is er een bacterie aanwezig.
- Leukocyten & erytrocyten test = hoe sterker de verkleuring, hoe meer leukocyten en erytrocyten en dus hoe
hoger het getal. Bij >2+ zijn ze verhoogd aanwezig, bij 1+ kan het ook vervuiling zijn.
De dipslide moet minstens 18 uur in een broedstoof van 38 oC of 24 uur bij 20oC worden bewaard, voordat hij
wordt afgelezen. Het aantal kve/ml urine wordt geschat door het beeld dat ontstaan is, te vergelijken met een
standaardafbeelding. De groene kant van de dipslide (CLED) is de kant waarop de kolonies worden geteld. Op
de rode kant (MacConkey) groeien alleen gramnegatieve micro-organismen. Je doet dit bij een negatieve
nitriettest bij personen uit risicogroep in combinatie met mictieklachten, vrouwen met sterk vermoeden op
UWI, als UWI op basis van anamnese waarschijnlijk is en bij positieve leuko’s/ery’s.
Urinesediment wordt microscopisch beoordeeld op de aanwezigheid van bacteriën. Je centrifugeert het en
maakt een uitstrijkje op glas en dat kijk je op de microscoop naar leuko’s en ery’s.
Opsturen naar een laboratorium van de dipslide voor kweek en resistentiebepaling doe je bij tekenen van
weefselinvasie, risicopatiënten, kinderen < 12 jaar, na falen van 2 blind ingezette behandelingen en bij een
urineweginfectie bij patiënten die antibiotische profylaxe gebruiken.
De urine mag niet met urethra-inhoud, fluor vaginalis of smegma verontreinigd zijn. Je moet de uitwendige
genitalia wassen en gebruik maken van ochtend en middenstroomurine. Om vermenigvuldiging van bacteriën
vóór het onderzoek te voorkomen, moet de urine worden bewaard bij 4°C. Als dit niet mogelijk is, moet het
worden geplaatst in een koelkast van maximaal 10 oC, waarin deze maximaal 24 uur bewaard wordt. Bij
kamertemperatuur is het alleen betrouwbaar als de urine binnen 2 uur na lozing wordt onderzocht. Bij niet-
zindelijke kinderen maak je gebruik van een clean catch. Je geeft het kind veel drinken en binnen 20-30
minuten gaat het plassen. Laat het kind met ontbloot (schoon) genitaal liggen/lopen en vang urine op met een
schone container. Lukt dit niet, plak een plaszak op en controleer elke 10 minuten of er urineproductie is en
laat hem maximaal 1 uur zitten. Indien dit niet lukt, is katheterisatie geïndiceerd.
Behandeling kan vaak gewoon door veel drinken om de urinewegen schoon te spoelen. Als er na 3 weken geen
genezing is, kan je een antibioticumkuur of een uitgesteld recept krijgen. Als het vaker voorkomt, dan kan je 6
maanden, dagelijks antibiotica nemen. Bij antibiotica zullen de klachten na enkele dagen verdwijnen.
Gezonde, niet-zwangere vrouwen = afwachtend beleid en ‘uitgesteld antibioticumrecept’ (nitrofurantoïne).
Bij recidiverende cystitis = zelfbehandeling (nitrofurantoïne of 1 keer fosfomycine) als je de klachten herkent, of
een profylaxe bij 3 of meer UWI binnen 1 jaar. Dit kan door cranberrytabletten, antibioticaprofylaxe, post-
coïtumprofylaxe (2 uur na coïtus) of bij postmenopauzale vrouwen via vaginaal estriol ovules/crème.
Patiënten in risicogroepen = altijd antibioticum (nitrofurantoïne/ciprofloxacine).
Urineweginfectie met teken van weefselinvasie = ciprofloxacine of amoxicilline/clavulaanzuur.
Bij gezonde, volwassen vrouwen en bij kinderen is de behandelduur vaak 5 dagen. Bij mannen is het vaak 14
dagen, door geringe bereikbaarheid. Bij zwangeren, bij weefselinvasie en overige risicogroepen is het 7 dagen.