Literatuur week 7—handboek jeugdhulp verlening
Hoofdstuk 3 3.1 t/m 3.7: kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking
Hoofdstuk 7: 7.1 t/m 7.5.1.4 en 7.6 t/m 7.6.1: kinderen en jongeren met een fysieke beperking
Hoofdstuk 3
Bijna niet mogelijk over 1 groep te spreken omdat er sprake is van grote heterogeniteit in het gedrag
en de mogelijkheden van deze kinderen.
Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) is al lang toonaangevend in het
definiëren van een verstandelijke beperking .
- Eerste handboek over verstandelijke beperkingen 1921
- 11e editie 2010.
Definitie : een verstandelijke beperking wordt gekenmerkt door significante beperkingen
zowel in het intellectuele functioneren als in het adaptief gedrag zoals dat tot uitdrukking
komt in conceptuele , sociale en praktische adaptieve vaardigheden. Deze beperkingen
ontstaan voor de leeftijd van 18 jaar.
DSM-5 (2013)
Definitie : een verstandelijke beperking is een stoornis die ontstaat tijdens de
ontwikkelingsperiode en die zowel beperkingen in het intellectuele functioneren omvat als
beperkingen in het adaptieve functioneren op conceptueel, sociaal en praktisch vlak.
In deze definities kunnen 3 kernelementen onderscheiden worden:
1. Significante beperkingen in het intellectueel functioneren
- Intelligentie definitie = de globale capaciteit van een individu om doelgericht te handelen ,
rationeel te denken en op een effectieve wijze om te gaan met zijn omgeving.
- Verwijst naar hogere orde cognitieve vaardigheden zoals ; redeneren, problemen oplossen,
abstract denken, complexe ideeën begrijpen, leren op basis van instructie en ervaring en
praktisch inzicht.
- Catell-Horn-Caroll-model: hiërarchisch model waarbij de algemene intelligentie uitgesplitst
wordt in 9 brede cognitieve domeinen: vloeiende intelligentie, gekristalliseerde intelligentie,
visuele infoverwerking, auditieve verwerking, verwerkingssnelheid, reactiesnelheid,
kortetermijngeheugen, langetermijngeheugen en kwantitatieve component. Vervolgens in
specifieke cognitieve vaardigheden.
2. Significante beperkingen in de adaptieve vaardigheden
- Adaptief gedrag verwijst naar: de effectiviteit en de mate waarin iemand beantwoordt aan de
eisen van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid, die verwacht
worden opeen bepaalde leeftijd in een bepaalde cultuur.
- Het is een verzamelbegrip voor 3 groepen van vaardigheden die een persoon nodig heeft om
in het daily life te kunnen functioneren en om zich aan te kunnen passen aan veranderende
omstandigheden:
Conceptuele vaardigheden , zoals taal, lezen en schrijven, begrip van geld, tijd en getallen.
Sociale vaardigheden, zoals interpersoonlijke vaardigheden, sociale verantwoordelijkheid,
zelfwaardering, zich houden aan regels, sociaal probleemoplossend gedrag
Praktische vaardigheden , zoals activiteiten van het daily life (persoonlijke zorg), vaardigheden
m.b.t. het huishouden en werk, veiligheid, gezondheidszorg, mobiliteit.
3. Beide bovenstaande moeten duidelijk worden in de ontwikkelingsperiode
- Vaak geboorte tot 18 jaar.
, Kernelementen verwijzen naar het functioneren van een persoon. Dit vindt altijd plaats in interactie
met de omgeving.
Het functioneren is positief te beïnvloeden door aangepaste ondersteuning vanuit de omgeving.
In een sociaal-ecologische visie op handicap verschuift de nadruk dan ook van een stoornis of
een beperking in het functioneren naar een ondersteuningsbehoefte om activiteiten te
kunnen uitvoeren en te kunnen participeren aan de samenleving
In ICF-kader en VN-verdrag staat deze visie centraal
ICF-kader beschrijft het menselijk functioneren en de problemen daarbij vanuit 3 perspectieven:
- De mens als organisme, met eventuele stoornissen en afwijkingen in anatomische
eigenschappen of lichaamsfuncties (bv auditieve systeem, hersenstructuur)
- Het menselijk handelen, met eventuele beperkingen in het uitvoeren van activiteiten (bv
communicatie, mobiliteit)
- De deelname aan de samenleving, met eventuele problemen in de participatie aan diverse
contexten (bv onderwijs, arbeid)
Mogelijkheden en de beperkingen die een persoon met verstandelijke beperking ervaart wordt niet
alleen door de stoornis of beperking beïnvloed , ook door persoonlijke en omgevingsfactoren.
Context waarin een individu leeft heeft een grote invloed op persoonlijk functioneren.
- Bijv ouders die geen alternatieve communicatiemethoden aanbieden na hersenbeschadiging
wat heeft geleid tot beperking in communicatie
Ook de VN-conventie heeft een sociaalecologische visie.
- Een handicap wordt niet langer beschouwd als een kenmerk van het individu. Nu als een
afstemmingsprobleem tussen de persoon met functionele beperkingen en mogelijkheden
enerzijds, en de samenleving anderzijds.
- Een handicap betekent dan dat mensen belemmeringen ondervinden om op een
gelijkwaardige manier als anderen te participeren in de samenleving.
- Het verdrag steunt op een aantal uitgangspunten :
o Mensen met een beperking moeten zelf invulling kunnen geven aan hun leven, aansluitend
bij hun persoonlijke keuzes, wensen en doelen
o Ze moeten een eigen levenstraject kunnen uitstippelen en een kwaliteitsvol leven kunnen
leiden
o Ze moeten volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving, in voor hen betekenisvolle
activiteiten en relaties.
o De mentaliteit, de attitudes van medeburgers en de maatschappelijke structuren moeten
zodanig worden aangepast dat iedereen erbij kan horen en niemand drempels ondervindt
om op een gelijkwaardige wijze te participeren in de samenleving.(kan door toegankelijkheid
redelijke aanpassingen, technologische hulpmiddelen.)
Prevalentie
- Gebruikte IQ-grens en het al dan niet in rekening brengen van tekorten in adaptief
functioneren beïnvloeden de resultaten.
- Ongeveer 1%-3%
Bij ernstige en diep verstandelijke beperking spelen vooral biologische factoren een rol, bij een licht
en matig verstandelijke beperking zijn naast de biologische ook de omgevingsfactoren van belang.
Biologische factoren voor geboorte