HC 1 – Het bestuursrecht en de Awb
Het bestuursrecht is een relatief jong rechtsgebied met een lange historie. Het hedendaagse
bestuursrecht volgt uit twee revoluties (de industriële en de Franse). Bij het hedendaagse
bestuursrecht is er veel aandacht voor de waarborgfunctie (bescherming) en voor de instrumentele
functie (gereedschapskist v/h bestuur).
Kenmerken van het bestuursrecht
Het belang van de wet en het begrip ‘bestuursbevoegdheid’
Legaliteit (primaat van de wetgever)
Specialiteit (doelbinding van het bestuur)
De rechtsbetrekking in het bestuursmodel
Het dominante besluitmodel
De ongelijkwaardige relatie tussen bestuur en burger
Gelede normstelling en bestuurlijke discretie
Trias-vraagstukken zijn kenmerkend (bv. rechterlijke toetsing van beleidsruimte)
De komst van de Awb
Er zijn meerdere redenen dat er gekozen is voor een algemene wet voor het bestuursrecht:
1. Er is een grondwettelijke opdracht, zie art. 107 lid 2 Gw
2. Er moest iets gedaan worden aan de chaos en versnippering in het bestuursrecht. Er was
grote behoefte aan de systematisering en eenheid van het bestuursrecht
3. Er was te veel ongeschreven bestuursrecht, wat daardoor minder kenbaar was
4. De rechtsbescherming was veel te versnipperd: er was sprake van een bonte verzameling van
rechters en procesregelingen
De Awb is een belangrijke bron van onder meer algemene begrippen (zoals besluit), maar ook
definities geeft van bepalingen over algemene leerstukken van het bestuursrecht (zoals delegatie,
toezicht). Daarnaast is de Awb een codificatie en uitwerking van bepaalde rechtsbeginselen, zoals het
zorgvuldigheidsbeginsel. Ook geeft de Awb algemene regelingen voor bepaalde besluiten, zoals
subsidies en handhavingsbesluiten.
Let wel op, de Awb is maar een klein deel van al het bestuursrecht. Het bijzonder bestuursrecht is
een stuk groter, het ongeschreven bestuursrecht bestaat nog steeds en het Europees bestuursrecht
is booming. Andere algemene wetten, naast de Awb, die van belang zijn voor het bestuursrecht zijn:
de Wet open overheid, Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, gemeentewet etc.
De Awb is een aanbouwwet (tranches en afzonderlijke wetten). De Awb kent daarnaast een gelaagde
structuur, de Awb is opgebouwd van algemeen naar bijzonder. Enkele punten:
Hierdoor is de wet compacter, maar ook abstracter en complexer
Bovendien zijn er specifieke bepalingen over het toepassingsbereik, schakelbepalingen en
gelijkstellingen (bv. 6:2 Awb)
De Awb is (in de regel) niet bevoegdheidsverschaffend
De Awb werkt met verschillende soorten regels en bepalingen:
I. Dwingende regels die standaard zijn voor het gehele bestuursrecht (bv. 1:2 Awb)
II. Regelende regels voor normale gevallen, tenzij… (bv. 4:1 Awb)
III. Aanvullende regels, rest- of vangnetbepalingen (bv. 4:13 Awb)
IV. Facultatieve bepalingen (bv. 3:10 lid 1 Awb), alleen van toepassing als een andere
wet dat zegt of als dat via een besluit bepaald is.
De bijzondere wet kan echter altijd afwijken!
,Functies van het bestuursrecht
Bestuur ziet op het van overheidswege behartigen van het algemeen belang; bestuursrecht ziet op
de juridische aspecten daarvan:
De legitimerende functie: bestuursrecht voorziet in juridische grondslag voor bestuursoptreden
door het creëren van bestuursorganen, bestuursbevoegdheden en procedures.
De instrumentele functie: de vaststelling en uitvoering van het overheidsbeleid.
De waarborgfunctie: het beschermen van de rechtspositie van burgers t.o.v. de overheid.
HC 2 – Bestuursorganen
Het begrip bestuursorgaan is structurerend voor de Awb, omdat het de werkingssfeer van de wet
bepaalt: is er geen bestuursorgaan in beeld, dan is er geen sprake van een besluit en dan is de Awb
niet van toepassing.
Een a-orgaan
1:1 lid 1 sub a: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
1. A-organen zijn verweven met specifieke rechtsvorm, moét krachtens publiekrecht zijn ingesteld:
Artikel 2:1 BW = publiekrechtelijke rechtspersonen
Lid 1: de staat, provincies, gemeenten, waterschappen en andere lichamen waaraan de
Gw verordende bevoegdheden heeft gegeven (abstracte toekenning)
Lid 2: rechtspersoonlijkheid bij of krachtens wet bepaald (concrete toekenning)
Artikel 134 en 135 Gw
Openbare lichamen, zoals:
o Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (2 jo. 19 Wet op het acc.
Beroep)
o Nederlandse loodsencorporatie (art. 6 jo. 15 Loodsenwet)
o Koninklijke notariële beroepsorganisatie (art. 60 jo. 69 Wet op het notarisambt)
o Nederlandse Orde van Advocaten (art. 17 jo. 28 Advocatenwet)
o Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (56 jo. 65 Ger. wet)
2. Vervolgens moet nog vastgesteld worden of er sprake is van een orgaan. Een orgaan is een
entiteit binnen de rechtspersoon, die de rechtspersoon (mede) laat functioneren:
Je moet in organieke regelingen op zoek naar organen die handelen voor de rechtspersoon
Voor de Staat geldt dat alles tot de staat toebehoort, tenzij het aan een andere organisatie is
toebedeeld. De organieke regeling van de Staat is dus oneindig. Staat is een soort
restcategorie.
‘Orgaan van’ is dus ongeacht de uitoefening van openbaar gezag, kwalificatie o.g.v.
organisatorische kenmerken, bevoegdheden doen er niet toe.
NB: De heffingsambtenaar is niet te vinden in de organieke regeling van de gemeente, maar de
bevoegdheid van deze ambtenaar wel (231 Gemeentewet). Ook hier is sprake van een orgaan,
ook al is het geen orgaan in de organieke regeling.
Een b-orgaan
1:1 lid 1 sub b: een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
1. Een b-orgaan moet dus met openbaar gezag bekleed zijn (= de publiekrechtelijke bevoegdheid
om eenzijdig de rechtspositie van andere rechtssubjecten vast te stellen). Twee grondslagen:
I. Bij of krachtens wettelijk voorschrift, bv. stichting AFM bij de Wet financieel toezicht
, II. Volgens de rechtspraak:
ABRvS Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers: het geld moet voor minimaal 2/3 van
de overheid afkomstig zijn + overheid bepaalt de criteria voor aanspraak op geld.
ABRvS Stichting Schiphol: (geldend) hoofdregel is het legaliteitsbeginsel, maar
uitzondering wanneer het geld voor minimaal 2/3 van de overheid afkomstig is +
overheid sterke invloed heeft doordat het de criteria bepaalt voor de
uitkeringen, maar wel enkel op algemeen beleid en niet op individuele gevallen.
Je bent een b-orgaan in de uitoefening van die bevoegdheid, daarbuiten niet
b-organen zijn dynamisch, de Awb is alleen van toepassing indien het orgaan zijn bevoegdheid
uitoefent. Een a-orgaan moet altijd rekening houden met de Awb.
Bijzondere organisatievormen
Deconcentratie
= attributie van een bestuursbevoegdheid aan een bestuursorgaan dat ondergeschikt is aan een
ander bestuursorgaan, dat op zijn beurt politiek verantwoordelijk is.
Het lagere orgaan (vaak ambtenaar) krijgt die bevoegdheid rechtstreeks uit de wet, maar hij
blijft dus ondergeschikt aan de hiërarchische superieur die (specifieke) aanwijzingen kan
geven.
Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s)
= een bestuursorgaan van de centrale overheid dat bij/krachtens de wet/amvb/ministeriële
regeling met openbaar gezag is bekleed en dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan de minister.
3 lid 1 Kaderwet ZBO’s: Een zelfstandig bestuursorgaan kan uitsluitend worden ingesteld
indien:
a) Er behoefte is aan een onafhankelijke oordeel o.g.v. specifieke deskundigheid
b) Er sprake is van strikt uitvoering in een groot aantal individuele zaken
c) Participatie van burgers/maatschappelijke organisaties wordt geacht
Belangrijke hints dat er sprake is van een ZBO zijn:
o In de organieke wet is uitgebreid geregeld hoe de ZBO functioneert, bepalingen
opgenomen die gaan over de verhouding tussen Minister en de ZBO
o Bepaalde artikelen uit de Kaderwet worden niet of juist wel van toepassing verklaard
o In de organieke wet is aparte benoemings- en ontslagprocedure opgenomen, vaak
ook speciale inlichtingenrecht voor de minister en mogelijkheid tot algemene
aanwijzingen.
NB: er zijn twee soorten ZBO’s:
I. Staatsrechtelijk begrip: focust op zelfstandigheid en ministeriële
verantwoordelijkheid
II. Bestuursrechtelijk begrip: ZBO-begrip uit artikel 1 Kaderwet ZBO’s
HC 3 – Belanghebbende
Het belanghebbende-begrip is een dragend begrip binnen de Awb vanwege het besluitvormingsrecht
(bv. aanvraag besluit en hoorplicht) en het rechtsbeschermingsrecht (bv. beroepsrecht).
Het feit dat iemand belanghebbende is bij een besluit, betekent niet zonder meer dat het
bestuursorgaan inhoudelijk met diens belangen rekening moet houden! Denk daarbij aan de werking
van het specialiteitsbeginsel (ABRvS Jetski’s) of het relativiteitsvereiste (art. 8:69a Awb).
Casus Drs. G: G procedeert tegen het verlenen van een geschiktheidsvergunning voor het
bordeel, waar hij naast woont. Drs. G is bang overlast te ervaren van het bordeel. Drs. is