HC 1 – Doel en aard strafproces
Doelen van het strafproces
Het toepassen van het materiële strafrecht staat centraal: het strafproces staat ten dienste van het
materiële strafrecht en haar doelen (vergelding, preventie) Als je materieel echter centraal stelt,
verwaarloos je het strafproces en haar intrinsieke waarde, nevenfuncties van strafproces zijn:
Waarheidsvinding: bedoeling de juiste te veroordelen en duidelijkheid te bieden
Gerechtigheid: belangrijk om zoveel mogelijk gerechtigheid te vinden, maar gerechtigheid gaat
niet boven alles. Gesloten zaken kunnen niet meer geopend worden t.b.v. de gerechtigheid.
Rechtszekerheid: het strafproces zorgt ervoor dat zaken afgesloten kunnen worden
Rechtsbescherming: in de rechtsstaat heiligt het doel echter niet alle middelen, burgers moeten
beschermd worden tegen overmatig, repressief overheidsoptreden
Rechtsvrede: de onrust m.b.t. het strafbare feit kan worden weggenomen, anders eigenrichting.
Het vonnis moet ook aanvaardbaar zijn voor de verdachte en andere partijen.
Het doel van het strafprocesrecht is het realiseren van al deze doelen. Het gaat om het vinden van
een balans tussen bevoegdheidstoedeling versus machtsbeperking.
Aard van het strafproces / wijze van procederen
De aard van het strafproces wordt door twee spectra bepaald:
1. Criminaliteitsbestrijding versus machtsbeheersing
Een goed ingericht strafproces zorgt ervoor dat onschuldige burgers worden beschermd, maar
schuldige burgers worden veroordeeld. Hier volgt een algemeen belang uit, maar ook een particulier.
Crime control vs. Due Process model (Herbert L. Packer)
Crime control: het gaat om het effectief en efficiënte manier van bestrijden van
criminaliteit (bv. d.m.v. strafbeschikking) terwijl fouten binnen het proces voor lief
worden genomen voor het algemeen belang.
Due Process: het gaat om het geweldsmonopolie van de Staat aan banden leggen
om de samenleving tegen de overheid te beschermen. Betrouwbaarheid en
eerlijkheid staan voorop.
Het rechtssysteem wijzigt steeds door nieuwe inzichten of nieuwe normen en waarden,
bijvoorbeeld bij het opkomen van de mensenrechten. Daarom glijdende schaal.
Het EHRM waarborgt de mensenrecht, maar erkent ook het belang van de
criminaliteitsbestrijding als beperking van rechten. Echter niet alles op efficiëntie richten.
2. Accusatoir versus inquisitoir
Accusatoir proces Inquisitoir proces
Vervolging door private partij Vervolging door de overheid
Equality of arms: OvJ en verdachte staan als Verdachte wordt gezien als object van het
gelijke procespartijen tegenover elkaar onderzoek
Het onderzoek ter terechtzitting is het Het onderzoek ter terechtzitting is minder
centerpiece, bewijs wordt namelijk door de belangrijk, het accent ligt op het voorbereidend
partijen zelf aangedragen onderzoek.
De rechter is lijdelijk De rechter is actief
Het onderzoek wordt door beide partijen Feitenonderzoek wordt van overheidswege
gedaan, maar verplichting tot disclosure (delen gedomineerd, de partijen hebben weinig tot
bewijs met andere partij) geen inspraak.
De ratio hierachter is dat de waarheidsvinding De ratio hierachter is dat de waarheidsvinding
het beste lukt indien twee meningen lijnrecht het beste lukt indien de onafhankelijk overheid
tegenover elkaar worden gezet. het onderzoek te laten doen.
,In Nederland is er sprake van een overwegend inquisitoir proces, mengvorm.
Het onderzoek wordt gedomineerd van overheidswege, de OvJ kan getuigen oproepen etc.
Zwaar accent op het vooronderzoek, het dossier staat centraal in de strafrechtspleging.
We hebben een (actieve) beroepsrechter, geen sprake van lekeninbreng
Wel steeds verdere nadruk op rechten van de verdediging, dus meer tegenspraak
Rollen van procesdeelnemers
De onpartijdige en onafhankelijke rechter
Vooronderzoek: RC houdt toezicht, maar OvJ bepaalt binnen het onderzoek
Hoofdonderzoek: Rechter, actieve rol binnen het onderzoek ter terechtzitting (dossier
lezen bv.), de onpartijdigheid van de rechter moet wel in acht worden genomen
o Anders wraking (512 Sv) of verschoning (517 Sv)
De officier van justitie
De OvJ waakt over de rechten van de verdachte (magistraat), maar hij is tegelijkertijd ook
een degene die vervolgt in het algemeen belang (crime fighter) waarbij hij bepaalt waar het
proces over gaat (dominus litis). Hij is altijd gericht op de waarheidsvinding.
De raadsman
De advocaat heeft allerlei verschillende functies: het verlenen van rechtshulp en het toezien
op het naleven procedure. De advocaat heeft géén rol in de waarheidsvinding, maar mag ook
niet hinderen. De raadsman kan op verschillende momenten bijstand verlenen:
Voorafgaand aan het verhoor: 28c Sv, consultatiebijstand aangehouden verdachte
Tijdens het verhoor: 28d Sv, verhoorbijstand aangehouden/ontboden verdachte
De verdachte
Er wordt hierbij uitgegaan van de onschuldpresumptie (6 EVRM). De verdachte heeft
daardoor een aantal rechten, zoals:
Recht op informatie: 27c Sv
Recht op rechtsbijstand: 28 lid 1 Sv, maar geen verplichting (28a Sv)
Recht op interne openbaarheid en processtukken: 30-34, 137, 149a en 149b Sv
Recht te worden gehoord: 29e Sv
Recht op vertolking: 27 lid 4 Sv, 131b Sv
Slachtoffer
Het slachtoffer heeft eigen rechten gekregen, zoals het spreekrecht. Zie artt. 51a – 51h Sv.
Getuigen en deskundigen
De aard van het strafproces wordt mede bepaald door de wijze waarop binnen het strafprocesrecht
een balans wordt verwezenlijkt tussen de verschillende doelen en spanningen. Er is een duidelijke
relatie tussen positie van procesdeelnemers en visie op de aard van de strafrechtspleging.
Sfeerovergang
Het uitoefenen van toezicht geeft aanleiding tot opsporing. Er zijn drie soorten te onderscheiden:
1. Zuivere sfeerovergang: Sfeerovergang op grond van dezelfde wet
Je moet wel bevoegd zijn beide bevoegdheden uit te oefenen
2. Voortgezette toepassing: Sfeerovergang naar andere wet
HR Geweer:
Je moet wel bevoegd zijn beide bevoegdheden (controle en opsporing) uit te oefenen
Je mag geen misbruik van je bevoegdheid maken (détournement de pouvoir), formeel
In deze situatie is er bijna altijd sprake van toeval, dus zuivere intentie
3. Sfeercumulatie: Beide sferen lopen in elkaar over, je zet de bestuursrechtelijke/controle
bevoegdheid in met als doel op te sporen (dit is strafrechtelijk!)
HR Dynamische verkeerscontrole en HR Controle vs. opsporing:
Je moet wel bevoegd zijn beide bevoegdheden uit te oefenen
, De controle mag niet uitsluitend voor opsporing ingezet worden, formeel
Je moet de waarborgen van de verdachte in acht nemen, in het bestuursrecht geldt
verplichte medewerking maar in het strafrecht hebben we het nemo tenetur beginsel.
Twee kritiekpunten op het dynamische verkeerscontrole arrest:
1. Controleerbaarheid: het is niet goed vast te stellen of de politie uitsluitend met het doel op
te sporen zijn controlebevoegdheid gebruikt heeft. De politie schrijft zelf het proces-verbaal.
2. Selectie en etnisch profileren: bij dynamische verkeerscontroles worden mensen met
risicokenmerken sneller gecontroleerd. Dit levert spanning op met het uitgangspunt van het
bestuursrecht, waarbij de selectie min of meer willekeurig moet plaatsvinden.
§3.7 bespreekt het etnisch profileren, mag in principe niet in de preventieve sfeer,
tenzij er echt een objectieve reden voor is (dat type onderzoek bestaat nauwelijks)
HC 2 – EVRM
Het strafrecht is het meest ingrijpende machtsmiddel in tijden van vrede dat de staat kan gebruiken.
Het strafrecht maakt per definitie inbreuk op rechten van de verdachte en andere individuen. De
mensenrechten perken deze macht in. Er zijn 3 redenen waarom deze mogen worden ingeroepen:
1. De mens heeft intrinsieke waarde, de mens heeft recht op een menswaardige behandeling
2. Moraliteit, er rust een verplichting op de mens om fatsoenlijk te handelen
3. Kwaliteit van de strafprocedure, recht op eerlijk proces dient bv. de waarheidsvinding
Mensenrechten zijn voornamelijk te vinden in het EVRM, maar ook in het IVBPR, het EU-Handvest
van de Grondrechten (van toepassing als lidstaten taken uitvoert van de Unie). Daarnaast is er veel
relevante soft law van onder andere de Verenigde Staten. Het EVRM is van belang omdat:
Het EVRM uitgaat van tegenspraak terwijl het Nederlandse strafproces meer inquisitoir is;
Daarnaast is ons wetboek enigszins veroudert, in tegenstelling tot het EVRM;
Ook vult het EVRM bepaalde criteria in binnen ons nationale wetboek, zoals het
noodzakelijkheidscriterium uit 315 Sv wordt ingevuld door jurisprudentie van het EHRM.
Het belangrijkste van het EVRM is mogelijkheid tot toetsing, hetgeen de Gw niet toekomt.
