Samenvatting de huid anatomie
Opbouw
- Epidermis = opperhuid
o Plaveiscellen
o Kiemlaag
o Verhoornd (keratine)
o Tussencelstof; vettig, bevat antilichamen
- Dermis = lederhuid
o Veel cellen, weinig collagene tussencelstof
o Bloedvaten, zenuwen, talg en zweet klieren
- Hypodermis = onderhuid = subcutis
o Relatief minder cellen, mn elastische vezels tussencelstof
o Vetcellen (reserve energie, isolatie, stootkussen)
- Nagels
o Uitstulping van opperhuid, vorming van harde keratine
- Zoolkussentjes
o Extra bescherming, hoornlaag zeer dik, veel onderhuids vetweefsel
o Vrij zacht keratine, meer pigment
- Neusspiegel (planum nasale)
o Dikke hoornlaag, veel pigment
o Goed doorbloed, veel pijnzenuwen (gevoelig)
o Vingerafdruk van de hond en kat
- Klieren
o Zweet, talg, staart, anaal, circumanaalklieren
o Melkklieren
Tepel heeft meerdere openingen, afgesloten door kringspieren
2 rijen melkklieren (4-5 links en rechts)
Zwelling bij; loops, dracht, schijndracht, tumor, progestagenen
Melk; onder invloed van hormonen, prolactine (melkproductie)
- Haren
o Instulping van kiemlaag, haarwortel in haarzakje
o Functie: bescherming, isolatie of tast
Functies
- Vorm van het lichaam
- Afscheiding ten opzicht van buitenwereld
- Bescherming
- Handhaving temperatuur
- Zintuigen (druk, pijn, temperatuur)
- Opslag reserves (vet)
- Aanmaak voedingsstoffen (vit D)
, Celleer
Organisme: aantal organen met een gezamenlijke functie
Orgaan: onderdeel van lichaam met bepaalde functie
Weefsel: aantal cellen met dezelfde functie
Cel: kleinste levende eenheid die onafhankelijk kan bestaan, omgeven door celmembraam, in staat
tot specialisatie
Tussencelstof: geeft steun dmv voeding ; uitwisseling van voeding en afvalstoffen
De cel
- Cytoplasma: eiwithoudende vloeistof, buitenste deel van celmembraam
o Bevat alle geladen deeltjes: Na+, K+, Ca+, Cl-
- Variatie in grootte
- Celmembraam: 2 laagjes fosfolipiden en cholesterol met daartussen eiwitmoleculen
- Actief transport: grote moleculen door celmembraam dat gaat via eiwitten, kost energie
- Functie: in leven blijven, opname voedingsstoffen, communicatie, aanmaak stoffen,
vermenigvuldigen
Celmembraam
- 3 functie’s:
- Begrenzing
- opname / afgifte van stoffen
o Diffusie: uitwisseling van water, 02 en CO2
o Osmose: concentratie water aanpassen; alleen water kan erdoorheen
Hypotone: water erin
Hypertone: water eruit
Semi-permeabel: halfdoorlatend: kleine deeltjes (water) wel, grote deeltjes
niet
- Communicatie
o Door direct contact eiwitten op celmembraam
o Door chemische signaalstoffen; bijv; neurotransmitter korte afstand en hormonen op
lange afstand
o Kleine stoffen via transporteiwit, grote stoffen worden waargenomen door
celreceptoren, specifiek voor die signaalstof: vormverandering receptoreiwit leidt tot
cascade aan eiwitveranderingen in de cel en versterking van het signaal
o 1 signaal kan meerdere acties doen
Remming cascade
- Zwakke binding: signaalstof aan receptor laat weer los
- Afbraak signaalstof
- Automatische deactivatie
- Afbraak: cascade eiwitten door eiwitten in cytoplasma