Samenvatting artikelen Beleid en Management 2023
Inhoudsopgave
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2000). Het borgen van publiek belang, Den Haag: WRR,
blz. 9-58. ......................................................................................................................................................... 2
Bartels, K. and N. Turnbull (2020) Relational public administration: a synthesis and heuristic classification of
relational approaches, Public Management Review, 22(9), 1324-1346. ........................................................... 7
Bryson, J., Sancino, A., Benington, J. and Sørensen, E. (2017) Towards a multi-actor theory of public value co-
creation, Public Management Review, 19(5), 640-654. .................................................................................. 10
Provan, K., and Kenis, P. (2007). Modes of Network Governance: Structure, Management, and Effectiveness.
JPART, 18, 229-252........................................................................................................................................ 13
Schillemans, T. & Bjurstrøm, K. (2020). Trust and verification: balancing agency and stewardship theory in
the governance of agencies. International Public Management Journal, 23(5), 650-676. ............................... 17
Stout, M. (2012). Competing Ontologies: A Primer for Public Administration. Public Administration Review
72(3), 388–398. ............................................................................................................................................. 19
Bannink & Trommel (2019) Intelligent modes of imperfect governance, Policy and Society, 38:2, 198-217,
DOI: 10.1080/14494035.2019.1572576 ......................................................................................................... 22
Rittel, H., and Webber, M. (1973), Dilemmas in a General Theory of Planning. Policy Sciences 4(2): 155-169.25
Montfort, AJ.G.M. van (2020). Grondslagen en structuur van het Nederlands recht, In: Montfort, A.J.G.M.
van (red.) e.a., Hoofdstukken recht voor niet-juristen, Inleiding recht voor bedrijf en overheid (vierde druk).
Den Haag: Boom Juridische uitgevers, paragraaf 1.3 (blz. 22-30). .................................................................. 27
,Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2000). Het borgen
van publiek belang, Den Haag: WRR, blz. 9-58.
Dit rapport onderzoekt de verhouding tussen publieke en private belangen en hoe publieke
belangen het best kunnen worden beschermd. Een belangrijk thema is privatisering. Het
rapport onderscheidt twee vragen: de "wat"-vraag gaat over welke belangen als publiek
worden beschouwd (meer politieke vraag), en de "hoe"-vraag gaat over hoe deze belangen
het best worden beschermd en wie daarvoor verantwoordelijk is. Vijf manieren waarop
operationele verantwoordelijkheden voor publieke belangen kunnen worden ingevuld:
1. Concurrerende private partijen onder regie van de overheid
2. Private partijen aan wie de behartiging wordt uitbesteed
3. Professionele private partijen
4. Behartiging onder directe ministeriële verantwoordelijkheid
5. Inschakeling van zelfstandige bestuursorganen
De borging van publieke belangen kan worden bereikt door middel van regels, concurrentie,
hiërarchie en institutionele waarden. Disciplinering is nodig om te waarborgen dat het
publieke belang gediend wordt. Er zijn drie contextuele ontwikkelingen: internationalisering,
informatie- en communicatietechnologie en professionalisering, die de mogelijkheden voor
het borgen van publieke belangen beïnvloeden.
Privatisering moet niet als een competitie tussen overheid en markt worden gezien, maar als
een gezamenlijke verantwoordelijkheid waarbij publieke professionals nodig zijn.
H1 – Inleiding
Het debat over de verschuiving van verantwoordelijkheden tussen publieke en private
sectoren begon toen de overheid, na de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat, werd gezien
als meer een probleem dan een oplossing. Er ontstond een overtuiging dat de vrije markt en
marktwerking op zichzelf effectieve allocatie- en besluitvormingsmechanismen waren en dat
de overheid zich moest beperken tot haar kerntaken.
Dit leidde tot vijf belangrijke vragen:
1. Moet de overheid meer overlaten aan de vrije markt?
2. Moeten staatsmonopolies in nutsvoorzieningen worden doorbroken?
3. Moet het openbaar vervoer meer concurrentie ondergaan?
4. Kan de sociale zekerheid worden verbeterd door privatisering van 'toeleiding naar de
arbeidsmarkt'?
5. Moeten uitvoeringsinstellingen in de sociale zekerheid onder concurrentie worden
gebracht?
Dit rapport probeert het debat over privatisering te verhelderen en behandelt zowel de
'wat-vraag' (welke belangen de overheid moet behartigen) als de 'hoe-vraag' (hoe de
overheid deze belangen moet behartigen). De "hoe-vraag" is geschikter voor
wetenschappelijke analyse dan de politieke "wat-vraag". De benadering van de hoe-vraag
benadrukt het belang van het gebruik van wetenschappelijke kennis in beleidsdebatten.
Privatisering heeft niet altijd de gewenste resultaten opgeleverd, wat heeft geleid tot twijfels
over verdere verschuivingen naar het private domein. In het rapport van de Raad van State
staat dat de focus moet liggen op een objectieve beoordeling. Het benadrukt de noodzaak
, van een brede aanpak en de behoefte aan een algemene, sector- en functieoverstijgende
analyse van de toedeling van verantwoordelijkheden.
Kernbegrippen:
Privatisering: oorspronkelijk gericht op het verminderen van overheidsbemoeienis en
deregulering. Later verschoof de focus van 'wat moet de overheid doen?' naar 'hoe moeten
publieke belangen worden behartigd door inschakeling van private partijen?' In deze tekst
wordt de laatste definitie gehanteerd.
Verzelfstandiging: Het behartigen van publieke belangen binnen de overheid op
verschillende afstanden van het centrale beleidscentrum, afhankelijk van de mate van
ministeriële verantwoordelijkheid.
Marktwerking: Draait om het bevorderen van concurrentie op de markt, los van andere
publieke belangen. Marktwerking heeft raakvlakken met het behartigen van publieke
belangen door private partijen, waarbij de overheid haar eindverantwoordelijkheid voor
diensten en producten kan verminderen door concurrentie mogelijk te maken.
Hybride organisaties: Dit verwijst naar organisaties die zowel publieke als private
financiering ontvangen en publieke taken uitvoeren naast concurreren in de private sector.
IJkpunten/principes van goed bestuur dienen als leidraad bij het herschikken van
verantwoordelijkheden tussen publieke en private sectoren:
1. Democratische legitimatie: Overheidsoptreden moet democratisch gelegitimeerd zijn. Dit
omvat het recht van burgers om vertegenwoordigende lichamen te kiezen, het vermogen
van deze lichamen om de uitoefening van publieke bevoegdheden te sturen, en de
verplichting van het bestuur om verantwoording af te leggen aan deze lichamen.
2. Rechtsgelijkheid: Gelijke gevallen moeten op gelijke wijze behandeld worden. Dit wordt
bevorderd door beginselen zoals het legaliteitsbeginsel, de scheiding van machten, en het
gelijkheidsbeginsel, zowel in formele als materiële zin.
3. Rechtszekerheid: Burgers moeten zekerheid hebben over hun rechten en verplichtingen
ten opzichte van de overheid. Dit omvat de eis van legaliteit, de kenbaarheid van
verplichtingen voor burgers, en het verbod op terugwerkende kracht van wetten.
4. Effectiviteit: Dit verwijst naar de mate waarin beleid of middelen bijdragen aan het
bereiken van specifieke doelen.
5. Efficiëntie: Op economisch niveau betreft efficiëntie het bereiken van een bepaald
resultaat tegen minimale individuele of maatschappelijke kosten.
2 De noodzaak van het borgen van publieke belangen
Dit hoofdstuk behandelt de vraag hoe publieke belangen het best behartigd kunnen worden,
met een focus op de rol van private partijen en beginselen voor goed bestuur zoals
efficiëntie, effectiviteit, rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en democratische legitimatie.
Het marktmodel van volledige concurrentie
In dit model zijn meerdere vragers en aanbieders en informatie is goed beschikbaar. Het
model benadrukt hoe concurrentie efficiëntie kan bevorderen, maar wijst ook op mogelijke
obstakels zoals territoriale beperkingen en onbalans in marktverhoudingen.
Efficiëntere publieke organisaties