EVRM geeft minimumrechten, zoals recht op rechter bij de voorlopige hechtenis
EVRM kent een klachtrecht voor verdachten en slachtoffers
Machtsbeheersing en criminaliteitsbestrijding
Het primaire doel van het EVRM is begrenzing en beheersing van de staatsmacht, voornamelijk
artikel 3, 5, 6 en 8 EVRM zijn relevant. Maar het EVRM beschermt ook burgers tegen criminaliteit
door andere burgers. Daartoe is een ontwikkeling ontstaan dat er positieve verplichtingen rusten op
lidstaten, bijvoorbeeld het verplichten van bepaalde strafbaarstellingen aan lidstaten.
Machtsbeheersing door negatieve verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM.
Criminaliteitsbestrijding door positieve verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM.
Mensenrechten zorgen er ook voor dat er rekening wordt gehouden met de belangen van
betrokkenen, zoals slachtoffers en getuigen. Er kan zo bijvoorbeeld spanning ontstaan tussen het
recht van de verdachte op een eerlijk proces en het recht op privacy van getuigen.
Algemene gezichtspunten EHRM
Het EHRM veroordeelt de Staat: is de Staat in gebreke gebleven?
In de methoden voor het naleven van de grondrechten zijn staten vrij: het strafproces wordt
door staten naar eigen goeddunken ingericht, stelsels hoeven niet gelijk te zijn
EVRM heeft wél een uniformerende werking
, Staten komt wel een Margin of appreciation toe
Het EHRM doet een procedurele toets van feitelijke oordelen, het stelt niet opnieuw de feiten
vast maar kijkt alleen of het feitelijk oordeel op de juiste manier tot stand is gekomen
Het EHRM toetst géén wettelijke regelingen, alleen een casusgebonden oordeel
Het EHRM interpreteert het EVRM teleologisch: autonome en extensieve interpretatie
Een aantal EVRM-rechten
Artikel 3 EVRM: Folterverbod
Ten aanzien van het folterverbod zijn art. 29 lid 1 Sv en art. 271 Sv van belang, twee vormen:
Foltering: toebrengen van zeer ernstig leed
o Uitsluiting verklaring en fysiek bewijs dat daarop volgt
Vernederende en onmenselijke behandeling: toebrengen van minder ernstig leed
o Uitsluiting verklaring, fysiek bewijs mag wel gebruikt worden
Artikel 29 lid 1 Sv (pressieverbod) biedt een grotere bescherming, het pressieverbod is eerder
geschaad dan dat er sprake is van een vernederende en onmenselijke behandeling.
De structuur van artikel 3 EVRM:
EHRM Jalloh: er moet sprake zijn van een minimumniveau
EHRM Gäfgen: het tikkende tijdbomscenario is geen rechtvaardiging voor een inbreuk
Artikel 5 EVRM: recht op vrijheid
Er moet voldoende informatie zijn om een inbreuk te maken op het recht op vrijheid. Er is na verloop
van tijd steeds meer nodig om een inbreuk te maken bij VH. Een inbreuk heeft bepaalde eisen:
‘In accordance with the law’: er moet een wettelijke basis zijn
Limitatieve gronden: vluchtrisico, collusiegevaar, recidiverisico en verstoring rechtsorde
Procedurele rechten moeten gewaarborgd worden:
o Onverwijld kennisnemen van de beschuldiging (lid 2)
o Betrokkenheid rechter (lid 3)
o Zo snel mogelijke beslissing bij opheffings- of schorsingsverzoek (lid 4 / Hasselbaink)
o Hasselbaink: een deugdelijke motivering op basis van concrete en specifieke
argumenten ontleend aan de bijzonderheden van de voorliggende zaak
Artikel 6 EVRM: recht op een eerlijk proces
Dit artikel waarborgt zeer belangrijke eisen aan de procedure van de strafzaak, zoals eisen aan de
rechten en rechten voor de verdachte. Artikel 6 EVRM is van toepassing wanneer er sprake is van en
‘criminal charge’ (autonome uitleg), volgend uit EHRM Ozturk/Duitsland:
I. Plaatsing van het feit (bv. in het wetboek van strafrecht)
II. Aard van het delict (norm gericht tot alle burgers is indicatie voor criminal charge)
III. Soort straf (punitieve sanctie lijkt snel op criminal charge)
Artikel 6 EVRM is gericht op het onderzoek ter terechtzitting maar is ook relevant voor het
vooronderzoek, zoals het recht op een raadsman en het nemo teneturbeginsel. In artikel 6 lid 1
EVRM staan alle (ingelezen/geïnterpreteerde) deelrechten van het recht op een eerlijk proces, lid 2
en 3 expliciteren een aantal daarvan. Hoe verhouden deze deelrechten zich tot de notie eerlijkheid?
Een inbreuk op een deelrecht hoeft niet een schending van art. 6 EVRM op te leveren, het EHRM
toetst aan de overall fairness. De centrale vraag is of het ondervonden nadeel is gecompenseerd.
Artikel 8 EVRM: recht op eerbiediging privéleven
Het recht op privéleven, correspondentie en woning is relevant voor de relatie tot de opsporing, bv.
bij een doorzoeking of bij de inzet van BOB-bevoegdheden. De structuur van dit artikel houdt in: