November, 2023
EINDOPDRACHT CASUS ‘MIJN BROERTJE’
1. ANALYSE CASUS
De casus gaat over Hakim Massoudi, Hakim is hoogbegaafdheid en heeft autisme. Hakim worstelt
daarnaast met verslavingen, waaronder drugs en gokken. Er zijn conflicten binnen de familie als
gevolg van religieuze en culturele verschillen. De cliënt heeft te maken gehad met racistische
ervaringen tijdens zijn onderwijs. Het gezin is vervolgens verhuist naar een andere stad in een
poging om de situatie te verbeteren. Er wordt gesproken over de mogelijkheid van noaberschap als
een vorm van lokale gemeenschapshulp. Binnen het gezin zijn er financiële problemen en schulden.
In de casus wordt duidelijk dat Hakim Massoudi, de cliënt, worstelt met zijn achtergrond en
ervaringen, met name de discriminatie en de impact van zijn strafblad. Hij probeert enerzijds te
voldoen aan de verwachtingen van zijn Marokkaanse familie en gemeenschap, maar onderscheidt
zich door zijn afwijkende interesses, zoals lezen en rust, in tegenstelling tot de gangbare normen
van familiefeesten en sociale activiteiten. In passage is te lezen wat de culturele factoren in het
leven van Hakim zijn, met name zijn Marokkaanse achtergrond en de invloed van religie op de
familiedynamiek.
In passage 10 wordt de emancipatie van subculturen duidelijk beschreven. Hakim voelde zich niet
op zijn plek op de christelijke school en ervoer racisme op het mbo, vooral na gebeurtenissen zoals
9/11 en de moord op Theo van Gogh is het erger geworden. Deze ervaringen hebben invloed gehad
op zijn participatie in de samenleving en heeft ervoor gezorgd dat ze gingen verhuizen.
Hakim's situatie en ervaringen worden beïnvloed door de essentialistische visie op cultuur, waarin
hij wordt beoordeeld op basis van zijn etniciteit en religie. Bijvoorbeeld, de situatie die is ontstaan op
de middelbare school, beschreven in passage 5. Hier is te zien dat de christelijke school een cultuur
is die bestaat uit diep verankerde normen en waarden. Die kern hiervan vormt een cultuur en is door
de tijd hetzelfde gebleven. De mensen op die school zijn ‘geprogrammeerd’ door de cultuur, die hun
denken en doen bepaald. Dat Hakim op deze school racisme heeft ervaren is duidelijk beïnvloed
door de essentialistische visie op cultuur. De casus toont de rol van de contextualistische visie in
de vorm van de invloed van de omgeving op Hakim's leven. Hij heeft op meerdere plekken gewoond
en verbleven, maar duidelijk is dat het rustige leven in Groningen, voor Hakim positieve invloed
heeft. Hakim is blijer, want in passage 5 is te lezen dat Hakim vroeger al urenlang in alle rust bij opa
en oma kon kijken naar de bergen. Een rustige omgeving heeft een positieve invloed op Hakim.
De constructivistische visie komt naar voren in de beschrijving van Hakim's gedrag en
beslissingen, die beïnvloed worden door zijn culturele achtergrond. Zijn eigen culturele achtergrond
dat als referentiekader fungeert als er belangrijke beslissingen gemaakt moeten worden. Dit
referentiekader helpt om oordelen te vormen over wat goed en kwaad is, mooi en lelijk, of normaal
of afwijkend. De afwijzing van de school, de problemen met racisme, en zijn betrokkenheid bij een
dekmantel voor drugs geven inzicht in het subculturele referentiekader van Hakim.
De casus benadrukt het belang van superdiversiteit en intersectionaliteit, omdat Hakim te maken
heeft met verschillende aspecten van zijn identiteit, zoals zijn etniciteit, religie en autisme, die
allemaal met elkaar verweven zijn en invloed hebben op zijn leven.
De tekst laat zien hoe Hakim's cultureel kapitaal, dat wil zeggen zijn culturele achtergrond en
kennis, van invloed is op zijn keuzes en ervaringen, zoals zijn afkeer van drukke sociale
evenementen en zijn behoefte aan rust. Het sociaal kapitaal te zien in de steun die Hakim ontvangt
van zijn familie, met name zijn zus Jamila, die vastbesloten is om hem te helpen ondanks de vele
uitdagingen die hij tegenkomt. In Passage 25 zie je ook dat Hakim haar nodig heeft en dat Jamila
haar huis openstelt. Op persoonlijk vlak toont Hakim cultureel en sociaal kapitaal in zijn vermogen
om taken in de kliniek uit te voeren, zoals het beheren van voorraden en het werken met
computersystemen. Dit kan worden benut bij het opbouwen van een relatie en het vinden van
passende ondersteuning.
Het begrijpen van de hulpvraag van Hakim gaat verder dan wat eerder beschreven is. Zijn
hulpvraag moet gericht worden op het vinden van huisvesting, werk, herstel van familiebanden en
ondersteuning bij zijn psychische gezondheid. Jamila benadrukt in het gesprek de individuele
kracht van haar broertje, ondanks zijn problemen. Ze zegt: “Ja, en het is gewoon mijn broer, ik ken
hem door en door. Hij heeft gewoon rust om zich heen nodig. Dan is het de liefste man die u zich
maar kan voorstellen”. Dit is belangrijk bij het opbouwen van een relatie waarin respect en de
individualiteit van de cliënt centraal moet staan.
