De student beschrijft de invloed van de sociale omgeving (sociale en culturele verbanden) op het gedrag
van de groep/cliënt. De student herkent de invloed van zijn eigen sociale omgeving op het eigen
handelen.
Het handelen vindt plaats in een sociale omgeving;
- Microniveau; gezin, familie, vrienden/kennissen
- Mesoniveau; buurt, werk, school
- Macroniveau; wet- en regelgeving, politiek, gemeentelijke en landelijke uitvoeringsorganen van wet en
regelgeving
De student herkent de sociale en culturele verbanden waar hij bij hoort.
Voorbeelden van onderdelen die je cultuur bepalen:
- Regio stad of platteland
- Etnisch land van herkomst
- Religie geslacht/ geloof
- Leeftijd beroep/bijbaantjes
- Hobby opleiding
- Referentiekader = het geheel van waarden, normen, overtuigingen op grond waarvan leden van een
groep oordelen en handelen. Dit kader ontstaat uit collectieve ervaringen van de groep.
- Referentiegroep = de groep(en) waaraan iemand zijn referentiekader ontleent en waaraan hij zijn
houding en gedrag spiegelt heen een referentiegroep.
De student beschrijft de invloed van de omgeving (sociale en culturele verbanden) op het handelen van
de ander.
Definitie: een cultuur
Het geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarden en normen die mensen als lid van een samenleving
overdragen en verwerven door middel van leerprocessen. Hoekstra, K. van der Weerf
- Het gaat om de niet- materiële zaken die mensen in de loop der tijd ontwikkeld hebben. Met andere
woorden; het gaat om wat we “kunnen”.
- De resultaten van dat “kunnen” bv. Auto’s bouwen, schilderijen, tuinen, akkers, cultuurbos zijn de
getuigenissen van dat “kunnen”.
- Dit alles manifesteert zich om ons heen, de omgeving . Ergotherapeuten onderscheiden een sociale en
een fysieke omgeving. Daarin wordt zichtbaar wat de positieve en negatieve effecten zijn van die cultuur.
- Voorbeeld van effecten van het menselijk kunnen :
- De technische ontwikkelingen:
- positief : grotere mobiliteit door treinen auto’s vliegtuigen enz. / Negatief effect is het verbruik van
fossiele brandstoffen en de milieu verontreiniging.
- Positief : meer communicatie mogelijkheden: telefoon, internet, sociale media / Nadeel privacy
vermindering en overweldigende hoeveelheden info te verwerken
- De ontwikkelingen in de gezondheidszorg:
- Positief mensen worden ouder en kwaliteit van leven is toegenomen/ Nadeel complexiteit en
betaalbaarheid van de zorg worden problematisch doordat er steeds meer behandeld kan worden en er
een steeds grotere groep mensen een beroep moet doen op de gezondheidszorg.
Cultuur?
- Voorstellingen: waarvan?
- Opvattingen: waarover?
- Kennis: waarvan? En: waarop van invloed?
- Waarden: dat zijn?
- Normen: dat zijn?
- Nurture versus Nature?
- Overdragen en verwerven dmv leerprocessen: en dat betekent? Voor jou als……?
De student maakt met de cliënt een overzicht van de sociale en culturele kenmerken die de
handelingsvraag beïnvloeden.
Inventariseren tot welke verschillende groepen de cliënt behoort
- OCPM of OPHI afnemen
De student herkent relevante kenmerken van populaties.
Populatie
- Een groep individuen die 1 of meer karakteristieken deelt.
- Toch verschillen mensen van elkaar. Een populatie is nooit homogeen, altijd heterogeen.
- Die karakteristieken kunnen zichtbaar of onzichtbaar zijn, het begrip populatie komt uit de statistiek. In
de statistiek wordt er met de karakteristieken gewerkt. Binnen de competentie ondersteunen en
versterken kun je meer denken aan een samenhangende groep waarbij er sprake is van een
gemeenschappelijk gevoelde factor, voor beelden hiervan zijn:
, - De kerkgemeenschap van de protestante kerk in de gemeente....
- De fanclub van Feyenoord
- De bewoners van het Afrikaanderplein
- Gepensioneerde allochtonen
- Kenmerken van populaties kunnen we in statistieken terugbrengen om inzicht te krijgen in de
bevolkingssamenstelling.
- Sommige mensen weten niet dat ze tot een doelgroep of populatie behoren, wij bedenken/vinden dat zij
in deze doelgroep of populatie horen.
De student beschrijft de begrippen (sociale) segregatie en (sociale) integratie en past dit toe op een
casus.
Segregatie (afzondering/scheiding)
- Bedoeld en onbedoeld
- Vrijwillig en verplicht
- Hindering van integratie (opgaan in elkaar van verschillende groepen)
Sociale segregatie
Is een proces waarbij een bepaalde (culturele) groep zich afzondert van de rest van de maatschappij. Hierbij kan
onderscheid worden gemaakt tussen vrijwillige segregatie (self-segregatio) en gedwongen segregatie. Segregatie
uit zich bv in: keuze woonomgeving, spreken van de eigen moedertaal/ dialect/straattaal, kleding. Het
tegenovergestelde van segregatie is integratie.
De student beschrijft handelingsvragen van kwetsbare personen of groepen en past dit toe op een casus.
Zorg om kwetsbaren (=zorgethiek)
- Als je kwetsbaar bent heb je zorg nodig
- Die behoefte aan zorg moet opgemerkt worden
- Die behoefte aan zorg moet gerealiseerd worden
- Goede zorg is competent
- En moet geaccepteerd worden
- Zorgen is samen doen. Echt samen doen genereert emancipatie en empowerment. Dat ontstaat vanzelf.
Beschrijft wat een kwetsbare groep is en onderbouwt wanneer een persoon tot een kwetsbare groep
behoort.
Mensen zijn vaak sterk in vele gebieden, maar kwetsbaar in een paar gebieden. Dit kan hun kwetsbaar maken.
Het is belangrijk om in te zoomen op iemands kwaliteiten.
De student beschrijft de begrippen kwetsbare personen en kwetsbare groepen en past dit toe op een
casus.
- Kwatsbare groepen zijn burgers die kwetsbaar zijn voor sociale exclusie/sociale uitsluiting
- Je herkent deze mensen aan een laag niveau van participatie in de samenleving en veel ervaren
eenzaamheid
Ouderen
Vluchtelingen
Tienermoeders
Verslaafden
Mensen met een beperking
Kwetsbare mensen staan aan de rand van de samenleving en kijken toe
(hoe wij de bal overgooien)
Let op: mensen zijn dus niet kwetsbaar vanwege hun beperking, maar doordat de omgeving niet juist met de
beperking omgaat.
Maatschappelijke weerbaarheid, factoren van invloed:
- Leeftijd
- Inkomen
- Partner/familielid (Wat als je geen partner hebt? Je voelt je misschien alleen, hebt weinig structuur op de
dag, weinig of ongezond eten, inkomen etc.)
- Beperking (fysiek, sociaal, psychisch, geestelijk)
- Beheersing Nederlands
- Land van herkomst
Vitale burger/ participerende burger - Beleidsmatig/ politiek wensdenken:
- Doet mee in de samenleving; heeft werk, sociale contacten, neemt deel en draagt bij aan de
maatschappij. En leert zo nieuwe vaardigheden
- Sommige mensen kunnen dit op eigen kracht, anderen hebben daarbij ondersteuning nodig
- Participatieproblemen is eigen het hebben van contactproblemen.
,De taxonomie
Toelichting op het schema
De vitale burger. Onderin de piramide bevindt zich de vitale burger die goed in staat is zijn persoonlijke sociale
netwerken en contacten te gebruiken. Voor de lokale overheid is niet of nauwelijks een rol weggelegd.
Kleinschalige particuliere initiatieven die op dit niveau opkomen en weer verdwijnen, vallen niet per se onder de
verantwoordelijkheid van gemeenten. Dat de initiatieven na enige tijd stoppen, is wellicht jammer voor de
betrokkenen, maar veroorzaakt geen beperking voor de zelfredzaamheid van burgers.
De burger en zijn sociale verbanden. In de tweede laag van de piramide is een grotere rol weggelegd voor de
verantwoordelijkheid van gemeenten.
Het uitgangspunt daarbij is: ‘loslaten waar het kan en ingrijpen waar het moet’. Als er in de tweede laag
problemen ontstaan met het inzetten van sociale verbanden (mantelzorger en vrijwilligers) kan de gemeente
bijdragen door bijvoorbeeld vrijwilligers en mantelzorgers te ondersteunen.
De civil society. De regiefunctie van de gemeente is sterker in de derde laag van de piramide. Als daar de
initiatieven van burgers wegvallen en er is geen alternatief voorhanden, dan dreigen kwetsbaren tussen de wal en
het schip te raken. Op dit derde niveau zal de gemeente voldoende zorg moeten dragen voor het waarborgen van
de continuïteit. De gemeente kan de rol van facilitator op meerdere manieren oppakken: door het actief
versterken van netwerken van burgers, door het verbinden van contacten met samenwerkingspartners of doorzelf
alternatieven aan te bieden (al dan niet via co-creatie).
Intramurale opvang. Tot slot bevindt zich bovenin de piramide de kleine groep mensen die zeer sterk
zorgafhankelijk zijn (vaak met meervoudige fysieke en geestelijke beperkingen). Overheid en zorginstellingen zijn
verantwoordelijk voor zorg voor en ondersteuning aan deze groep. Gemeenten krijgen met de transitie van de
extramurale begeleiding van AWBZ naar WMO een zware rol in de ondersteuning van (zeer) kwetsbare groepen.
Zorgvragers zullen met veel meer hulp zelfstandig (willen) blijven wonen. Dit betekent dat het overlapgebied
tussen de bovenste en de derde laag groter en gedifferentieerder wordt. Dit betekent ook dat de vitale burgers uit
de onderste laag een grote rol gaan spelen bij het opvangen van mensen in deze laag.
In het kort; o Zorginstelling = er wordt gezorgd voor mensen o 2e categorie = er wordt gedeeltelijk gezorgd voor
mensen o 3e categorie = mensen zorgen voor elkaar (netwerken, voetbal, vrienden etc.)
4e categorie = voor zichzelf zorgen
De student omschrijft groepsdynamische processen. De student omschrijft de theorie m.b.t
groepsvorming en groepsontwikkeling.
Definitie van een groep
- Vlg. van Dale: een aantal min of meer bijeen horende mensen, zaken of dieren.
- Vlg. Oomkes: eenheid van minstens twee individuen die met enige regelmaat persoonlijk contact hebben
en zich bewust zijn van hun bestaan als groep.
Definitie doel
Interactie: Volgens Hare is een groep een verzameling individuen die directe contacten met elkaar onderhouden
Motivatie: Volgens Bass is een groep een verzameling individuen die door zich te verenigen bepaalde
persoonlijke behoefte trachten te bevredigen.
Doel: Volgens Freeman is een groep een verzameling mensen die gezamenlijk een bepaald doel willen bereiken.
Wat is groepsdynamica?
- De studie van het gedrag in kleine groepen
, Uitganspunten groepsdynamica
- Ieder mens is sterk sociaal bepaald door groepen waartoe hij behoord of behoord heeft (identiteit)
- Via de (gezins)groep :
Vindt cultuuroverdracht plaats
Leert het individu taal, spreken, denken, waarnemen, waardensysteem
Wordt bepaald hoe het individu emoties en gevoelens beleeft en integreert
- Sociale invloeden op elk individu worden bepaald door maatschappelijke omstandigheden
Waarom ontstaat een groep?
- Vanwege gedeelde belangen
- Vanwege een gemeenschappelijk doel
- Vanwege een gemeenschappelijke taak
Waarom lid van een groep?
Sociaal-emotionele redenen
- Interpersoonlijke attractie
- Groepsklimaat
- Sociaal-emotionele behoeften
Taakgerichte redenen
- Aantrekkelijkheid groepsdoelen
- Aantrekkelijkheid groepsactiviteit
- Strategische redenen
4 functies van een systeem (groep)
1. Doelen: De individuele leden moeten of willen samen iets bereiken; zij streven naar doelen.