Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Airway en Breathing
Samenvatting module A / B
Inhoud
Fysiologie: Zuur-base evenwicht ............................................................................................................. 2
Fysiologie: Longfunctie ............................................................................................................................ 5
Fysiologie: Longfunctieonderzoek ........................................................................................................... 9
Fysiologie: Gastransport ........................................................................................................................ 11
Fysiologie: Regulatie ademhaling.......................................................................................................... 13
Pathologie: Astma/ COPD ..................................................................................................................... 15
Pathologie: Longtumoren ...................................................................................................................... 22
Pathologie: Aspiratie/ near drowning / ARDS ........................................................................................ 24
Pathologie: Restrictieve longziekten ..................................................................................................... 30
Pathologie: Spierziekten/ ALS/ dwarslaesie .......................................................................................... 34
Pathologie: Zuur-base/ Ketoacidose/ Koolmonoxidevergiftiging ........................................................... 35
Pathologie: Longembolie/ (Spannings)pneumothorax .......................................................................... 40
Biochemie: Buffers ................................................................................................................................ 43
Biochemie: Rol van de nieren................................................................................................................ 44
AZT: ECG ritmes uit de AV-knoop......................................................................................................... 48
AZT: Beoordeling luchtweg ................................................................................................................... 56
AZT: Moeilijke luchtweg ......................................................................................................................... 58
AZT: Praktische aspecten van ventilatie ............................................................................................... 59
AZT: Capnografie .................................................................................................................................. 61
Anesthesiologie: Gevolgen beademing peroperatief / Risicogroepen bij beademing / Gevolgen
beademing postoperatief ....................................................................................................................... 64
Farmacologie: Longmedicatie ............................................................................................................... 69
Klinisch redeneren: ademhaling ............................................................................................................ 70
Pagina 1 van 70
, Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Airway en Breathing
Fysiologie: Zuur-base evenwicht
Zuren en basen
Zuren zijn stoffen die graag H+ ionen afgeven in een waterige oplossing
Sterk zuur: geeft al zijn H+ ionen af zoals:
• Zoutzuur (maagzuur)
• Zwavelzuur
Zwak zuur: geeft een deel van de H+ ionen af zoals:
• Azijnzuur
• Vetzuren
Base zijn stoffen die graag OH- ionen afgeven in waterige oplossingen en is dus een substantie die
H+ ionen kan binden en daarmee het zuur neutraliseren
Sterke base: wanneer H+ ionen makkelijk worden gebonden door de base zoals:
• Natriumhydroxide (natronloog)
• Kaliumhydroxide
Zwakke base:
• Ammoniak
• Bicarbonaat
Definitie van pH
pH is het “potentiaal van waterstof” en is een maatstaf voor de zuurgraad of alkaliteit van een
oplossing. Het meet de concentratie van waterstofionen (H⁺) in een oplossing uitgedrukt in mol per
liter (mol/ L). De pH-schaal loopt van 0 tot 14, waarbij 7 neutraal is en een negatieve logaritme heeft
van de H+ ionenconcentratie (onder logaritme verstaan we de exponent van het getal 10).
Voorbeeld: een oplossing met een pH van 3 heeft een concentratie van H⁺ die 10 keer groter is dan
die van een oplossing met een pH van 4.
Buffers en factoren de buffercapaciteit bepalen
Het lichaam zal proberen verschuivingen in het zuur-base-evenwicht zoveel mogelijk te beperken. Het
doet dit met behulp van bufferende stoffen (ook wel buffers genoemd), de compensatiemechanismen
van de nieren en het ademcentrum. Buffers zijn stoffen die een overmaat aan zure of basische stoffen
aan zich kunnen binden, waardoor de pH van de vloeistof constant blijft. In het plasma van het bloed
zijn drie belangrijke buffers actief: de bicarbonaat-, de eiwit-, en de fosfaatbuffer. De bicarbonaatbuffer
neemt 75% van de buffercapaciteit van het bloedplasma voor zijn rekening.
De bicarbonaatbuffer bestaat uit koolzuur (H2CO3) met de verbinding base bicarbonaat. Koolzuur kan
uiteenvallen in H+ + HCO3 - maar ook in H2O + CO2. Omdat CO2 heel snel de celmembraan
passeert, is de pH in de cellen gemakkelijk via CO2 te reguleren. Het lichaam maakt in grote
hoeveelheden CO2 en kan het ook in grote hoeveelheden uitademen. Daardoor kunnen eventuele
afwijkingen in het zuur-base-evenwicht snel worden gecorrigeerd. Eiwitbuffers zijn basisch en door
hun negatieve lading in staat om H+ ionen te binden. Fosfaatbuffers zijn zuur en kunnen op hun beurt
H+ ionen afgeven. In de erytrocyt is hemoglobine een belangrijke buffer. Hemoglobine is in overmaat
in de erytrocyt aanwezig en bindt het H+ in HCO3 - . Dit wordt vervolgens geruild tegen CL- . Zowel
HCO3 - als CL- kunnen ongehinderd de celmembraan passeren.
Belangrijkste intracellulaire buffers: hemoglobine en fosfaat ze kunnen H+ binden en weer los laten.
Extracellulaire buffer: bicarbonaat buffersysteem. Is effectief omdat de concentraties bicarbonaat en
koolstofdioxide onafhankelijk van elkaar kunnen worden geregeld. Het is een open systeem, want het
lichaam kan de componenten van het systeem via de longen en nieren uitscheiden of juist opnemen.
Bij acidose (teveel H+): HCO3- zal binden aan overschot H+. Hierdoor ontstaat CO2 en dat wordt
uitgeademd.
Bij alkalose (te kort H+): koolzuur wordt omgezet in HCO3- en H+. HCO3- word via nieren
uitgescheiden en H+ word in het lichaam vastgehouden → pH daalt.
CO2 + H2O → H2CO3 → H+ + HCO3-
Pagina 2 van 70
, Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Airway en Breathing
Verklaring Henderson-Hasselbach formule voor een willekeurige buffer
Zegt iets over de verhouding tussen HCO3¯ : CO2 (bicarbonaat : koolzuur)
→ pH blijft normaal tussen 7,35 en 7,45 zolang de verhouding blijft:
Dit vertelt ons hoe de pH van een bufferoplossing afhangt van de verhouding tussen de
geconjugeerde base en de zure component van de buffer. Met andere woorden, het laat zien hoe het
buffervermogen van een oplossing wordt beïnvloed door de verhouding van de geconjugeerde base
en de zure component.
Indeling van stoornissen in het zuur-base evenwicht en welke invloed deze stoornissen hebben op de
bloedgassen
Zie pathologie zuur-base
Nomogram van stoornissen in het zuur-base evenwicht
Welke mechanismen tot compensatie leiden
Bij verstoring van concentratie H+ werken 3 mechanismen:
• Buffers (intracellulaire en extracellulaire)
• Respiratoir systeem (longen)
• Renale systeem (nieren)
Pagina 3 van 70
, Quinten van der Riet – Amstel Academie – anesthesiemedewerker
Samenvatting module Airway en Breathing
De normaalwaarden van bloedgaswaarden (pH, pCO2, HCO3-) en (Hb, Ht, Na+, K+, Ca2+ en glucose)
pH 7,35 – 7,45
Koolstofdioxidespanning (PaCO2) 35 – 45 mmHg 4,7 – 6,4 kPa
Bicarbonaatconcentratie (HCO3-) 22 – 28 mmol/L
Zuurstofspanning (PaO2) 75 – 100 mmHg 10,0 – 13,3 kPa
Zuurstofsaturatie (SaO2) 95 – 100%
Base excess (BE) -2 – +2 mmol/L
Hb 8,4 – 10,8 mmol/L mannen
7,4 – 9,6 mmol/L vrouwen
Ht 0,4 – 0,54 L/L mannen
0,37 – 0,47 L/L vrouwen
Glucose 3,9 – 5,6 mmol/L
Natrium 135 – 145 mmol/L
Kalium 3,4 – 4,9 mmol/L
Calcium 2,12 – 2,62 mmol/L
1 mmHg = 0,13 kPa
1 kPa = 7,5 mmHg
Base Excess (BE of BD);
Base excess (BE) is een maat voor de niet-gebufferde hoeveelheid zuur of base in het bloed, dat wil
zeggen de hoeveelheid zuur of base die moet worden toegevoegd om de pH van het bloed terug te
brengen naar de normale waarde van 7,4, bij een standaard CO2-druk. Base excess wordt berekend
op basis van de concentraties van bicarbonaat (HCO3⁻) en CO2 in het bloed en wordt uitgedrukt in
millimol per liter (mmol/L). Een positief base excess duidt op metabole alkalose, terwijl een negatief
base excess wijst op metabole acidose.
Anion Gap
De anion gap is een maat voor het verschil tussen de niet-gemeten anionen (negatief geladen)
(voornamelijk lactaat, ketonen, sulfaten, fosfaten) en de gemeten kationen (positief geladen)
(voornamelijk natrium en kalium) in het bloed. Het wordt gebruikt om metabole acidose te evalueren
en wordt berekend als (Na⁺+ K⁺) - (Cl⁻ + HCO3⁻). Een verhoogde anion gap kan duiden op een
toename van niet-gemeten zuren in het bloed, wat kan wijzen op aandoeningen zoals diabetische
ketoacidose, lactaatacidose of vergiftiging.
Lactaat
Lactaat is een organisch zuur dat wordt geproduceerd tijdens anaërobe glycolyse, een proces waarbij
glucose wordt omgezet in energie zonder de aanwezigheid van zuurstof. Verhoogde lactaatniveaus in
het bloed (lactaatacidose) kunnen optreden bij situaties zoals weefselschade, zuurstoftekort (hypoxie),
sepsis, leverfalen of bij gebruik van bepaalde medicijnen.
Ketonen
Ketonen zijn organische verbindingen die worden geproduceerd tijdens de afbraak van vetzuren als
alternatieve energiebron wanneer glucose niet voldoende beschikbaar is, zoals bij vasten, diabetes
mellitus of tijdens langdurige inspanning. Verhoogde ketonenniveaus in het bloed (ketonemie) kunnen
leiden tot ketonurie en ketoacidose.
Wat de relatie is tussen kalium en pH
Zie biochemie rol van de nieren
Pagina 4 van 70