Samenvatting reader economie 2
Hoofdstuk 1: het model van Abell
Er kan een afbakening gemaakt worden van het werkterrein van een bedrijf d.m.v. 3 assen:
Afnemers: voor welke doelgroepen vervullen wij de behoefte
Behoeften: welke behoefte hebben de afnemers (markt) die we kunnen vervullen
Technologieën: hoe gaan we de behoeftes van de afnemers (markt) vervullen
Het model wordt namelijk toegepast om het werkgebied van een onderneming in kaart te
brengen en te analyseren.
VB: behoeften is dorstlessen voor iedereen die frisdrank koopt. Dit kan gedaan worden door
elke fles frisdrank koolzuur aan toe te voegen waardoor het een meer dorstlessend gevoel
geeft.
Als de behoeften van verschillende afnemers zijn bekend en ook de technologieën waarmee
ze de behoeften gaan vervullen breng je deze aan op de assen. Daarop krijg je een kubus. Dit
zijn alle afnemers/behoeften/technologieën waar het bedrijf al aan voldoen. Al het andere
buiten de kubus zijn kansen voor het bedrijf om te groeien of uit te breiden.
,Hoofdstuk 2: het 5 krachten model van porter
= om de competitiviteit van een industrie te bepalen. Hoe competitiever een industrie is hoe
minder aantrekkelijk hij is. Het model kan als onderdeel van de marktanalyse gebruikt
worden door bedrijven die zich in een nieuwe markt willen vestigen of naar de huidige
positie in de markt willen bekijken. Het model bestaat uit 5 onderdelen:
Substituten: door vervangende producten of services of complementaire
(aanvullende) goederen kan de vraag naar een product veranderen.
Leveranciers: veel keuze aan leveranciers betekend dat je als bedrijf goedkoper zal
kunnen inkopen maar er zijn ook industrieën waar de leverancier heel veel macht
heeft omdat de leverancier schaars goed verkoopt. Hij kan dan veel macht
uitoefenen op de prijs omdat jij afhankelijk ben van hem.
Afnemers: heb je een grote afnemersgroep of juist beperkt. VB: de autobranche zijn
er maar aantal producenten van auto’s. Ook komt er niet elke dag iemand zomaar
een auto kopen. Deze branche is echt afhankelijk van de afnemers.
Nieuwe concurrenten: hoe toegankelijk is de markt. Kan iedereen daar snel op
komen met een nieuw bedrijf en vormen zei gelijk een bedreiging voor jouw bedrijf?
Huidige concurrenten: het is belangrijk om naar de concurrenten te blijven kijken die
al op de markt actief zijn.
Dan is er nog een 6 e macht namelijk de macht van de overheid, consumenten en
belangenverenigingen. De overheid kan natuurlijk veel invloed uitoefenen op een industrie
d.m.v. wet en regelgeving, subsidies of overheidssteun.
De consument heeft heel veel macht want zei beslissen of ze het product of dienst wel of
niet kopen.
Als een industrie een slechte reputatie heeft, en je zou daar als bedrijf in willen stappen, kan
een belangenvereniging hun macht kunnen uitoefenen en ervoor zorgen dat een succesvolle
start kan mislukken.
Hoofstuk 3: Bedrijfstakken
Ondernemingen die tot eenzelfde bedrijfstak behoren, hebben dezelfde soort producten en
hebben dezelfde productieprocessen. Een individuele onderneming kan tot verschillende
bedrijfstakken behoren VB: Unilever.
Markt = vragers en aanbieders die met elkaar communiceren over hoeveelheden, de
kwaliteit, de leveringsvoorwaarden, en de prijs van een bepaald product. De belangrijkste
functie van de markt is de prijsvorming. Het is een belangrijk signaalfunctie voor vraag en
aanbod. Consumenten vergelijken prijzen zodat zei optimaal kunnen inkopen. Ondernemers
kunnen aan de hand van marktprijzen bepalen welke producten zij zullen maken. Bij het
bepalen van de markt lopen we tegen 2 problemen op:
Geografische begrenzing van de markt: deze kan je opsplitsen in:
Wereldmarkt: waarop prijzen tot stand komen die voor alle vragers en
aanbieders gelden over de gehele wereld. VB: koffie, graan, metalen.
Lokale markt: kunnen heel klein zijn. Zei concurreren alleen op een plaatselijke
markt omdat zij afhankelijk zijn van afnemers die naar hen toekomen.
Nationale markten: markten die zich beperken tot een bepaalde groep landen.
VB: ziektekostenverzekeraars.
, Relevantie markt: is het deel van de markt dat zij bedienen. VB: sla in Nederland
en Europa.
Definitie van een product: theoretisch bestaat een markt uit product(variant) en die
dezelfde behoeften kunnen bevredigen. Het belangrijkste verschil hiertussen is
homogene producten (hetzelfde in de ogen van de consument) en heterogene
producten (verschillen in de ogen van de consument).
Bedrijfstak = ondernemingen die dezelfde soort producten maken met behulp van dezelfde
soort productieprocessen. Het gevolg hiervan is dat de bedrijven die tot een bedrijfstak
behoren met elkaar concurreren om te kunnen voorzien in dezelfde behoeften van hun
afnemers.
Het CBS deelt ondernemingen in volgens een bepaalde systematiek. De letter van de
codering geeft aan tot welke sector een bedrijf behoort. Elke sector bestaat uit afdelingen
(1e cijfer van de code), die weer onderverdeeld zijn in groepen (2 e cijfer van de code). De
groepen zijn weer onderverdeeld in klassen (3e cijfer van de code). VB: G.47.19.1
Bedrijfskolom = een product doorloopt een aantal bedrijfstakken door van oerproducent tot
consument. Elke bedrijfstak voegt waarde toe aan de producten. Tot een bedrijfskolom
behoren grondstofproducenten, agrarische bedrijven, verwerkende en basisindustrieën en
de bedrijfstakken die handelsfuncties uitoefenen (groothandel en detailhandel).
Verwevenheid = bedrijfstakken uit verschillende bedrijfskolommen leveren producten aan
elkaar.
Waardesysteem = het geheel van waardetoevoeging in een bepaalde bedrijfskolom
Bedrijfstakkenmerken en de fasen in de bedrijfskolom
Primaire sector = bestaat uit agrarische bedrijfstakken en grondstofproducenten. VB:
landbouw/veeteelt/visserij. Hebben meestal geen mogelijkheid tot productdiversificatie. Zij
concurreren meestal d.m.v. kostenbeheerding. De kenmerken zijn:
Grote aantallen kleine bedrijven
Homogene goederen produceren
Is afhankelijk van natuurlijke omgeving waardoor er grote verschillen in aanbod
ontstaan
Leidt tot scherpe prijsschommelingen
Secundaire sector = deze sector zorgt ervoor dat grondstoffen bewerkt worden. Hieronder
vallen verschillende soorten industrieën.
Mijnbouwondernemingen kenmerken = hun vestigingsplaats is afhankelijk van de
vind plaatst van de grondstoffen. Vaak zijn het grote ondernemingen die van de
overheid het alleenrecht op de winning van de grondstoffen hebben gekregen.
Weinig concurrentie.
Basisindustrieën kenmerken = meestal procesindustrieën die zeer grote
kapitaalinstallaties vergen om efficiënt te kunnen produceren. Hieruit komt het
grondstofproduct voor de verwerkende industrie. Producten zijn homogeen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper irisvanderleer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.