Leerdoelen boek ‘Je hebt wel iets te verbergen’
De onderstaande leerdoelen zijn geformuleerd als richtvragen. Let op: alle leerdoelen zijn op
kennisniveau gedefinieerd. Dit zijn geen tentamenvragen!
Hoofdstuk 1
1. Geef aan wat bedoeld wordt met de term ‘black box’ in relatie tot de smartphone. (p. 28)
Een apparaat dat werkt als een trein, maar waarvan de échte werking achterwege blijft. Als
een machine efficiënt loopt, dan hoeft men zich alleen te richten op de input en de output en
niet op zijn interne complexiteit. Je weet bij een smartphone waar je op moet drukken
(input), je weet wat de reactie daarop is (output), maar hoe het apparaat dat allemaal doet
weten we niet.
2. Wat houdt ‘realtime bidding’ in? (p. 33)
Een volledig geautomatiseerde veiling, waarbij bieders razendsnel kunnen bieden op data
van gebruikers.
3. Waarom bieden trackers op jouw gegevens? (p. 33)
Hoe beter de realtime adverteerder jou weet te doorgronden, hoe effectiever hij kan
adverteren. Het voordeel zit dus in de data. Informatie over jou.
4. Leg uit wat de schrijvers van het boek bedoelen met “de smartphone blijkt een glimmend
surveillanceapparaat waar je toevallig ook mee kunt bellen”. (p. 36)
Zonder dat we het zien, vliegen onze data de hele wereld over en komt bij 100 verschillende
bedrijven terecht. Als je naar de smartphone kijkt zie je een mooi ding met handige apps,
maar als je in het systeem gaat kijken, zie je een systeem dat gegevens over zijn gebruiker
verzamelt, rondstuurt en verkoopt aan de hoogste bieder.
5. Wat wordt bedoeld met de ‘veronachtzaming van de integriteit van context’? (p. 38)
Binnen iedere context gelden andere privacy normen. Oftewel normen over de gepastheid
van de informatiestromen. Bij het vliegveld vinden we allemaal die checks niet erg, maar als
de bakker je tas wil doorzoeken, dan vinden we dit privacy schending. Nissenbaum noemt
het veronachtzaming van de integriteit van de context. Het recht van privacy is dus het recht
op gepaste stromen van persoonlijke informatie. Wij ervaren alleen privacy schending als we
de informatiestroom niet gepast vinden.
6. Wat wordt bedoeld met de ‘privacyparadox’? (p. 41)
De neiging om privacy belangrijk te vinden, maar er niet of nauwelijks naar te handelen.
7. Waarom is het argument dat de consument toestemming aan bedrijven moet geven om zijn
informatie te verzamelen, niet sterk? (p. 43-45)
- De privacy-voorwaarden, oftewel de voorwaarden waarin je mee akkoord moet gaan
om een site fatsoenlijk te laten functioneren, oftewel toestemming die je af geeft om
een site fatsoenlijk te laten functioneren worden vaak doorgeklikt zonder ze te lezen.
Dit omdat bedrijven al moeite hebben om überhaupt dit in begrijpelijke taal te
zetten, maar dat wil niet baten want we begrijpen ze toch niet en als ze we zouden
lezen zijn we daar jaarlijks vijf volle werkweken mee bezig, het kost dus anders ook
bizar veel tijd.
- Veel websitebeheerders, zoals Telegraaf.nl weten zelf niet precies door welke
trackers hun bezoekers worden gevolgd, terwijl zij degene zouden moeten zijn met
het overzicht over wat er op hun site gebeurt.
8. Waarom is het onderscheid ‘privé- en publieke ruimte’ betekenisloos? (p.45-47)
- Ten eerste om dat je tegenwoordig een groot gedeelte van je huis ook mee neemt
als je naar buiten gaat.
- Ten tweede omdat de kern van het privacy-recht op losse schroeven staat, namelijk
het idee dat wij ons relatief anoniem door de publieke ruimte kunnen bewegen.
Bijvoorbeeld de locatievoorziening die wij aan hebben staan voor bepaalde apps of
het feit dat onze mobiel telkens de locatie doorgeeft aan tientallen zendmasten.
, Hoofdstuk 2
9. Waarom zijn openbare wifinetwerken onveilig? (p. 57 e.v.)
Omdat door het gebruik van een openbaar wifinetwerk is door hackers af te leiden waar we
zijn, wat we doen en wie we zijn. Daarnaast kunnen hackers via openbare netwerken in onze
bestanden.
10. Wat houdt het ‘dark web’ in? Wat zijn de gevaren van dat web? (p. 62 e.v.)
Is een onderdeel van het internet dat alleen te betreden is met een Tor, een browser die je
internetverkeer anonimiseert. Hierdoor is door sites en gebruikers niet te achterhalen waar
ze zich bevinden. Daardoor kun je er anoniem allemaal illegale producten kopen en
verkopen: van drugs tot gestolen data, van creditcardgegevens tot medische informatie.
De gevaren: het kan zijn dat gekochte informatie niks meer waard is, bijvoorbeeld je koopt de
creditcardgegevens van iemand, maar zijn rekeningen zijn al leeg getrokken.
11. Waarom zijn onze data zo slecht beschermd? (p. 65-67)
- Fysieke producten worden beveiligd voordat ze de markt op gaan en worden van
tevoren uitvoerig getest. Online producten daarentegen worden beveiligd, terwijl
het al op de markt en in gebruik is.
- Botsende belangen, we willen bijvoorbeeld niet dat een hacker een auto op afstand
kan stil zetten, maar wel dat de politie dit kan. Verder willen we bedrijfsinformatie
binnen de deuren van het bedrijf houden, maar we willen ook thuiswerken.
12. Waarom heeft de overheid baat bij slecht beschermde data? (p. 66-67)
Naast de bescherming van data van burgers, zijn overheden er ook bij gebaat als de
beveiliging van die data kwetsbaarheden heeft. Bijvoorbeeld de NSA of de FBI. Maar als je
zo’n achterdeur installeert, kun je niet voorkomen dat andere partijen die ook ontdekken en
kunnen gaan misbruiken.
13. Welke fouten maken veel consumenten? (p. 68-69)
Vele van ons zijn feilbare en onwetende gebruikers. Daarnaast is technologie niet tegen
menselijke fouten en slechte beveiliging opgewassen. We kiezen zelf de simpelste
wachtwoorden, installeren geen beveiligingsupdates (of veel te laat), zetten onze meest
intiemste documenten op ons bureaublad en mailen onze inlogcodes.
14. Waarom ervaren we volgens Keymolen geen onveiligheid? (p. 70-71)
Onze beoordeling gaat vaak niet verder dan of het werkt of niet. Het probleem is dat het
daar vaak stopt. Wij ervaren niet hoe de technologie echt werkt en welke gevolgen dat heeft.
We hebben vertrouwen want het werkt, maar wij kunnen de beveiliging niet beoordelen.
Hoe onze data beschermd worden en de buitenwereld wordt afgeschermd ervaren wij niet.
Hoofdstuk 3
15. Wat is het verschil tussen de e-Overheid en de iOverheid? (p. 79-81)
Een e-Overheid is een overheid die ICT gebruikt om haar burgers van dienst te zijn.
Bijvoorbeeld DigiD. De iOverheid is een rapport van de ‘Wetenschappelijke Raad voor
Regeringsbeleid’. Gekenmerkt door informatiestromen en netwerken die die niet alleen
gericht zijn op dienstverlening, maar ook controle en zorg. De auteurs beschrijven hoe door
digitalisering en informatisering de Nederlandse overheid stilzwijgend van een zogenoemde
e-Overheid in een iOverheid is veranderd. De iOverheid wordt dus in plaats allemaal losse
databases een applicatie met één verzameling van informatiestromen.
16. Wat is het probleem met de iOverheid? (p. 81)
Door al die stromen en verbonden databases zijn de fundamentele beginselen hiervan de
dupe. Niemand heeft meer het overzicht over al die stromen, laat staan dat iemand de regie
uitvoert. Voor burgers geldt dat ze er niet vanuit kunnen gaan dat de informatie bij de
betreffende instantie blijft waaraan je die gegeven hebt.
17. Hoe reageert de politiek op de iOverheid? (p. 81-82)
Het politieke enthousiasme voor nieuwe applicaties en koppelingen van systemen en
informatiestromen gaat hand in hand met argumenten als het vergroten v.d. veiligheid en