HC 1 – Democratie
Robert Dahl
Dahl is bekend om zijn werk over democratie, zijn ideeën worden nog steeds gebruikt. Hij zegt:
Verschil tussen de idee van de ideale democratie en de werkelijk bestaande democratie: een
echte democratie kan dus alleen kleinschalig zijn
Praktische democratie is op grotere schaal: democratie via vertegenwoordiging nodig
Spanning tussen een ideale democratie en een werkelijk bestaande democratie
De democratie is een project dat nooit af is, we moeten streven naar meer
democratie
Democratie heeft het volgende dus nodig:
o Effectieve deelname = stemmen, beslissen en uitvoeren, je bent deel van het proces
o Gelijkheid bij het stemmen = extreme gelijkheid
o Een verlicht begrip krijgen = je moet een idee/mening hebben over het hele proces
o Eindcontrole over de agenda uitoefenen = beleid maken, maar ook beleid uitvoeren
o Opnemen van volwassenen = iedereen moet meedoen
Hoewel zijn ideaal de Griekse democratie blijft, kent Dahl ook een idee over de werkelijk bestaande
democratie. Dit model heeft deze kenmerken in deze volgorde, lijkend op de liberale democratie
maar in werkelijkheid een polyarchie:
Verkozen vertegenwoordigers met vrije, eerlijke en frequente verkiezingen
Vrijheid van meningsuiting
Alternatieve bronnen van informatie
Vrijheid van vereniging
Inclusief burgerschap
Republicanisme
Het republicanisme begint bij de Grieken in de 4 e eeuw voor Christus. Kenmerken van dit model zijn:
Actieve, directe participatie was ook zelfrealisatie: door mee te doen kan je jezelf ‘maken’
Er was geen tot weinig scheiding tussen privé en openbaar: geen vrijheid van, maar vrijheid
tot samenvallen van object en subject van de macht
Door het proces van meedoen aan de politiek, ben je vrij en je bent een ethisch burger
Minder nadruk op individuele rechten
De demos (het volk) was de soeverein
Dahl was dus geïnspireerd door de Grieken, veel gelijkenissen!
In de praktijk was de politiek gebaseerd op een populatie van mannen die ouder dan 20 waren,
vrouwen en slaven waren geen burgers. Er waren polissen, géén staten.
In de 10e eeuw komt het republikeinse model terug in bijvoorbeeld kleine steden (in o.a. Noord-
Italië). Deze steden waren tegen de paus, de nadruk lag op seculair bestuur. Het model was toen wel
minder radicaal, er was i.t.t. de Grieken minder direct bestuur en participatie, maar er was wel meer
participatie door raden/groepen/belangengroepen.
Electorale democratie
De electorale democratie is de meest dunne conceptie van een (liberale) democratie. Belangrijke
vertegenwoordigers van dit model zijn Huntington en Schumpeter. Er zijn drie kenmerken:
Vrije en eerlijke verkiezingen: geen corruptie, gelijke kansen in verkiezingen
Oppositie: het moet mogelijk zijn aan de macht te kunnen komen, concurrentiestrijd
Algemeen kiesrecht
,Er ligt ook nadruk op andere onderdelen van de democratie (zoals vrijheid van meningsuiting etc.),
maar de focus ligt op verkiezingen.
Liberale democratie
Scheiding der machten = de spanning tussen invloed van het de meerderheid en de
rechtsstaat
Verband tussen de staat en de maatschappij = representatie en politieke partijen
Pluralisme = politiek pluralisme en sociaal pluralisme
Politiek: staking, mediavrijheid en protesteren zijn belangrijke waarden
Sociaal: verschil van meningen accepteren
Volgens Diamond zijn aanvullende kenmerken van de liberale democratie:
Vertegenwoordigers zijn democratisch gekozen
Vrije en eerlijke verkiezingen
Niet alleen partijen maar ook belangengroepen zijn beschermd (rechten beschermen)
Verschillende vormen om je mening te kunnen uiten
verschillende soorten media
Gelijkheid voor de wet
Rechten van groepen en individuen zijn beschermd
bescherming tegen vrijheidsbeneming
Geen etnische exclusie: het gaat ook om minderheidsgroepen (denk aan de rechtsstaat)
o Spanning tussen rechtsstaat en democratie
Het verschil tussen een electorale en een liberale democratie: In een electorale democratie zijn ook
rechten, maar het startmoment van die rechten is de eerlijke verkiezingen. Als dat lukt, groei je
misschien naar een liberale democratie. Rechten zijn ook belangrijk, maar het is alleen door
verkiezingen dat je een democratie kunt beschermen, dat kun je niet met rechten.
Volgens de electorale democratie is eerlijke verkiezingen dus belangrijker dan (mensen)rechten.
Radicale democratie
De radicale democratie is een soort van kritiek op de liberale democratie. Er zijn meerdere vormen
van een radicale democratie, maar de belangrijkste twee zijn:
I. Marxisme/communisme = economische gelijkheid
Bij een liberale democratie is de staat niet neutraal einde politiek
De staat is daar voor één klasse, die van het kapitaal einde van klassen
Liberalisme gaat om het beschermen van privé eigendom einde privé-eigendom
De basis van liberalisme is ongelijkheid en exploitatie einde klassen/eigendom
II. Deliberatieve democratie
Burgerjury, burgers participeren d.m.v. loting
Kritiek op de liberale democratie, teveel vertegenwoordiging
Extreem gedecentraliseerd, aanvulling op directe democratie
Radicale democratie in alle mogelijke vormen heeft als basis een soort van republicanisme.
HC 2 – De ontwikkeling van de democratie
Of er sprake is van een democratie wordt gemeten aan de hand van de vraag of er verkiezingen zijn,
of er algemeen kiesrecht is en of er sprake is van de scheiding der macht. Er zijn drie soorten
regimes:
1. Democratie: het volk regeert zichzelf
, 2. Anocratie: half democratisch, half autoritair
3. Autocratie: autoritair regime, een groep of een kleine groep regeert
Er zijn drie golven
van democratisering
te onderscheiden.
Bij alle drie golven is
er daarnaast sprake
van backsliding,
landen worden ook
minder
democratisch.
De eerste golf (1800-1920)
Voor 1760 was er geen democratie. Natuurlijk waren er instituties om klassen/groepen te
vertegenwoordigen, maar zij waren niet autonoom: zij hadden geen eigen rechten t.o.v. de
monarchie. De eerste democratieën ontstonden in de VS, de VK en Frankrijk.
De Verenigde Staten, radicaal
Voor de democratie was het in de VS al relatief makkelijk om te stemmen, de eigendomskwalificaties
lagen erg laag. De rijkdom was in de VS relatief hoog: mensen hadden land en het was relatief
makkelijk om rijk(er) te worden. De vertegenwoordiging was echter nog onder controle van
Engeland. Dan volgt de Amerikaanse Revolutie in 1776. Het belangrijkste probleem was daarbij of er
belasting betaald diende te worden zonder vertegenwoordiging in het parlement.
De Grondwet ontstond in 1787 en was relatief radicaal:
Volkskiesrecht voor mannen met lage vermogensbepalingen (voor die tijd)
Op het federale niveau werden wetgevende en uitvoerende macht gekozen
Onafhankelijke rechterlijke macht
Burgerrechten en politieke rechten, mogelijkheid tot participatie
Dit leidt tot economische ontwikkeling en economische vrijheid, tot mobiliteit binnen klassen.
Amerika was daarmee de eerste electorale democratie. Slaven kregen echter pas na 1861-1865
stemrecht. Er waren niet echt politieke partijen, er waren wel meer groepen zonder sterke
organisatie/ideologie.
Het Verenigd Koninkrijk, gradueel
De burgeroorlog in 1642-1651 leidt tot het beperken van de macht van de koning, het parlement had
destijds al rechten maar wilde er meer. Dit is een goed voorbeeld van een anocratie. Er was nog
steeds sprake van corruptie en restricties op eigendom; de politiek was scheef. Het plattenland en de
aristocratie hadden veel meer invloed dan de steden. Er zijn echter wel sterke veranderingen
onderweg: industrialisatie (zoals in de VS) en het begin van een sterkere middenklasse.
In de 19e eeuw leidt dat tot flinke verandering in de economie en in de instituties die leiden tot: