100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
College aantekeningen IPR Vermogensrecht (650101-M-6) - cijfer 8,6 €7,66
In winkelwagen

College aantekeningen

College aantekeningen IPR Vermogensrecht (650101-M-6) - cijfer 8,6

 0 keer verkocht

Dit document bevat alle college-aantekeningen, van alle colleges, van het mastervak IPR Vermogensrecht. Het bevat alle PowerPoint slides, welke zijn aangevuld met de belangrijkste aan-/opmerkingen tijdens het college en de literatuur. Ik heb met deze aantekeningen een 8,6 behaald voor het vak. Doe ...

[Meer zien]

Voorbeeld 4 van de 46  pagina's

  • 19 juni 2024
  • 46
  • 2023/2024
  • College aantekeningen
  • Iris
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (17)
avatar-seller
maudvderzee
HC IPR Vermogensrecht
College 2.1: Overeenkomstenrecht (contractuele verbintenissen)

 Jurisprudentie
- HR 13 mei 1966, NJ 1967/3 (Alnati)
- HR 12 januari 1979, NJ 1980/526 (Surinaams deviezenrecht)
- HR 25 september 1992, NJ 1992/750 (Balenpers)
- HvJ EG 6 oktober 2009, C-133/08, NJ 2010, 168 (ICF/Balkenende)
- HvJ EU 8 juli 2016, C-191/15, EU:C:2016:612 (VKI/Amazon)
- HvJ EU 18 oktober 2016, C-135/15, ECLI:EU:C:2016:774 (Nikiforidis)
- HvJ EU 3 oktober 2019, C-272/18, JOR 2020/34 (VKI/TVP) m.nt. T.A.G. Bens

 Overeenkomsten I




- De voorbereidende vragen binnen het IPR zijn hier samengevat in een tabel
- OVK (linksboven): geeft een antwoord op de 2e vraag, namelijk de
kwalificatie
 De kwalificatie van overeenkomsten staat in dit college centraal
- De derde stap, na kwalificatie, is de 3 verschillende IPR-vragen
(bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en TUL
- In de vierde stap zien we de 3 verschillende niveaus van regelgeving (EU,
internationaal en nationaal)
- Al deze instrumenten, zijn ten aanzien van de kwalificatie van
overeenkomsten, verspreid over de 3 verschillende niveaus van regelgeving
en over de 3 verschillende IPR-vragen

 Overeenkomsten II - EVO
- In dit college staat de kolom van het toepasselijk recht centraal
- WKV staat voor het ‘Weens Koopverdrag’  zie college 2.2
- EVO = Europees verbintenisrechtelijke overeenkomsten
 Verdrag stamt uit 1980, het is tot stand gekomen toen er nog geen
sprake was van de EEG
 Voorafgaand aan de EU, werden IPR-instrumenten tot stand gekomen
d.m.v. internationaal publiekrechtelijke verdragen
 Het EVO regelde het toepasselijk recht op een aantal verschillende
overeenkomsten
 Verdrag werd geratificeerd door alle toenmalige landen die aangesloten
waren bij de Europese gemeenschappen
 Op het moment dat de EU bevoegdheid kreeg om IPR-instrumenten op
te stellen, toen werden veel van de oude verdragen omgezet in EU-

1

, verordeningen  dat is ook bij het EVO-verdrag gebeurd = omgezet
naar de Rome I Verordening
 Rome I Verordening is dus de opvolger van het EVO-verdrag
 Verdrag gold in alle landen die aangesloten waren bij de EU-
gemeenschappen, latere toetredingen tot de EU hebben niet het EVO
verdrag
 Bv. Kroatië is pas in 2013 lid van de EU geworden, als Rome I niet
geldt, dan valt men niet terug op het EVO-verdrag, omdat die daar
nooit heeft gegolden

 EVO Nederland
- In NL geldt het EVO verdrag, indien de Rome I Verordening niet van
toepassing is
- Toen het EVO verdrag in onderhandeling was, zagen we veel problemen ten
aanzien van het afspreken van welk recht van toepassing was op niet-
contractuele verbintenissen (o.a. OD)
 Vandaar dat er werd besloten om enkel het verdrag op te stellen ten
aanzien van overeenkomsten en los te koppelen van niet-contractuele
verbintenissen

 TT EVO
- Weten dat het verdrag bestaat en kunnen uitleggen waarom de Rome I
Verordening van toepassing is op een bepaalde vraag i.p.v. het EVO-Verdrag
- Kunnen redeneren waarom je alsnog terugvalt op nationale wetgeving
- Je moet kunnen vaststellen welk instrument van toepassing is op een casus

 Bronnen/toepassingsgebied
- Rome Verdrag (EVO) (16/12/2009) – Rome I Verordening (17/12/2009)



 Het belangrijkste verschil tussen beide instrumenten ligt in het
temporele toepassingsgebied
 Rome I Verordening = art. 28
 2 elementen in art. 28 Rome I Verordening:
1. De datum = peildatum
2. Peilmoment
 De Verordening is van toepassing die op of na 17 december 2009
zijn gesloten = peildatum
 Peilmoment heeft te maken met overeenkomsten die op na die
datum zijn gesloten. Het kan gebeuren dat een OVK tot stand is
gekomen in 2008, waarvan nu pas een geschil ontstaat  o.b.v. de
Brussel Ibis Verordening zou het onder die instrumenten vallen,
terwijl het eigenlijk onder het EVO-verdrag zou gaan vallen. Dus
vandaar dat het instrument een temporele werking kent.
 Ondanks de afnemende werking van het EVO-verdrag (vanwege
verjaring van contracten), kan het EVO-verdrag een grote rol spelen
in het vaststellen van het toepasselijk recht op contracten
 Rome Verdrag is dus van toepassing op overeenkomsten die zijn
gesloten voor die datum, maar het is ook van toepassing op contracten
die na die datum zijn gesloten, want dat verdrag is nooit opgehouden te
bestaan. = Samenloop als beide instrumenten van toepassing zijn op
contracten die op of na 17/12/2009 is gesloten

2

,  Bv. een OVK die is gesloten in 2010: dan geldt zowel de EVO als de
Verordening
 Samenloop is geregeld in art. 24 van de Rome I Verordening: de
Verordening vervangt het EVO in de lidstaten, uitgezonderd ten aanzien
van het grondgebied van de lidstaten die onder de territoriale
werkingssfeer van het verdrag vallen en waarop deze Verordening niet
van toepassing is o.g.v. art. 299 EVO.
 Op het moment dat een OVK is gesloten op of na 17/12/2009, dan
geldt zowel de EVO als de Verordening. De Verordening vervangt het
verdrag, voor zover het gaat om het geografisch gebied van Europa,
binnen Europa.
 Dat verdrag geldt ook voor gebieden buiten de EU, die wel horen bij
de lidstaten van de EU (bv. de extra territoriale landsdelen van NL,
FR, VK, etc. die geografisch buiten de EU vallen (bv. Aruba).
 In dit vak gaan wij verder met de behandeling van de Rome I
Verordening
 Dus: 2 instrumenten op het gebied van het toepasselijk recht, om deze
vast te stellen
- Materieel: verb. Uit ovk (art. 1)
 Beide instrumenten kennen hetzelfde materiële toepassingsgebied,
namelijk;
 Beide instrumenten zijn van toepassing op verbintenissen uit
overeenkomst (art. 1 beide instrumenten)
 Bv. er wordt geen onderscheid gemaakt in type overeenkomsten (zowel
koopovereenkomsten als consumentenovereenkomsten, als AOK vallen
onder de werking van beide instrumenten)
 We houden ook rekening met de uitzonderingen in art. 1 lid 2
 Familierechtelijke overeenkomsten vallen bv. niet onder de werking
van het instrument (bv. huwelijkse voorwaarden, of alimentatie
overeenkomsten, etc.)
 Samenlevingsovereenkomsten vallen wel onder de werking van de
instrumenten, want dat zijn geen familierechtelijke overeenkomsten
 Recht inzake vennootschappen valt ook niet onder de werking van
de verordening (een OVK tot oprichting van een vennootschap kan
er wel onder vallen, want dat gaat over een
samenwerkingsovereenkomst)
 Beide instrumenten hebben een breed toepassingsgebied
- Formeel: universeel (art. 2 van beide instrumenten)
 Beide instrumenten kennen beide hetzelfde universele formele
toepassingsgebied
 Als we de regels van het toepasselijke recht uit het instrument
gebruiken en o.b.v. daarvan het nationale recht van een land
toepassen, doet dat niet af aan de toepassing van het instrument
 Universeel toepassingsgebied
 Enige verschil van de instrumenten zit in de temporele werking van de
instrumenten
- Zowel materiële als formele toepassingsgebied zijn bij beide instrumenten
hetzelfde en bij beide erg breed

 Onderwerpen die vallen onder de Rome I Verordening
- Welke onderwerpen? – Art. 10 Verdrag/art. 12 Verordening, met name:
 Uitleg van een OVK
 Nakoming van een OVK
 Tekortkoming

3

,  Tenietgaan van ovk
 Gevolgen van nietigheid
- Waar zijn we mee bezig als we de Rome I Verordening moeten gaan
gebruiken? = Welk recht is van toepassing op het contract dat is gesloten?
Welke stelsel moet bv. uitleg van een OVK geven? (Bv. wanneer je een
vliegticket koopt)

 Art. 3 Rome I: Partijautonomie/subjectieve verwijzing
- Art. 3: als partijen een keuze hebben gemaakt, dan gaat die keuze voorop.
De Rome I Verordening sluit dus aan bij de contractsvrijheid (een beginsel
van het algemene verbintenissenrecht).
- Ook andere beginselen van het IPR zien we terugkomen (bv. het
beschermingsbeginsel)  in verschillende bepalingen van de verordening
- Als we casus moeten beantwoorden beginnen we altijd bij de
partijautonomie, voordat we overgaan tot de objectieve vereisten en de
uitzonderingen
- Art. 3 = Partijen mogen kiezen (partijen hebben dus een rechtskeuze)
 Ieder statelijk recht
 Mogen ze andere keuzes maken? Welke dan? Bv. voor een Verdrag
(zoals het WKV), in ieder geval niet voor statelijk recht
 Ja, maar dat gaat dan om een zogenaamd materieel rechtelijke
rechtskeuze (i.p.v. een conflict rechtelijke rechtskeuze)
 Welk recht mogen partijen kiezen?  Dit is onbeperkt, je mag dus elk
stelsel kiezen (bv. een NL en Duits bedrijf die samen een OVK sluiten
kunnen daarop het Engelse recht toepassen). = Onbeperkte
partijautonomie
 Het hoeft dus niet te voldoen aan voorwaarden van nauwste
verbondenheid
 Mag die keuze ook opnieuw worden gemaakt?  Ja, dat kan ook o.g.v.
art. 3 lid 2 Verordening
- Formele vereisten voor het opstellen van een dergelijke forumkeuze:
 Uitdrukkelijk, dan wel duidelijk blijken uit de bepalingen van de OVK
 Dépeçage is toegestaan
 Dépeçage: Partijen kunnen zeggen, dat ten aanzien van bepaalde
delen van het contract het ene stelsel wordt gebruikt, en voor
andere delen van het contract een ander stelsel wordt gebruikt. (Bv.
op koop is het Franse recht van toepassing en voor een dienst in het
contract is het Spaanse recht van toepassing).  Dit komt niet vaak
voor in de praktijk, gaat toch regelmatig tot problemen leiden.
 Bestaan en geldigheid van forumkeuze getoetst o.g.v. art. 10, 11 en 13
Rome I Vo.
 Het bestaan en de geldigheid worden geregeld door het recht dat
toepasselijk zou zijn
 Als partijen een rechtskeuze hebben gemaakt, en de vraag is of die
geldig is, dan gaan we ervan uit dat die geldig is en dat stellen we
vast a.d.h.v. het gekozen rechtstelsel of het wel of niet geldig is. 
Toetsen of is voldaan aan de formele vereisten van het recht van dat
betreffende land
- Effecten van de partijautonomie:
 Toegepast op alle aspecten (art. 12), zoals uitleg, nakoming, etc.
 Mogen wijzigen, maar geen effect door derde

 Art. 4 Rome I: Objectieve verwijzing

4

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper maudvderzee. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,66. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 68175 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€7,66
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd