Samenvatting Voortplanting 4.1-4.5:
Par.4.1: Nieuw leven:
Tijdens de ovulatie komt een eicel uit de ovaria in een eileider. De kern van de eicel kan
samensmelten met de kern van de zaadcel: bevruchting. Dit verloopt in een aantal stappen:
Meerdere zaadcellen dringen door de follikelcellen heen, en maken contact met een
eiwitlaag; de zona pellucida.
De 1e zaadcel die bij het celmembraan komt, versmelt met de cel. De zona pellucida wordt
door blaasjes in het grondplasma verandert in een ondoordringbare laag, het
‘bevruchtingsmembraan’. De 2 soorten DNA zijn samengevoegd, er is een zygote gevormd.
Na ongeveer 30 uur beginnen de eerste klievingsdelingen, waarbij geen plasmagroei optreed. Na 3
dagen is een embryo ontstaan van 16 cellen, die wordt vervoerd naar de baarmoeder door trilharen.
Vijf dagen na bevruchting zijn er zo’n 100 cellen. 1 of 2 dagen later vind innesteling plaats.
Het embryo bestaat uit een blaasje, blastula. De meeste cellen zitten aan de buitenkant, de
trofoblast. Binnenin zit de embryoblast waaruit de kiemschijf ontstaat en de blastocyste, die
het dooierzakje levert.
De trofoblast produceert oa HCG, het ‘zwangerschapshormoon’. De trofoblast vormt vlokken
die het embryonale deel van de placenta vormen en in het baarmoederslijmvlies groeien.
De kiemschijf groeit uit tot het kind. Cellen tussen trofoblast en kiemschijf vormen de
hechtsteel, begin van de navelstreng.
Aan beide zijden van de kiemschijf ontstaat een holte. Een kleine, van het dooierblaasje en
een grote, de amnionholte. Het dooierblaasje vormt de 1e bloedcellen, dit neemt de lever
later over. Het rode beenmerg vormt uiteindelijk de bloedcellen.
De amnionholte groeit en vult de gehele blastulaholte. Hij is gevuld met vruchtwater.
Het embryo is omgeven door vruchtwater binnen 2 vruchtvliezen, het amnion en het
chorion. De vruchtvliezen groeien mee.
Drie weken later is het bloedvatenstelsel gevormd. Via de navelstreng gaat bloed van het embryo
naar de placenta. De bloedsomlopen van moeder en embryo blijven gescheiden. De uitwisseling van
stoffen vindt plaats via de celmembranen van de vlokken van het embryo. De navelstreng bevat 1
slagader, die bloed met afvalstoffen van het embryo vervoerd. Er zijn 2 aders, die voedingsstoffen en
zuurstof naar het embryo toebrengen. Na 8 weken zijn alle organen aanwezig, en is het een foetus.
Soms verloopt de zwangerschap niet verder, en is er een miskraam. De moeder stoot de foetus dan
af. Dit kan door een chromosomale afwijking gebeuren.
Bij beide geslachten ontstaan eerst de gangen van Wolff en Müller, en de genitale knop en groeve.
Meisjes hebben 2 X-chromosomen, jongens een X- en Y-chromosoom. Het Y-chromosoom activeert
allerlei dingen. Rond de 6e week ontwikkelen de testes. De gangen van Wolff groeien tot zaadleiders,
de genitale knop wordt de eikel. Zonder het Y-chromosoom, en dus SRY-gen, ontwikkelt een embryo
tot een meisje. De gangen van Müller groeien uit tot eileiders, de genitale knop groeit tot de clitoris.
De randen van de genitale groeve worden de buitenste schaamlippen.
De leefstijl van de vrouw heeft grote invloed op het kind. De foetus is kwetsbaar voor medicijnen en
andere stoffen, die in de foetus terechtkomen. Stress heeft dezelfde gevolgen als roken. Goede
voeding is belangrijk, en kinderen van verslaafde moeders komen zelf verslaafd ter wereld.
In de ovaria vindt ontwikkeling van eicellen plaats. Alle eicellen zijn al aanwezig bij het embryo. De
eileider de eicel op die vrijkomt bij ovulatie. Een onbevruchte eicel is in 24u dood, de resten van de
cel worden opgenomen. Het baarmoederslijmvlies word elke maand opnieuw gevormd voor
mogelijke zwangerschap, en afgestoten bij menstruatie. De zaadcellen worden per dag
geproduceerd, en opgeslagen in de bijbal. Ze blijven ongeveer een maand opgeslagen.