, 2.A. ANALYSE DOOR TOPOI-MODEL
Taal
Mw. Plat spreekt vanuit een professioneel perspectief, waarbij ze mogelijk vakjargon of beleidstaal
gebruikt om de situatie te analyseren. Jamila spreekt vanuit een persoonlijk perspectief en gebruikt
informele taal om haar ervaringen en zorgen te delen. Mw. Plat legt de betekenis op de
haalbaarheid van begeleiding en huisvesting gezien de lokale context en mogelijke obstakels. Haar
betrokkenheid lijkt te worden beïnvloed door realiteit en de verantwoordelijkheid om effectieve
begeleiding te bieden, rekening houdend met de mogelijke obstakels. Jamila benadrukt de
behoeften van haar broer, zoals werk en onderwijs, en haar bereidheid om hem te ondersteunen,
zelfs als dit uitdagingen met zich meebrengt. Mw. Plat interpreteert de situatie vanuit een zakelijk
en realistisch perspectief, waarbij ze mogelijke uitdagingen voorziet en voorzichtig is met het
regelen van begeleiding. Jamila interpreteert de situatie vanuit een persoonlijk en ondersteunend
perspectief, waarbij ze de positieve kanten van haar broer benadrukt en vastbesloten is om hem te
helpen. Jamila toont sterke betrokkenheid naar haar broer. Ze is bereid verantwoordelijkheid te
nemen voor zijn huisvesting en benadrukt vaak zijn kwaliteiten. Ondanks de betrokkenheid bestaat
er een duidelijk verschil in perspectief. Mw. Plat is voorzichtiger en realistischer, terwijl Jamila meer
optimistisch en ethisch gedreven is. Allebei erkennen ze de uitdagingen waarmee Jamila’s broer te
maken heeft en gaat hebben.
Ordening.
Mw. Plat spreekt vanuit een professioneel perspectief, waarbij ze rekening houdt met
maatschappelijke percepties en mogelijke obstakels voor Jamila's broer. Jamila spreekt vanuit een
persoonlijk perspectief, waarbij ze benadrukt dat haar broer een "doodgoeie jongen" is die
ondersteuning verdient. Mw. Plat's invalshoek wordt beïnvloed door haar professionele rol, waarbij
ze voorzichtig is met het regelen van begeleiding als ze verwacht dat de broer moeilijk ergens kan
blijven. Jamila's invalshoek komt voort uit haar persoonlijke betrokkenheid als zus, met een sterke
loyaliteit en toewijding aan het ondersteunen van haar broer. Mw. Plat baseert haar referentiekader
op professionele normen en realisme met betrekking tot de uitdagingen waarmee Jamila's broer te
maken heeft. Jamila's referentiekader wordt beïnvloed door haar persoonlijke waarden van
familiebanden en het idee van 'noaberschap' waar mensen elkaar helpen. Beiden lijken het erover
eens te zijn dat Jamila's broer ondersteuning nodig heeft, zij het vanuit verschillende perspectieven
(professioneel versus persoonlijk). Het verschil zit in de benadering van begeleiding. Mw. Plat is
voorzichtig en wil de haalbaarheid ervan overwegen, terwijl Jamila vastbesloten lijkt om haar broer
te ondersteunen, zelfs als dat betekent dat ze zijn huisvesting op haar naam zet. Mw. Plat's
zienswijze wordt beïnvloed door de sociale en politieke context van de regio, zoals aangegeven
door haar opmerkingen over de PVV en lokale percepties. Jamila's zienswijze wordt beïnvloed door
haar eigen ervaringen, vooral gezien haar broer's verleden met de geestelijke gezondheidszorg en
het strafrechtelijk systeem.
Personen
Mw. Plat neemt haar rol als professional binnen een organisatie die verantwoordelijk is voor het
regelen van begeleiding. Ze lijkt zich bewust van haar rol en de mogelijke beperkingen vanwege
beleid en externe factoren. Jamila neemt de rol van ondersteunende zus aan, die sterk betrokken is
bij het welzijn van haar broer. Ze benadrukt haar bereidheid om hem te helpen en zijn behoeften te
vervullen. Mw. Plat ziet Jamila als de zus van de cliënt en als een persoon die mogelijk een rol
speelt bij het regelen van huisvesting en begeleiding voor haar broer. Jamila ziet Mw. Plat als een
professional binnen een organisatie die begeleiding kan bieden aan haar broer. Mw. Plat verwacht
dat Jamila zich bewust is van mogelijke obstakels, zoals lokale percepties en wachtlijsten voor
huisvesting, en dat ze realistisch is over de uitdagingen. Jamila verwacht dat Mw. Plat begrip toont
voor de unieke situatie van haar broer, inclusief zijn verleden als ggz-cliënt, en bereid is om
passende ondersteuning te bieden. Mw. Plat ziet de relatie als een professionele interactie waarin
begeleiding en huisvesting worden besproken binnen de grenzen van beleid en lokale
omstandigheden. Jamila ziet de relatie als een zoektocht naar ondersteuning voor haar broer,
waarbij ze hoopt op begrip en samenwerking van Mw. Plat. Mw. Plat's benadrukking van lokale
percepties en politieke context suggereert dat de omgeving haar professionele beoordeling en
benadering beïnvloedt. Jamila's vermelding van 'noaberschap' en haar hoop op lokale
ondersteuning geeft aan dat haar omgeving haar persoonlijke verwachtingen en acties beïnvloedt.
2