Hoorcollege Internationaal Belastingrecht II 2018/2019:
Week 1 – Voorkoming en driehoekssituaties
Inleiding
Deze week is een hele technische week. Wat we dit hoorcollege gaan doen:
1. Herhaling voorkomingstechnieken (kort)
Wat voorkomingstechnieken betreft kan je het hoorcollege over voorkoming terugluisteren.
2. Valutaproblematiek
3. Driehoekssituaties
V.i. met inkomen uit derde land
Driehoekssituaties met dual residents
Basis voorkoming
Wat gaan we doen in bilaterale belastingverdragen? What’s the point? We voorkomen dubbele belasting
door voorkoming te bieden. Voorkoming wordt gegeven door het land waar de inwoner of het lichaam
inwoner van is, waar het belasting verschuldigd is over het wereldinkomen. Dat land gaat terugtreden voor
de belastingheffing van het andere land.
Inwoner van Nederland met buitenlandse inkomsten
De basis van voorkoming voor Nederland is een inwoner van Nederland die buitenlandse inkomsten
heeft. Over die buitenlandse inkomsten vindt belastingheffing in het buitenland plaats.
o Nederland gaat ten aanzien van de wereldwinst in Nederland voorkoming van dubbele
belasting geven voor die heffing in het buitenland. Nederland gaat dus corrigeren. Heel kort
gezegd: je neemt daar dus de dubbele heffing mee weg.
o Waarom willen we als Nederland, als hier een entiteit is gevestigd, de wereldwinst in
aanmerking nemen? Dat heeft te maken met het idee dat we dan het inkomen kunnen
begrijpen in onze tariefsstructuur. Dan kunnen we zeggen: het maakt niet uit waar dan ook ter
wereld je het inkomen verdient, voor ons: wij maken geen onderscheid of je het inkomen
geheel in Nederland verdient of ook gedeeltelijk in het buitenland verdient, maar dat volledige
inkomen gaan we begrijpen in onze tariefstructuur. Dit is vooral voor de IB relevant. Daar is de
tariefstructuur sterker dan in de VPB. Plannen voor Prinsjesdag zijn echter om dit een beetje te
veranderen.
Het idee is dus: de wereldwinst betrekken zorgt ervoor dat je rekening kan houden met
tariefsprogressie en dáárop ga je corrigeren. Vandaar dat je dat volledige inkomen van een
persoon/entiteit in aanmerking wil nemen.
Hoe doe je dat dan? Bij een verdragsland:
Nederlandse verdragen bieden die voorkoming. Afhankelijk van de vraag hoe de
verdragsbepaling/toewijsbepaling uitwerkt, zal je vaak lezen in het verdrag (niet exclusief
toegewezen): dit en dit soort inkomen mág in het andere land worden belast. Zodra je dat woord
mag ziet, betekent dat dat de voorkomingsbepaling moet worden bekeken. Die
voorkomingsbepalingen staan aan het einde van het verdrag (art. 23 OESO-mv).
Je hebt ook nog gevallen waarin er exclusieve toewijzing plaatsvindt en dan zie je het woord
slechts in de toewijsbepaling staan. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij het artikel voor inkomen uit arbeid/
dienstbetrekking. Als je dat leest, hoef je niet naar de voorkomingsbepaling toe te gaan. Dan is het
het andere land verboden om over dat inkomen te heffen.
De meeste bepalingen hebben het woord mag (“may be taxed”) en dan zal je in de
voorkomingsbepaling terechtkomen.
1
, Voor niet-verdragslanden geldt het BvdB. Dat is een eenzijdige regel waarop Nederland in
sommige situaties eenzijdig zal terugtreden. Dat gaat ten koste van onze eigen schatkist. Nederland
treedt dan terug voor niet-verdragslanden. Dit zijn vaak ontwikkelingslanden. We gaan niet verder
op het BvdB in, behalve voor de techniek die daaruit volgt.
Basis: Voorkomingsbepalingen in het belastingverdrag
Je komt in de voorkomingsbepaling op het moment dat je leest: may be taxed (mag worden belast). Dan
moet je in de voorkomingsbepaling kijken hoe het moet worden geregeld. Het NSV geeft een goed idee van
hoe die voorkomingsbepalingen moeten worden ingevuld. De OESO heeft een model-voorkomingsbepaling
gemaakt, maar alle landen hanteren er andere uitgangspunten bij. Dat hangt samen met wanneer je de ene
vorm van voorkoming en wanneer je de andere vorm van voorkoming verleent. Het hangt samen met de
economische relaties van dat land. Nederland hanteert een eigen ingevulde variatie.
In het eerste lid van art. 24 NSV is het grondslagvoorbehoud opgenomen:
Lid 1: Grondslagvoorbehoud
Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de
belasting wordt geheven de bestanddelen van het inkomen … te begrijpen die overeenkomstig de
bepalingen van deze overeenkomst in [de andere staat] mogen worden belast.”
Het grondslagvoorbehoud is de reden dat Nederland zich voorbehoud het inkomen te begrijpen.
Lid 2: Vrijstelling
Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt of
vermogensbestanddelen bezit die volgens [artikelen x, y, z], van deze Overeenkomst in … mogen worden
belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomens-
en vermogensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering
wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van
dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde bestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale
bedrag van de bestanddelen van het inkomen of het vermogen die ingevolge die bepalingen van
Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
Het tweede lid is de grondslageis. Hier staat in: We gaan pas voorkoming bieden op het moment dat het
inkomen waar voorkoming voor wordt geboden, in de wereldwinst in NL is begrepen. Stel: de
deelnemingsvrijstelling is op een bepaald inkomen van toepassing, voldoe je niet aan het
grondslagvoorbehoud. Het inkomen is niet in de wereldwinst begrepen. Dan verleent Nederland geen
voorkoming. Daarom is de voorkomingsbepaling niet van toepassing, dus je kunt geen voorkoming krijgen.
Er wordt alleen voorkoming gegeven aan inwoners van Nederland. Dat heeft ermee te maken dat we een
correctie bieden op de wereldwinst. Met driehoekssituaties gaan we ook nog zien dat dat relevant is.
De berekening van de techniek van de vrijstelling. Die wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van
de Nederlandse wetgeving. Daar wordt met zoveel woorden terugverwezen naar het BvdB. Voor de
techniek van de voorkoming is het BvdB relevant.
Er zijn twee voorkomingstechnieken:
Vrijstelling (lid 2)
Verrekening (lid 3)
Lid 3: Verrekening
Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen
van het inkomen die volgens [artikelen a, b, c] van deze Overeenkomst in … mogen worden belast, in
zoverre deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van
deze aftrek is gelijk aan de in … over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar
bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het
2
,inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn
geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele
belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
Als je verrekening krijgt, geldt ook weer de grondslageis: het inkomen moet wel in de grondslag zijn
begrepen. Het bedrag van de aftrek (de voorkoming die je krijgt) is gelijk aan de betaalde belasting over die
bestanddelen in het andere land.
Vrijstelling vs. verrekening
Vrijstelling
Bij vrijstelling gaan we het volledige inkomen van het andere land wegdenken. We denken inkomen uit de
grondslag weg.
Verrekening
Bij verrekening geven we een vermindering ter hoogte van de belasting die het andere land heeft geheven.
Dat is een verschil en dat moet je zien als dat het twee methoden zijn om als het ware hetzelfde te
bereiken.
Kapitaalimportneutraliteit - vrijstelling
Hetgene wat je bereikt heeft andere economische gevolgen. Bij de vrijstelling, dus het helemaal wegdenken
van het buitenlands inkomen betekent dat dat inkomen helemaal niet tot uitdrukking komt in Nederland.
Nederland doet daar niets mee. Dat zorgt ervoor, als we het hebben over inkomen uit België bijvoorbeeld,
dat ondernemers die in België een winkel openen aan de Belgische belastingdruk worden blootgesteld. In
NL denken we het inkomen uit België helemaal weg, het enige relevante is de belastingdruk in België. Dat
zorgt ervoor dat je in België lokaal kan gaan concurreren. Want de Belg die in België onderneemt, betaalt
ook alleen in België belasting tegen het Belgisch tarief. Die vrijstelling zorgt met andere woorden voor
kapitaalimportneutraliteit en dat wil zeggen: concurrentie/gelijkheid op de plaats van de bron van het
inkomen, plaats waar de activiteit plaatsvindt (dus waar de onderneming wordt gedreven of waar de arbeid
wordt verricht). Dat hangt dus samen met de methodiek van de vrijstelling: het inkomen uit België volledig
wegdenken.
Kapitaalexportneutraliteit - verrekening
Bij verrekening doen we dat anders, we halen alleen de buitenlandse belasting weg en heffen we bij tot het
Nederlandse tarief. We begrijpen het volledige inkomen in de wereldwinst. Daar gaat tariefsprogressie
overheen en we geven alleen een stukje terug waarvoor je in het buitenland hebt betaald. Nederland heft,
voor zover ons tarief hoger is dan het buitenland, bij tot aan het Nederlandse tarief. In zo’n geval is niet het
tarief in België doorslaggevend, maar het tarief in Nederland. Dat leidt niet tot concurrentiegelijkheid in
België. Dat leidt ertoe dat als je met Nederlandse belastingdruk te maken hebt en je hebt een bak geld en je
moet besluiten waar je die investeert, dat het Nederlands tarief daarvoor leidend is. Het buitenland kan niet
de belastingtarieven wegconcurreren. Kapitaalexportneutraliteit zorgt ervoor dat de belastingdruk in de
woonstaat bepalend is. Dat leidt tot andere investeringsoverwegingen. De investeringsbeslissing hangt af
van het Nederlandse tarief. In het buitenland investeren is daarom altijd gerelateerd aan de Nederlandse
belastingdruk, waardoor het aantrekkelijk wordt in Nederland te investeren waarschijnlijk.
Dit verschil is van wezenlijk belang als je wil begrijpen wat het verschil is tussen verrekening (KEN) en
vrijstelling (KIN).
Basis: Eenzijdige regels
We hebben het BvdB. De voorwaarden zijn:
• Object is onderworpen in andere Mogendheid
• Niet op andere wijze in voorkoming is voorzien
• Binnenlandse belastingplicht
- NL geeft voorkoming: vrijstelling of verrekening
- Techniek voorkomingsmethoden Bvdb 2001 ook relevant voor verdragen!
3
, We hebben ook de objectvrijstelling. Dat is een eenzijdige regel die in de Vpb te vinden is (art.
15e Vpb). Daarvan gaat de docent uit dat je op grote lijnen weet dat die bestaat.
Vrijstelling
We hebben twee soorten vrijstelling:
Belastingvrijstelling
Objectvrijstelling
Beide worden in Nederland gehanteerd en hebben allebei een andere techniek. Laten we zeggen dat je het
inkomen hebt verdiend en dat we met de IB te maken hebben. In de IB heb je tarieven: 32,42,52. Stel je
hebt een gedeelte van het inkomen dat uit het buitenland komt.
Belastingvrijstelling
Hoe weet je voor welk tarief je voorkoming van dubbele belasting krijgt in de vrijstelling?
We moeten het inkomen uit het buitenland wegdenken. Dat is de techniek van de vrijstelling. Tegen welk
gedeelte van de tariefstructuur ga je dat wegdenken? Hoe bereken je dat? Dat kan je alleen maar doen
door die formule te gebruiken, door dat buitenlandse gedeelte te relateren aan het wereldinkomen dat in
Nederland wordt belast tegen het Nederlandse tarief. Dan krijg je een situatie dat je tegen het gemiddelde
van de tariefstructuur voorkoming van dubbele belasting krijgt. Die belastingvrijstelling is daarom relevant
voor bijvoorbeeld de IB, want we gaan het buitenlandse inkomen relateren aan het Nederlandse gedeelte
van het inkomen. Zo gaan we, voor elke euro die je in het buitenland hebt verdiend, naar evenredigheid in
de tariefstructuur weet te vergelden.
Buitenlands inkomen
Vermindering = ------------------------------------------------ * NL’se belasting wereldinkomen
Wereldinkomen (“noemerinkomen”)
- Doorschuifregeling (doorschuiven van “onbenut” buitenlands inkomen)
- Inhaalregeling (inhalen van teveel in aftrek gebrachte verliezen)
Objectvrijstelling
In de VPB is dat minder relevant geacht, want daar is de tariefstructuur minder sterk. Daar geldt de
onderste drempel tot 200.000. Daarom hebben ze gezegd: in de techniek van de belastingvrijstelling krijgen
we met de VPB problemen, want we hebben verliezen. In het eerste systeem worden verliezen in
aanmerking genomen. Die komen ten laste van de Nederlandse grondslag. Dat willen we eigenlijk niet. Wat
we willen is gewoon het buitenlandse inkomen wegdenken. Bij de objectvrijstelling denk je gewoon het
buitenlandse inkomen helemaal weg en dat gaat altijd tegen het tarief aan de top. Het gaat dus altijd tegen
het hoogste tarief.
Bij de objectvrijstelling: we gaan eerst alles in de wereldwinst betrekken (inkomen uit NL en BE trekken we
allemaal bij elkaar). Daar gaan we op corrigeren, we gaan gewoon het buitenlandse gedeelte uit
wegdenken. Als je winst uit BE hebt gehaald, moet je dus dat wereldinkomen verminderen met de winst uit
BE. Wereldinkomen moet je kleiner maken om dat gedeelte uit België eruit te halen. Verminderd met een
positief resultaat wordt de wereldwinst kleiner. Verminderen met een verlies, wat betekent dat? Als je
verlies hebt uit een ander land, moet je dat bij het wereldinkomen optellen.
Doorschuifregeling en inhaalregeling hoorcollege jaar 3 nakijken
Verrekening
We gaan nu niet meer het buitenlandse inkomen wegdenken, maar een vergoeding geven voor hetgeen het
buitenland heeft geheven. Het Nederlands tarief wordt daardoor doorslaggevend. Je moet dit doen aan de
hand van 2 limieten:
Het eerste limiet: bedrag dat in het buitenland geheven is. Vaak bronbelasting. Als het andere land
over 100, 10 bronbelasting heeft ingehouden, zit in het eerste limiet 10.
4