Bestuursrecht tentamen kwartiel 4.1
Omgevingsrecht/ publiekrecht voor vastgoed theorieboek
Week 1)
Hoofdstuk 1 inleiding in het recht Paragraaf 1.3.1 Wet
Allereerst is een van de belangrijkste rechtsbronnen de wet. Niet alle regelgeving komt van de
regering en de Staten-Generaal. Ook de regering zelf en de afzonderlijke ministers kunnen regels
vaststellen: algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s), respectievelijk ministeriele regelingen.
Ook decentrale overheden kunnen regels vaststellen, de regels van de decentrale overheden worden
veelal aangeduid met de term verordening. Een verordening van een waterschap wordt ook wel
aangeduid met de term keur.
Regelgeving
Centraal Decentraal
Regering en Provinciale staten Gemeenteraad
Regering Waterschap
Staten-Generaal
AMvB Verordening Verordening Verordening (keur)
Wet (in formele zin)
In algemeenheid geldt dat regels van hogere orde voorrang hebben op regels van lagere orde. Regels
van de rijksoverheid gaan boven de regels van de provincie en de regels van de provincie gaan boven
de regels van de gemeente.
Een wet in een formele zin is een wet die tot stand is gekomen tussen de Regering en de Staten-
Generaal en is daarmee een wet in de zin van Art. 81 Gw. Een wet in formele zin is vrijwel altijd te
herkennen n het feit dat het woord wet ergens in de titel van een regeling staat zoals bij de
omgevingswet.
Een wet in materiele zin is een wet die regels bevat die burgers binden. Dat kan een wet in formele
zin zijn maar dat hoeft niet. Regels die gesteld zijn in een AMvB of in een provinciale verordening,
deze regels zijn bindend voor de burger en dus een wet in materiele zin, maar het zijn geen wetten in
formele zin omdat deze wetten niet door de Staten-Generaal zijn vastgesteld.
Dus als een wet wordt vastgesteld door de Staten-Generaal is een wet een wet in formele zin,
wanneer een wet regels bevat waar burgers zich aan moeten houden is dit dus ook een wet in
materiele zin.
Het onderscheid formeel recht en materieel recht is een andere dan het onderscheid tussen een wet
in materiele en formele zin. Het eerste onderscheid gaat over het soort recht dat in de wet staat
(inhoudelijk of procedureel) ten tweede het type wet zelf, (via de Staten-Generaal of niet en wel of
niet algemeen verbindend) Formeel recht ziet toe op procedures, materieel recht ziet op de inhoud
van regels.
1
,Hoofdstuk 3 algemeen bestuursrecht
3.1 inleiding algemene wet bestuursrecht
In de algemene wet bestuursrecht is het algemeen bestuursrecht vastgelegd. Tot het bijzonder deel
van het bestuursrecht wordt gerekend alle omgevingsrechtelijke wetgeving, zoals de omgevingswet,
belastingwetgeving, socialezekerheidswetgeving en onderwijswetgeving.
De algemene wet bestuursrecht is geen wet van hogere orde dan een andere wet. Wordt in een
bijzondere bestuursrechtelijke wet afgeweken van de regels zoals deze zijn vastgelegd in de algemene
wet bestuursrecht, dan gaat bijzondere wet voor de algemene wet bestuursrecht. Bepaalt de
bijzondere bestuursrechtelijke regeling echter niets geld de algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.2 belangrijkste begrippen Awb
Bestuursorgaan
Een bestuursorgaan is samengevat een orgaan dat de bevoegdheid heeft om besluiten te nemen. Als
de burgemeester van Zutphen een besluit neemt, wordt dat besluit genomen door het
bestuursorgaan ‘de burgermeester’. Niet door de publiekrechtelijke rechtspersoon ‘De Gemeente’.
In het bestuursrecht gaat het om de rechtsbetrekking tussen burgers en bedrijven enerzijds en
bestuursorganen anderzijds.
Er zijn twee soorten bestuursorganen, A-organen en B-organen.
Van een rechtspersoon kan worden gesproken indien het voldoet aan een aantal vereisten
(afgescheiden en eigenvermogen, eigen doel, onafhankelijk van de mensen die deel uitmaken van de
organisatie). Rechtspersoonlijkheid kan alleen door de wet worden verleent. Daarnaast kan in een
bijzondere wet een organisatie rechtspersoonlijkheid krijgen naar publiekrecht Art. 2:1 lid 2 BW.
Publiekrechtelijke rechtspersonen Art. 2:1 BW.
Van belang is dat niet de rechtspersonen die naar publiekrecht zijn ingesteld, bestuursorganen zijn.
Het zijn de organen die van rechtspersonen naar publiekrecht zijn ingesteld die bestuursorganen zijn.
Een zogenaamd b-orgaan is een ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed. Het gaat
hierbij vooral om privaatrechtelijke rechtspersonen die ook een publiekrechtelijke bevoegdheid
toegekend hebben gekregen, en dus over openbaar gezag beschikken.
Anders dan a-organen vallen b-organen niet over de hele breedte van het handelen onder de
algemene wet bestuursrecht, maar slechts voor zover zij over openbaar gezag beschikken.
Indien een privaatrechtelijke rechtspersoon een bevoegdheid in de wet toebedeelt heeft gekregen is
het relatief eenvoudig m vast te stellen dat dit over een b-orgaan gaat.
Een aantal organen is geen bestuursorgaan (Art. 1:1 lid 2 Awb). Onder meer de wetgevende macht,
wetgever in formele zin, is geen bestuursorgaan.
2
,Belanghebbende
Burgers hebben vaak de mogelijkheid om tegen besluiten op te komen van bestuursorganen. Maar
wie heeft die bevoegdheid? Daar maakt de wetgever keuzes: soms wordt een ruime kring gekozen, zo
volgt uit Art. 16.23 en 16.30 omgevingswet ‘’Dat een ieder’’ een zienswijze kan indienen tegen een
ontwerp-omgevingsplan. Actio popularis is een uitzondering. Doorgaans kiest de wetgever voor een
beperkte groep burgers: de belanghebbende.
Een belanghebbende is volgens de wet ‘’degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit betrokken
is’’.
Het begrip belanghebbende heeft in de hele algemene wet bestuursrecht dezelfde betekenis. Zo
moet de aanvraag worden gedaan door de belanghebbende (Art. 1:3 lid 3 Awb), en moet de
belanghebbende worde gehoord (Art. 4:8 Awb).
Natuurlijke personen en rechtspersonen
De wettelijke definitie van belanghebbende bepaald dat degene wiens belang rechtstreeks is
betrokken bij een besluit, belanghebbende is.
1) Onder ‘degene dient te worden begrepen natuurlijke en rechtspersonen als bedoeld in het
burgerlijk wetboek. Ook kunnen bestuursorganen en andere entiteiten belanghebbende zijn.
2) Daarnaast dient er een belang te zijn. Een besluit dient gevolgen te hebben voor iemand.
3) Tenslotte dient het belang betrokken te zijn bij het besluit.
In algemeenheid kan worden gezegd dat iemand die voor zichzelf een aanvraag doet,
belanghebbende is indien de aanvraag wordt geweigerd.
In het omgevingsrecht wordt ook aangenomen dat iemand belanghebbende is indien een
ontwikkeling plaats vind op een naastgelegen perceel.
Overigens geld dat het mogelijk hinder ondervinden een belangrijke aanwijzing is dat iemand
belanghebbende is.
Rechtspersonen die opkomen voor algemene of collectieve belang
Naast de rechtspersonen die opkomen voor het eigen belang, deze zijn belanghebbende op grond
van het bepaalde in Art. 1:2 lid 1 Awb, zijn er ook rechtspersonen die opkomen voor algemene of
collectieve belangen. Ook deze rechtspersonen kunnen op grond van Art. 1:2 lid 3 Awb als
belanghebbende worden aangemerkt. Toch zijn hier wel enige voetangels te klemmen:
Allereerst moet de organisatie een rechtspersoon zijn. Als sprake is van een rechtspersoon in de zin
van Art. 2:3 BW, alsmede een vereniging van eigenaars als bedoeld in Art. 5:124 BW, is voldaan aan
dit vereisten. (dergelijke informele verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid Art. 2:30 BW,
kunnen belanghebbende zijn, indien zij voldoende ledensubstraat hebben, organisatiestructuur
gericht op een bepaald doel en als eenheid deelnemen aan het rechtsverkeer en herkenbaar zijn).
Ten tweede de eis die wordt gesteld aan rechtspersonen die opkomen voor algemeen belang of
collectief belang is dat zij dit belang ‘’In het bijzonder’’ behartigen. (rechtspersonen met een heel
algemeen belang kan worden tegengeworpen dat zij niet het algemeen belang/ collectief belang in
het bijzonder behartigen’’.
Ten slotte wordt aan deze rechtspersonen de eis gesteld dat de doelstellingen waar de rechtspersoon
voor staat voldoende specifiek moet zijn omschreven. Er dienen feitelijke werkzaamheden te worden
verricht .
3
, Bestuursorganen als belanghebbende
Ook bestuursorganen kunnen belanghebbende zijn bij een besluit van een ander bestuursorgaan. Art.
1:2 lid 2 Awb bepaalt dat bestuursorganen kunnen opkomen voor de aan hen toevertrouwde
belangen. Welke belangen dit zijn moeten worden afgeleid uit de wettelijke bevoegdheden die een
bestuursorgaan heeft.
Ook andere entiteiten kunnen belanghebbende zijn. Uit art. 1:2 lid 1 Awb volgt dat natuurlijke
personen en rechtspersonen belanghebbende kunnen zijn. Er zijn ook entiteiten die geen van beide
zijn, ook deze entiteiten kunnen belanghebbende zijn in een bestuursrechtelijke procedure.
3.3 bevoegdheid
Voor het overheidsoptreden is een wettelijke grondslag nodig. Dit volgt uit het legalisatiebeginsel.
Het creëren en toekennen van een bevoegdheid wordt attributie genoemd. Bij attributie gaat het om
een nieuwe bevoegdheid. Als een bestuursorgaan een bevoegdheid heeft kan die bevoegdheid onder
voorwaarden worden overgedragen aan een ander die deze bevoegdheid gaat uitoefenen, dit wordt
delegatie genoemd. Bij mandaat gaat het om de machtiging een bepaalde bevoegdheid namens een
bestuursorgaan en onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan uit te oefenen.
Attributie
Bij attributie gaat het om het creëren en toekennen van een nieuwe bevoegdheid. Dit gebeurt in een
wettelijk voorschrift. Dit kan zijn op de wet in formele zin. In Art. 5:8 omgevingswet is bepaald dat het
college van burgemeesters en wethouders beslist op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Ook in wetten die geen wetten in formele zin zijn, kan een bevoegdheid zijn geattribueerd.
Bij attributie van bevoegdheden aan bestuursorganen in een provinciale of gemeentelijke
verordening, dienen uiteraard wel de grenzen van hogere regelgeving in acht te worden genomen.
Delegatie
Onder delegatie wordt verstaan het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot
het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Het
bestuursorgaan die de bevoegdheid overdraagt heet de delegans, de delegans draagt over aan de
delegataris. De delegans kan de bevoegdheid dan ook zelf niet meer uitoefenen Art. 10:17 Awb. Art.
10:18 Awb geeft de mogelijkheid om de delegatiebesluit ook weer in te trekken.
Delegatie is enkel toegestaan indien een wettelijk voorschrift delegatie toestaat. Een wetgever kiest
ervoor een bepaalde bevoegdheid toe te kennen, te attribueren, aan een bepaald bestuursorgaan.
Dit bestuursorgaan kan alleen de bevoegdheid overdragen indien de wetgever daarmee kan
instemmen. Een wettelijke grondslag voor delegatie is dus nodig Art. 10:15 Awb. Wat er gedelegeerd
wordt volgt uit een delegatie besluit in Art. 10:19 Awb. Een delegatie aan een ondergeschikte is niet
toegestaan Art. 14:10 Awb.
Indien een bevoegdheid is overgedragen aan een delegataris, de delegans kan dan die bevoegdheid
niet meer uitoefenen. De enige mogelijkheid is er dan om de delegatie in te trekken. In concreet geval
kunnen er geen constructies worden gegeven. Een algemene instructie in de vorm van een
‘Uitsluitend beleidsregels’ kan echter wel Art. 10:16 Awb. De delegataris kan daarbij overigens wel
gebruik maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid van Art. 4:84 Awb.
4