Embryologie
2 weken na de bevruchting vindt de innesteling plaats en vormt de kiemschijf. Deze bestaat uit ectoderm,
mesoderm en endoderm. Boven de kiemschijf bevindt zich de amnionholte, waar het embryo in komt te
liggen. Onder de kiemschijf zit de dooierzak, waarmee het embryo vast zal te komen zitten aan de
amnionholte. Vanaf nu wordt er ook HCG geproduceerd en kan je dus een zwangerschapstest laten doen.
Dit komt omdat een deel van het HCG de moeder via de urine verlaat, wat je aantoont op de strip.
Na ongeveer 4 weken ontstaan de 3 lagen in de kiemschijf en dan vormen ze een buis door groei van de
buitenste lagen. Het ectoderm vormt de epidermis en het CZS. Het endoderm vormt het spijsverteringskanaal,
longen en sinus urogenitalis/blaas. Het mesoderm vormt alles hiertussen.
Het mesoderm bestaat uit 3 lagen:
- paraxiaal mesoderm/somieten = botten, spieren, hart, bloedvaten en dermis
- zijplaat mesoderm = bekleding van borst/buikholte
- intermediair mesoderm = urogenitaalstelsel (nieren/gonaden)
Het urogenitaalstelsel ontstaat dus uit intermediair mesoderm/niersegment. Er ontstaat eerst een
lange rij van epitheliale knopen, genaamd de nefronen. De pronephros ontwikkelt zich in week 4 en
zorgt voor het ontstaan van de mesonephros, die van week 6-10 de primitieve urine produceert en de
metanephros, waaruit de uiteindelijke nieren ontwikkelen. De metanephros bestaat uit het
excreterende deel en het verzamelende & afvoerende deel (uit ureterknop).
Tot 6 weken heeft het embryo een cloaca, ofwel een uitgang voor spijsvertering en urinewegen. Hierop sluiten
de d. mesonephricus en d. metanephricus/ureter zich aan. Hij splitst na week 7 op in een sinus urogenitalis en
anus. Om de sinus urogenitalis zit de tuberculum genitale, urogenitale plooi en labioscrotale zwelling.
Het genitaalstelsel komt van de mesonephros, die bestaat uit een excreterend en afvoerend deel. Voor het
voortplantingsstelsel heb je oerkiemcellen nodig. Deze zitten in eerste instantie in de dooierzak,
maar daarna gaan ze in de mesonephros liggen.
De structuren die nu zijn ontstaan zijn:
- d. paramesonephricus/Muller
- d. mesonephricus/Wolff
- sinus urogenitalis
Of je een man of vrouw wordt, hangt af van chromosomen. Het Y-
chromosoom, zorgt voor productie van SRY en TDF (testis determining
factor). Door deze aanwezigheid, ontstaat de testis met Sertolli en Leydig
cellen. De Sertolli cellen produceren AMH, die zorgt dat de buizen van Müller
in regressie gaan. Leydig cellen zorgen voor de productie van testosteron. Dit
zorgt dat de buizen van Wolff uitgroeien tot epididymis, vas deferens en
glandula seminalis. Testosteron wordt door 5a-reductase omgezet in DHT,
die zorgt dat de sinus urogenitalis uitgroeit tot scrotum, penis en prostaat.
Bij een vrouw is dit anders. Het X-chromosoom maakt geen SRY en TDF,
waardoor ovaria ontstaan. Doordat er geen Leydig en Sertolli cellen zijn, is er
geen AMH en geen testosteron. De buizen van Müller groeien hierdoor uit
tot uterus, tubae en 2/3e vagina. De buizen van Wolff gaan bij vrouwen in
regressie. Doordat er geen testosteron is, is er geen DHT-vorming, wat zorgt
dat de sinus urogenitalis uitgroeit tot labia, clitoris en 1/3 e vagina.
DSD/dosorders of seks differentiation = discongruentie tussen genotype, gonade en fenotype.
- testis + vrouwelijke buitenkant = 46, XY met weinig mannelijk hormoon
- ovaria + mannelijke buitenkant = 46, XX met veel mannelijk hormoon (adrenogenitaal syndroom)
Reproductief systeem
Het reproductief systeem bestaat uit inwendige en uitwendige genitalia. Bij de vrouw zijn dit:
, - Inwendig:
x Uterus/baarmoeder = peervormige gespierde massa, die de verbinding is tussen tuba en cervix.
x Cervix/baarmoederhals = verbindt uterus met de vagina.
x Tuba/eileiders = vervoer van spermacellen en eicellen van baarmoeder naar ovaria en andersom.
x Ovarium/eierstokken = productie en opslag van eicellen en hormonen.
x Vagina = buis van 10 centimeter van uterus naar buiten, vernauwd door het maagdenvlies.
- Uitwendig:
x Labia majora = behaarde buitenste schaamlippen, aan begin van de venusheuvel.
x Labia minora = vochtige binnenste schaamlippen, om de vaginale opening heen.
x Clitoris = gevoelig kwabje tussen schaamlippen, de glans ervan is zichtbaar.
x Voorhof/vestibulum = tussen binnenste schaamlippen, met opening ureter en vagina.
Ovarium/eierstok = vrouwelijke, amandelvormige (4x2) gonade. Ze liggen in het kleine bekken ter hoogte van
het SI-gewricht, bij de splitsing van de a. iliaca communis en ureter, dorsaal van de tuba uterina en om de
uterus. Hij is met l. latum aan de uterus verbonden door mesovarium (peritoneaal dubbelblad). Hij volgt de
baarmoeder en heeft dus geen vaste positie. De onderpool wordt door het l. ovarri proprium verbonden met
de bovenkant van de uterus. In het l. latum zit ook het l. teres uteri, dat van uterus naar labia majora loopt.
Hij wordt van bloed voorzien door de a. ovarica en a. uterina (uit a. iliaca interna). De a. ovarica ontspringt uit
de aorta en bereikt het ovarium via het l. suspensorium/infundibulopelvicum. De takken anastomoseren met
takken van de a. uterina. Het veneuze bloed bereikt via de plexus pampiniformis de v. ovarica. Deze mondt uit
in de v. renalis links en rechts op L2 niveau van de vena cava inferior.
Hij wordt geïnnerveerd door de plexus aorticus, die het ovarium bereikt via de a. ovarica
1 uterus, 2+3 tubae, 4 infundibulum, 5 l. latum, 6 ovarium, 7 l. ovarii proprium, 8 l.
suspensorium/l. infundibulopelvicum, 9 l. teres uteri, 10 plica rectouterina.
1 a. iliaca communis, 2 a. iliaca interna, 3 a. uterina, 4 a. iliaca externa, 5 a. ovarica,
6 v. iliaca communis, 7 v. iliaca interna, 8 v. iliaca externa, 9 v. ovarica, 10 ureter, 11 tuba uterina, 12
ovarium, 13 corpus uteri, 14 l. sacrouterinum/l. infundibulopelvicum, 15 ligamentum teres uteri.
Tuba/eileiders = buis die ovarium verbindt met de uterus. Hij bestaat uit 3 delen:
- Infundibulum = deel met fimbriae voor opvangen eicel en transport naar ampulla
- Ampulla = grootste deel, waar bevruchting plaatsvindt en de zygoot tot morula ontwikkelt.
- Isthmus = nauwste deel van de tuba, die eindigt in de uterus.
De wand bestaat uit serosa, glad spierweefsel en slijmvlies met trilharen. De trilharen (transport) en spierlaag
(peristaltiek) spelen een rol bij transport van de bevruchte eicel naar de uterus. Door het slijmvlies wordt een
omgeving gecreëerd waarin de delen uren tot dagen kunnen overleven. Het transport gaat traag, om te
voorkomen dat het te vroeg in het cavum komt, waardoor de innesteling kan mislukken.
Hij wordt van bloed voorzien door de a. ovarica (lateraal deel) en a. uterina (mediaal deel)
Extra uteriene graviditeit/buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG) houdt in dat de innesteling in de tuba
plaatsvindt, in plaats van in de baarmoeder. De tuba kan dit niet aan, waardoor hij gaat scheuren en een
bloeding veroorzaakt. Dit kan zorgen voor shock en de vrucht kan in de buikholte gaan ontwikkelen.