Toetsmatrijs casustoets AZ & PZ
Casus 1:
De student stelt op basis van preventiegericht analyseren en vanuit een theoretisch onderbouwd
plan, interventies op voor een individu of een groep ter bevordering van gezond gedrag.
Het bevorderen van gezond gedrag kan op verschillende manieren worden aangepakt, zowel op
individueel niveau als in groepsverband. Hier zijn enkele voorbeelden van interventies:
Individuele Interventies
1. Coaching en Counseling
o Gezondheidscoaching: Een persoonlijke coach helpt individuen bij het stellen en
behalen van gezondheidsdoelen, zoals gewichtsverlies, stoppen met roken of het
verbeteren van hun fitnessniveau.
o Motivational Interviewing (MI): Een op samenwerking gerichte gespreksstijl die de
motivatie van een persoon voor verandering versterkt.
2. Digitale Gezondheidsapps
o Fitness Trackers: Apps en wearables die fysieke activiteit, voeding en slaap
bijhouden en stimuleren.
o Medische Apps: Apps die helpen bij het monitoren van chronische aandoeningen,
zoals diabetes management apps.
3. Medische Interventies
o Preventieve Gezondheidszorg: Regelmatige gezondheidscontroles, vaccinaties en
screenings voor vroege detectie van ziekten.
o Medicatie Management: Begeleiding bij het juiste gebruik van voorgeschreven
medicijnen om de gezondheid te verbeteren.
4. Gedragsmatige Technieken
o Cognitieve Gedragstherapie (CGT): Helpt individuen om negatieve gedachten en
gedragingen te herkennen en te veranderen.
o Mindfulness en Meditatie: Technieken om stress te verminderen en mentaal welzijn
te bevorderen.
Groepsinterventies
1. Educatieve Programma's
o Workshops en Seminars: Over onderwerpen zoals voeding, beweging,
stressmanagement en preventie van ziektes.
, o Gezondheidslessen op Scholen: Om kinderen en jongeren bewust te maken van
gezonde levensstijlkeuzes.
2. Community-based Programma's
o Wijkgezondheidsinitiatieven: Programma's die de toegang tot gezonde voeding en
lichaamsbeweging in wijken verbeteren.
o Groepsoefeningen: Zoals yoga, pilates, of wandelgroepen die sociale steun en
fysieke activiteit combineren.
3. Werkomgevingsinterventies
o Gezondheidsprogramma's op het Werk: Bedrijven kunnen fitnessfaciliteiten,
gezonde kantines en stressmanagement workshops aanbieden.
o Ergonomische Aanpassingen: Om lichamelijke klachten te verminderen en de
werkhouding te verbeteren.
4. Ondersteuningsgroepen
o Zelfhulpgroepen: Voor mensen met gemeenschappelijke gezondheidsuitdagingen
zoals alcoholisme (AA) of overgewicht (Weight Watchers).
o Peer Support Groups: Groepen waar mensen ervaringen delen en elkaar
ondersteunen bij het maken van gezonde keuzes.
Specifieke Voorbeelden van Interventies
1. Stoppen met Roken Programma’s
o Nicotinevervangende Therapie (NRT): Pleisters, kauwgom of inhalers die nicotine
leveren om de ontwenningsverschijnselen te verminderen.
o Rookstoplijnen: Telefoondiensten waar mensen begeleiding en steun krijgen bij het
stoppen met roken.
2. Gezonde Voedingsprogramma’s
o Kookworkshops: Waar mensen leren om gezonde, betaalbare maaltijden te
bereiden.
o Voedselcoöperaties: Groepen mensen die gezamenlijk inkopen om gezonde en verse
voeding betaalbaar te maken.
3. Beweegprogramma’s
o 10.000 Stappen Campagnes: Stimuleren mensen om dagelijks een bepaald aantal
stappen te lopen.
o Gemeenschappelijke Sportevenementen: Zoals lokale hardloopwedstrijden,
fietstochten of sporttoernooien.
Deze interventies kunnen op maat worden gemaakt afhankelijk van de specifieke behoeften van de
doelgroep en de context waarin ze worden uitgevoerd. Het combineren van verschillende
benaderingen kan vaak de meest effectieve resultaten opleveren.
