Week 1 – Inleiding: legaliteit, causaliteit en gedraging
(Het belang van) het materieel strafrecht legitimeert het strafrechtelijk optreden door de overheid.
Doel en wezen van straf
Straf = vergelding = opzettelijk toebrengen van leed
Vergeldingstheorieën
o misdrijf = grondslag van straf = daad staat centraal
o klassieke richting (o.a. Beccaria): uitsluitend geschreven wetboeken, geen onnodige
strafbaarstellingen, duidelijke en heldere formulering, proportionele straffen, effectieve
bestraffing, geen preventief optreden door de overheid, openbare bestraffing.
o deze theorie zou te weinig rekening houden met de menselijke aard van de daders
Preventietheorieën
o straf = middel om verschillende doelen te bereiken = dader staat centraal
o moderne richting
Verenigingstheorie (Nederland)
o Compromis tussen klassieke en moderne richting
o Pompe: het wezen van straf is vergelding van schuld, het doel van straf is de behartiging
van het algemeen welzijn en de werking van straf is speciale en generale preventie
De tijdsgeest
Door het ingrijpende en pijnlijke karakter van het strafrecht, maar ook vanuit pragmatisch en
praktisch perspectief, wordt het strafrecht alleen toegepast als uiterst, ultiem redmiddel.
Misschien gaan we naar een optimum remedium, strafrecht als geschikt middel, onder invloed van
maatschappelijke ontwikkelingen als toename zware (georganiseerde) criminaliteit en terrorisme
door internationalisering en digitalisering. Hierdoor komt het veiligheidsdenken op, waarbij
strafrecht als middel wordt ingezet om de schade te beperken. Misdaad is daarnaast geen
uitzondering meer maar een ‘normaal sociaal probleem dat de overheid behoort te managen’. De
overheid grijpt ook steeds sneller in, denk aan het seksueel getint praten met een 15-jarige of aan de
nieuwe vroegsporing.
Is strafrecht als optimum remedium de aanpak die het beste bijdraagt aan het oplossen van
maatschappelijke problemen? De betekenis van ultimum remedium nu stemt tot bezinning.
Legaliteitsbeginsel
Het legaliteitsbeginsel dient het beperken van de macht van de overheid. Het legaliteitsbeginsel
beoogt de waarden van rechtszekerheid en de rechtstaatgedachte (rule of law) te beschermen.
Straffen moeten voorzienbaar voor de burger zijn en de macht van de overheid begrenzen.
Normen van het legaliteitsbeginsel zijn:
1. Verbod van terugwerkende kracht: strafbaarstellingen ten nadele van de verdachte
2. Lex scripta: geschreven recht
3. Lex certa: toegankelijke en scherpe normen in strafbaarstellingen
4. Grenzen aan de interpretatieruimte voor de strafrechter
Verbod op analoge toepassing norm, extensieve interpretatie wel mogelijk
EHRM: ‘consistent with the essence of the offence’
Causaliteit
De geldende leer met betrekking tot causaliteit is op dit moment de leer van de redelijke
toerekening, voor het eerst gebruikt door de HR in het arrest Letale longembolie uit 1978. Volgens dit
,arrest houdt deze leer in dat er sprake is van causaliteit indien het opgetreden gevolg redelijkerwijs
aan de dader kan worden toegerekend. Deze leer wordt bij de daadwerkelijke toepassing ingevuld
door de casus zelf, maar er zijn andere causaliteitscriteria die een positieve of negatieve indicatie
geven voor de vraag of het redelijk is om het gevolg toe te rekenen aan de gedraging van de
verdachte:
Conditio sine qua non: noodzakelijke voorwaarde voor het intreden van gevolg (ondergrens)
Adequatietheorie: voorzienbaarheid van gevolg (hoe onvoorzienbaarder, hoe onredelijker)
Causa proxima-theorie: meest dichtbijzijnde oorzaak (hoe verder er vanaf, hoe onredelijker)
Relevantietheorie: oorzaak die de wetgever in gedachten had (typische delictsoorzaak of
niet)
Het c.s.q.n. verband wordt ook wel gezien als de ondergrens van strafrechtelijke causaliteit. Het
betreft steeds de vraag of de gedraging van de verdachte noodzakelijk was voor het intreden van het
gevolg. Als het gevolg zonder de gedraging van de verdachte niet zou zijn ingetreden, spreekt men
