Probleem 7
Leerdoel: Wat is het doel van toetsen?
Verloop en Lowyck h9
In de traditionele betekenis is evaluatie de laatste fase in een cyclus waarbij eerst doelen worden
geformuleerd, dan het onderwijs wordt ingericht om die doelen te realiseren en in de evaluatie
wordt dan nagegaan of dat is gelukt.
Tegenwoordig wordt dit beeld meer genuanceerd en wordt evaluatie niet altijd meer alleen gezien
als een stap die volgt op het geven van onderwijs, maar ook als een essentieel onderdeel van de
leeromgeving zelf dit wordt ook wel de assessmentcultuur genoemd. Hierbij hoort ook de nadruk
op authentieke toetssituaties, op competenties, het gebruik maken van simulaties, het benadrukken
van de inbreng van de lerende zelf etc.
Evaluatie betekent waardebepaling. In het onderwijs vindt er ook op allerlei gebieden evaluatie
plaats. Hier wordt er vooral ingegaan op de evaluatie van het verloop en het resultaat van het
leerproces. Evaluatie kent 3 essentiële aspecten (volgen elkaar logisch op):
- Stap 1: verzamelen van bruikbare informatie.
- Stap 2: het oordelen over de waarde van iets.
- Stap 3: het nemen van een verantwoorde beslissing.
- Stap 4 (specifiek voor het onderwijs): het informeren van de betrokkenen over het oordeel
en de genomen beslissing.
Productevaluatie: het eindproduct wordt gebruikt als informatiebron bij stap 1.
Procesevaluatie: het leerproces wordt gebruikt als informatiebron bij stap 1 hierin komen
zowel vragen over het handelen van de leerling als over het handelen van de leerkracht
terug. Hiermee verzamel je geen rechtstreekse informatie over het bereiken van de
leerdoelen, maar wel over de manier waarop er gewerkt wordt aan het bereiken van die
leerdoelen. Als dit op tijd gebeurt, dan kan er nog worden bijgestuurd.
Een tussentijdse productevaluatie, terwijl het leerproces nog aan de gang is, kan een
eerste indicatie opleveren van de leervorderingen en vervolgens kan een
procesevaluatie aanwijzingen opleveren om onvoldoende leervorderingen alsnog in de
gewenste richting bij te sturen.
Proces- en productevaluatie zijn dus complementair aan elkaar.
Twee functies van evaluatie:
- Summatieve evaluatie: vindt plaats aan het einde van het leerproces (vaak met als doel om
te bepalen of iemand over mag/diploma krijgt).
- Formatieve evaluatie: vindt plaats als het leerproces nog aan de gang is heeft als doel om
het leerproces waar nodig in de gewenste richting bij te sturen. Hierbij streeft de leraar er in
eerste instantie naar om feedback te geven die de leerling in staat stelt om zijn eigen
leerproces te analyseren of evalueren (alleen goed/fout is dus onvoldoende). Ondersteuning
van het leerproces verandert hierbij ook vaak (bv via didactisch handelen).
Het is niet de timing die bepaalt of een toets formatief is, maar het doel: het moet
gericht zijn op het bijsturen van het leerproces. Een tussentijdse toets hoeft dus niet
altijd formatief te zijn.
, Er moet een evenwicht zijn tussen summatieve en formatieve toetsing. Beide
hebben andere, maar even belangrijke functies. Leerlingen zullen over het algemeen
niet zo goed kunnen leren als er geen aandacht besteed wordt aan formatieve
toetsing, maar de competentie van leerlingen zou niet nauwkeurig bepaald kunnen
worden zonder summatieve toetsing.
De gewijzigde visie op leren houdt in dat de leerling niet langer als een passieve kennisontvanger
wordt gezien, maar juist als een actieve kennisopbouwer, waarbij de leerkracht ondersteunt. In het
kader van evaluatie kan hieruit worden afgeleid (dus aansluitend bij de assessmentcultuur i.t.t. de
testcultuur):
- Dat de formatieve functie van evaluatie (het ondersteunen van het leerproces) veel meer
aandacht krijgt.
- Dat de lerende een veel actievere rol krijgt in de evaluatie.
- Dat er een breder arsenaal aan evaluatie-instrumenten in wordt gezet (aangezien er in de
testcultuur vaak een discrepantie bestaat tussen de beoogde vaardigheden en de geteste
vaardigheden aangezien die niet altijd op papier getoetst kunnen worden).
- Dat evaluatie niet gebruikt wordt als middel om de plaats van een leerling in de groep te
bepalen (boven/onder het klassengemiddelde). De leervorderingen van elke leerling moeten
in eerste instantie op zichzelf worden beschouwd.
Overzicht van de verschillen tussen testcultuur en assessmentcultuur
Testcultuur Assessentcultuur
Toetsen staan los van onderwijs. Integratie van toetsen en onderwijs.
Klemtoon op summatieve evaluatie. Evenwicht tussen formatieve en summatieve
evaluatie.
Evaluatie uitsluitend door de leraar. Evaluatie zowel door de leraar als de lerende.
Het toetsen van vooral kennis. Het toetsen van kennis, toepassing van kennis,
vaardigheid en competenties.
Gestandaardiseerde toetsen. Gebruik van levensechte situaties in de vorm
van problemen, casussen, simulaties etc.
Leerlingen met elkaar vergelijken. Leerlingen volgen en hun prestaties vergelijken
met een absolute norm en met hun eigen
prestaties uit het verleden.
In de testcultuur draagt de leerkracht alleen de verantwoordelijkheid voor de evaluatie. In de
assessmentcultuur spelen daarentegen zowel de leerkracht als de leerlingen een actieve rol bij het
evalueren. Als de leerlingen zelf, de medeleerlingen of de leerling samen met de leraar
verantwoordelijk is voor de evaluatie, wordt er gesproken van self-/co-/peerassessment.
Self-assessment: hierbij hebben leerlingen een organisatorische, sturende en inhoudelijke
rol, ze bepalen dat (mede) hoe, wanneer en op basis waarvan zal worden beoordeeld. Naast
en tijdens het beoordelingsproces speelt reflectie een belangrijke rol, wat leidt tot een
verandering in denken, houding en gedrag. Self-assessment is vaak formatief.
Peer-assessment: als leerlingen elkaar beoordelen. Gaat in essentie niet om de uiteindelijk
beoordeling die leerlingen aan elkaar geven, maar om de manier waarop het een bijdrage
levert aan de kwaliteit van het leerproces. Komt vaak voor in situaties waarin er gewerkt
wordt in groepen.
Voordelen van peer-assessment:
, Het verhoogt de betrokkenheid bij de evaluatie en de acceptatie door
leerlingen.
Het is naast een evaluatiemoment ook een leermoment voor de leerling, hij
krijgt dieper inzicht in de leerstof door deze mee te beoordelen en door
eventueel feedback te geven aan een medeleerling.
Het ontwikkelt de vaardigheid in reflectie en het geven van positieve en
negatieve feedback.
De beoordelingslast (tijd) voor leerkrachten kan verminderen.
Nadelen van peer-assessment:
Als leerlingen weinig ervaring hebben met beoordelen en kritiek geven dan
kan dat nadelig werken (leerlingen moet hier dus in getraind worden).
Co-assessment: lerenden spelen samen met leerkrachten een rol in het beoordelingsproces.
In overleg wordt een selectie in de beoordelingscriteria gemaakt. De leerlingen hebben de
gelegenheid om elkaar te beoordelen, maar het uiteindelijke oordeel wordt uitgesproken
door de leerkracht. Meestal wordt het gebruikt bij productevaluaties, maar kan ook bij
procesevaluaties.
Doelen van co-assessment:
Het biedt de lerenden de gelegenheid de rol van leraar op zich te nemen
(rolwisselend onderwijs), waardoor ze gaandeweg inzicht verwerven in het
beoordelingsproces.
Het zorgt voor dialoog tussen leerkracht en leerling.
Voordelen van co-assesment:
Het is geen eenzijdige evaluatie door de leerkracht alleen, maar de
leerlingen worden er ook actief bij betrokken.
Na verloopt van tijd vertonen leerlingen meer nauwkeurigheid en
volledigheid in de manier waarop ze zichzelf beoordelen.
Actieve participatie in het eigen leer- en evaluatieproces en een goed inzicht
hebben in de criteria en de relevantie van de criteria leiden tot betere
leerresultaten.
Nadelen van co-assessment:
Leerlingen kunnen wel irrelevante criteria voor beoordeling voorstellen
de leerkracht oet de leerlingen dan als coach die irrelevantie in laten zien.
In het begin beoordelen leerlingen zichzelf vaak minder gunstig (doordat ze
veel ervaring hebben met een eenzijdig beoordelingssysteem, wat voor
sommigen blijkbaar een negatief zelfbeeld oplevert wat verdwijnt
naarmate co-assessment langer wordt ingezet.
Artikel Cauley en McMillan
Formatieve assessment heeft een positieve relatie met prestatie en motivatie van leerlingen.
Formatieve assessment waarbij informatie wordt verzameld over het leren van de leerlingen en dat
wordt dan gebruikt om de instructie aan te passen (als reactie op die feedback). Zowel leerlingen als
leerkrachten kunnen die veranderingen doorvoeren. 3 componenten zijn hierbij belangrijk: bewijs
van kennis en begrip van de leerlingen, de aard van de feedback die gegeven wordt aan leerlingen en
de veranderingen in de manier waarop de leerlingen leren.