De student kan op basis van een casus belangrijke aandachtspunten en knelpunten benoemen in de
communicatie met zorgvragers en past hierbij theorie, gesprekstechnieken en informatie- en
communicatie technologie toe.
Introductie weerbaarheid:
Waar komt agressie vandaan aan de hand van agressie theorieën en verklaringsmodellen:
Volgens De Lange en Van Weeghel wordt in de gezondheidszorg op 2 manieren tegen agressie
aangekeken. Allereerst is er het strikt medisch-psychiatrisch standpunt dat agressieve gedragingen
,vooral beschouwd als symptomen van bepaalde ziektebeelden die behandeld of bestreden moeten
worden. Op de 2e plaats is er de mening uit de ‘antipsychiatrie’ dat agressie een logische en zelfs
gezonde reactie is op het structurele geweld en de behandeling van hulpverleners. Agressie wordt
echter in het algemeen bij de meer klassieke psychologische theorieën benaderd als een individueel
probleem van de ‘dader’.
Voor de zorgverlening zouden de volgende 5 verklaringsmodellen een rol kunnen spelen bij het
verklaren van agressie. We kunnen de volgende verklaringsmodellen onderscheiden:
a. De drift- of instincttheorie (Freud).
b. Het frustratie-agressie model Freud.
c. Het leer theoretisch model.
d. Het medisch biologisch model.
e. De territoriumleer.
De drift-of instincttheorie
De drift-of insticttheorie behoort bij de pyschodynamische benadering waarbij agressie wordt gezien
als aangeboren, als een impuls of constitutionele drift. De mens is van nature agressief, maar de
agressie-ontwikkeling is beïnvloedbaar en kan in goede banen worden geleid via catharis of
sublimatie. Agressie kan ook verplaatst worden. Agressief gedrag is het gevolg van bepaalde
stoornissen in het controlesysteem. Freud kan beschouwd worden als de grondlegger van deze
theorie. Lorenz meent zelfs dat agressie een aangeboren drift is die in de harde strijd om het bestaan
van de soort functioneel is:
- Agressie is een aangeboren drift. De mens is van nature agressief
- Drift is functioneel in de harde strijd om het bestaan.
- Agressie-ontwikkeling is beïnvloedbaar d.m.v. catharis of sublimatie.
Het frustratie-agressie model
Agressie is een reactie op frustratie, waarbij frustratie wordt gedefinieerd als de blokkering van
doelgericht gedrag, een belemmering in het streven naar doelen in het leven. Wanneer het doel
dichtbij is, neemt de kans op openlijk agressief gedrag toe. Agressie wordt niet opgewekt door
innerlijke krachten, maar door externe stimuli. Hoe pijnlijker de frustratie voelt, des te sterker de
emotionele opwinding die tot agressie kan leiden. Agressie kent echter ook andere determinanten.
Naast frustratie wordt ook provocatie in dit mogelijk beschouwd als een belangrijker determinant van
agressief gedrag:
- Blokkering van doelgericht gedrag, en/of een belemmering in het streven naar doelen in het leven,
leveren frustraties op.
- Agressie is een reactie op frustratie
- Hoe meer (of pijnlijker) frustratie, hoe meer kans op openlijk agressief gedrag.
– Agressie wordt niet opgewerkt door innerlijke krachten, maar door externe stimuli.
- Agressie kent verschillende determinanten. Naast frustratie wordt ook provocatie beschouwd als
belangrijke determinant.
Het leertheoretisch model (o.a. Bandura)
Agressief gedrag is aangeleerd gedrag en het gevolg van bepaalde opvoedingen van
socialiseringsprocessen. Het is niet essentieel anders dan alle andere aangeleerde responses en
gedragswijzen. Onder bepaalde omstandigheden komt men er eerder toe agressief gedrag te leren.
Met name Bandura heeft dit model benadrukt. Kinderen en volwassenen leren agressieve
gedragspatronen door het observeren van rolmodellen, bijvoorbeeld de vader of moeder,
leeftijdsgenoten, filmheden en rollen uit TVseries. Indien agressief gedrag beloond of gestimuleerd
wordt, zal iemand zich eerder zulk gedrag eigen maken:
- Agressief gedrag is aangeleerd gedrag, en gevolg van bepaalde opvoeding en
socialiseringsprocessen.
- Leren van agressieve gedragspatronen door observeren van rolmodellen.
, - Is vergelijkbaar met andere aangeleerde respons en gedragswijzen.
- Beïnvloedbaar door bekrachtiging bijvoorbeeld beloning of stimulans.
Het medische biologische model (o.a. Pieters en Gerits)
Onder de biologische benadering vallen volgens Pieters en Gerits de genetische hypothese, de
testoronhypothese en de serotonerge hypothese. Biologische-psychiatrische onderzoek naar
agressief gedrag is echter nog schaars en de resultaten verklaren het agressief gedrag onvoldoende.
Wel kan gesteld worden dat somatische factoren, zoals bijvoorbeeld stoornissen in de
glucosestofwisseling, hormonale afwijkingen, de ziekte van Alzheimer, alcoholmisbruik en
drugsgebruik, op indirecte wijze van invloed kunnen zijn op agressief gedrag:
- Genetische hypothese;
- Somatische factoren (bijvoorbeeld stofwisselingsziekten)
- Hormonale afwijkingen (testosteron, serotonine)
- Alcohol en drugsgebruik
Territoriumleer
Een deel van het leven dat iemand als zijn bezit ervaart, zowel materieel als immaterieel, dat hij
controleert, waar hij initiatief neemt, waar hij bevoegd is en waar hij verantwoordelijkheid voor
aanvaardt.
Verdedigen
Als je jezelf eigenaar voelt van een terrein en anderen het van je willen afnamen, zal je normaal
gezien weerstand bieden of aanvallen om de inpalm te verhinderen, tenzij je niet gehecht ben aan
dat territorium of al aan aantal nederlagen opgeslopen hebt. Ben je niet bekwaam om je territorium
te beheren, en willen meer bekwame mensen het overnemen, dan kan je het moeilijk verdedigen en
behouden.
Menselijk territorium gedrag
Territorium gedrag is een begrip dat vooral bekend is uit de dierenwereld. Hoewel er in het algemeen
weinig aandacht aan besteed wordt, neemt territoriumgedrag ook in het leven van de mens een
belangrijke plaats in. Bij territoriumleer denken we al vlug aan gebieden die afgebakend worden met
bepaalde gedragingen. Echter territoriumgedrag is meer dan alleen het gedeelte van de fysieke
ruimte. Het omvat de volledige leefwereld. Deze drang die het menselijk gedrag motiveert is af te
leiden uit uitingen en handelingen die direct waarneembaar zijn. Binnen de menselijke
territoriumgedrag kunnen we twee gebieden onderscheiden.
1. De privégebieden oftewel het privédomein (territoria die de mens afbakent om zijn privacy en
veiligheid te waarborgen en te beschermen)
2. De gebieden die in de publieke arena liggen (territoria die een directe sociale betekenis hebben).
Attributiemodel
We zien agressie veel meer als een resultante van de interactie tussen 2 of meer personen in de
context van de omgeving waarin zij verblijven. Attributiemodel gaat er van uit dat agressief gedrag
niet zomaar plaatsvindt tussen twee vreemden, maar veeleer tussen bekenden die een bepaalde
relatie met elkaar hebben. Zo zijn ook de verpleegkundige en de cliënt geen vreemden van elkaar. Het
gedrag van twee individuen en hun omgang met elkaar wordt gereglementeerd of gestuurd door
normen en impliciete regels die voorschrijven welke gedragingen gepast, verwacht, gewenst of
verplicht zijn en welke ongepast of verboden. In elke relatie tussen twee personen, partijen of
partners bestaat een impliciet metacontract. Dit contact houdt in dat voor elke betrokkene geldt. ‘Als
jij mijn normen en regels respecteert, respecteer ik die van jou’(en vica versa). Dit metacontract
vormt de basis waarom mensen, en dus ook hulpverleners en cliënt en, relaties met elkaar aangaan.
Schendt een van beide personen een norm of regel, dan wordt de houdbaarheid van dit