van een c.s.q.n. verband tussen de gedraging van de verdachte en het ingetreden gevolg. In sommige
gevallen wordt echter causaliteit aangenomen terwijl het vaststellen van een c.s.q.n. verband niet
mogelijk is:
1. Alternatieve causaliteit (HR Groninger HIV)
= indien een c.s.q.n. verband niet duidelijk aanwezig is en een andere gedraging ook
mogelijk het ingetreden gevolg heeft bewerkstelligd
De gedraging van de verdachte kan een onmisbare schakel hebben gevormd in de
gebeurtenissen die tot het gevolg hebben geleid
Het is aannemelijk dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid
door de gedraging van de verdachte is veroorzaakt, factoren die kunnen meewegen:
- De gedraging is geschikt voor het veroorzaken van het gevolg
- De gedraging doet, naar ervaringsregels, vermoeden dat het ingetreden
gevolg daardoor is veroorzaakt
- In hoeverre aannemelijk is geworden dat de alternatieve oorzaak
hoogstwaarschijnlijk niet tot het gevolg heeft geleid
2. Lange causale ketens (HR Niet-behandelde longinfectie + annotatie)
Keuzes die het slachtoffer maakt in verband met omstandigheden die door de
verdachte zijn veroorzaakt, staan niet in de weg aan de redelijke toerekening van het
gevolg aan de verdachte, indien verdachte op zichzelf dodelijk letsel veroorzaakt
Indien een verdachte niet-letaal letsel veroorzaakt en het slachtoffer door een arts
wordt behandeld die een fatale fout maakt, kan het dodelijke gevolg niet aan de
verdachte worden toegerekend
HR Letale longembolie: indien n.a.v. het door de verdachte veroorzaakte letsel
medische complicaties ontstaan waaraan het slachtoffer overlijdt, wordt de causale
keten weliswaar verlengd, doch niet doorbroken
3. Nalaten (HR Shaken baby)
Wanneer sprake is van nalaten moet – om te beoordelen of toerekening redelijk is –
allereerst worden vastgesteld dat de verdachte een plicht had om wel te handelen.
Dat is het geval als kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat het
noodzakelijk was in te grijpen (zorgplicht). Vervolgens moet vaststaan dat de
verdachte het risico op het ingetreden gevolg zodanig heeft verhoogd dat dat gevolg
redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend als gevolg van diens nalaten om te
handelen.
, Week 2 – Strafbaar feit en wederrechtelijkheid
Wederrechtelijkheidsbeginsel
Strafbaar feit = 1) menselijke gedraging die 2) de wettelijke delictsomschrijving vervult en die 3)
wederrechtelijk en 4) verwijtbaar is.
De menselijke gedraging en de wederrechtelijkheid vormen de objectieve zijde van een strafbaar feit.
Wederrechtelijk als element = algemene voorwaarde voor strafbaarheid
Het vermoeden van materiële = gedraging in strijd met het recht
wederrechtelijkheid formeel = in strijd met de wet
materieel = geen rechtvaardiging
Wederrechtelijk als bestanddeel, twee leren:
Ratio achter wederrechtelijkheid als bestanddeel is ervoor zorgen dat
dagelijkse zaken niet onder de delictsomschrijving vallen.
Wederrechtelijkheid kan ook ingeblikt zitten in bv. ww als mishandelen.
1. Totaalwederrechtelijkheid
betekenis is hetzelfde als wederrechtelijkheid als
element (in strijd met het recht, dat wat betamelijk is)
geldende leer volgens HR Dreigbrief
Gevolg bij rechtvaardigheidsgrond is vrijspraak
2. Facetwederrechtelijkheid
Betekenis wederrechtelijkheid is niet hetzelfde als het element, het bestanddeel
krijgt een delictsafhankelijke interpretatie
Vaak kan de betekenis uit de strekking van de delictsomschrijving worden afgeleid
Hof Diefstal in noodtoestand: toepassing van de facetwederrechtelijkheid OVAR
Gevolg bij RVG is afhankelijk van betekenis van wederrechtelijkheid in de bepaling
Strafwaardigheid en strafbaarheid
Niet alleen de democratisch gelegitimeerde wetgever bepaalt wat wederwettelijk is, maar ook de
moraal (denk aan de Neurenberger rassenwetten) heeft invloed. Wederwettelijkheid staat dus niet
gelijk aan materiële wederrechtelijkheid.
Wat is strafwaardig?
Onderscheid tussen rechtsdelicten (malum in se, morele verwerpelijkheid van de gedraging)
en wetsdelicten (malum prohibitum, morele verwerpelijkheid is niet noodzakelijk)
Strafwaardig gedrag is gebonden aan tijd, plaats en cultuur (vreemdgaan, abortus)
Welke voorwaarden moeten we stellen om te bepalen of gedrag strafwaardig is? Kader:
Negatieve criteria van Hulsman (1972)
o Je mag niet strafbaar stellen voor enkel een morele opvatting
o Je mag niet strafbaar stellen met het doel om hulp te verlenen
o Je mag niet strafbaar stellen als de capaciteit van het systeem het niet aan zou
kunnen
o Je mag niet strafbaar stellen als het een schijnoplossing is voor problemen
Positieve criteria van Van Bemmelen (1973) en De Roos (1987)
o Je mag strafbaar stellen als iets moreel verwerpelijk dan wel schadelijk is
o Regulerende strafrechtsbeginselen zijn: Schadebeginsel (John Stuart Mill),
wederrechtelijkheidsbeginsel, subsidiariteitsbeginsel (ultimum remedium),
proportionaliteitsbeginsel, daadstrafrechtbeginsel, strafrecht mag niet in strijd zijn
, met fundamentele rechten, effectiviteitsbeginsel (niet symbolisch) en het
legaliteitsbeginsel (duidelijk en voorzienbaar), schuldbeginsel (opzet/culpa)
De betekenis en functie van wederrechtelijkheid in het strafrecht is wat bepaalt welk gedrag
strafwaardig is en strafbaar gesteld moet worden. Wederrechtelijkheid stelt dus grenzen aan de
macht van de overheid om nieuwe strafbepalingen in het leven te roepen. De criteria voor
strafbaarstelling bieden een kader voor het ordenen van argumenten voor en tegen nieuwe
strafbaarstellingen en daarmee handvatten voor weloverwogen en gelegitimeerde strafwetgeving.
De twee recente voorstellen van strafbaarstelling van verblijf zonder toestemming op terroristisch
grondgebied en van seksuele intimidatie bieden gelegenheid tot kritische reflectie in het licht van
regulerende beginselen.
Toestemming en wederrechtelijkheid
Toestemming kan ervoor zorgen dat de wederrechtelijkheid van het gedrag wordt weggenomen.
Volgens Bakker gebeurt dit vooral binnen de ‘bijzondere context’, zoals medische behandelingen of
sport- en spelsituaties. De wederrechtelijkheid als algemene voorwaarde voor een strafbaar feit kan
via de strafrechtelijk relevante toestemming worden aangetast. De eisen die volgens Bakker gesteld
worden aan de strafrechtelijke relevante toestemming zijn:
1. De veroorlovende handeling dient te zijn verricht door iemand die wilsbekwaam is
2. De toestemming dient vrijwillig en op niet voor misverstand vatbare wijze te zijn gegeven
3. Een geldige toestemming kan alleen gegeven worden indien je goed op de hoogte bent van
de aard, ingrijpendheid en de gevolgen van de handeling
4. De toestemming dient voorafgaand of tijdens de onder de delictsomschrijving vallende
gedraging te zijn gegeven
Je kunt overigens met strafrechtelijk relevante toestemming niet altijd de strafbaarheid wegnemen:
dit kan alleen als het een licht feit betreft. De vrijheid van het individu tot zelfbeschikking is niet
absoluut en strekt dus niet tot aantastingen die binnen de reikwijdte van zwaardere strafbare feiten
vallen, zoals buitensporige vrijheidsberoving, ontucht, doodslag.
Deze feiten zijn te ernstig om gerechtvaardigd te worden, er wordt veel waarde gehecht aan
het recht op leven ex. artikel 2 EVRM.
Toestemming als rechtvaardiging kan alleen die rechtsgoederen betreffen waarover de
toestemminggever als enige de volledige beschikking heeft (vs. het algemeen belang).
Medische behandeling
Onder voorwaarden kan de toestemming van een patiënt de strafbaarheid van een medische
behandeling wegnemen, volgens HR Haagse borstendokter:
1. De behandeling moet medisch geïndiceerd zijn met het oog op een concreet
behandelingsdoel
2. De dokter heeft gehandeld volgens medisch-professionele standaard
3. De dokter moet toestemming hebben gekregen van de patiënt, informed consent
Sport- en spelsituatie
Het feit dat je meedoet met een sport of spel impliceert dat je toestemming hebt gegeven. Voor
zover sport en spel aan eigen regels gebonden zijn, heeft niemand die besluit aan de betreffende
sport deel te nemen toegestemd met letsel ten gevolge van grove schending van die spelregels van
de dader. Daarnaast kunnen gedragingen dermate in strijd zijn met datgene wat de zorgvuldigheid in
de desbetreffende tak van sport meebrengt dat er alsnog van (zware) mishandeling kan worden
gesproken. Je moet dus kijken naar twee zaken, volgens HR Mishandeling tijdens voetbalwedstrijd:
1. Kijken naar wat spelers van elkaar te verwachten hebben
2. Kijken of de gedraging van de speler een ernstige overtreding van de spelregels oplevert