HC1 – Anatomie van de luchtwegen en ziekten
Zuurstof is noodzakelijk voor de functie van alle lichaamscellen. De luchtwegen voeren de zuurstof
aan en ontdoen het lichaam van CO2. Deze binden aan hemglobine, wat in rode bloedcellen zit. De
aanvoer van O2 en afvoer van CO2 gebeurt door 4 processen:
• Pulmonale ventilatie: beweging van lucht in en uit longen
• Externe respiratie: gasuitwisseling tussen longen en bloed
• Transport van gassen: transport O2 / CO2 tussen longen en weefsel via het cardiovasculaire
systeem.
• Interne respiratie: gasuitwisseling tussen systemisch bloed en weefselcellen.
Respiratoire systeem: de neus, neusholte, keel, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en alveoli.
• Geleidende zone: passage van de lucht,
schoonmaken, bevochtiging en verwarmen.
• Respiratoire zone: plaats van gasuitwisseling.
Functies van de neus:
• Toegang tot luchtwegen
• Bevochtigen en verwarmen
• Filteren en schoonmaken: pathogenen, stof,
pollen, huisstofmijt etc.
• Resonantiekamer voor spraak
• Geurreceptoren
Neusgaten geven de toegang tot de neusholte. In de neus zit het neushaar (vibrissae): deze filteren
grove deeltjes. In de olfactore mucosa zitten de reukreceptoren. In de respiratoire mucosa zit het
ciliair epitheel, sensorische zenuwen en slijmbekercellen. Deze leveren mucus, water, lysozymen en
defensines. Lysozymen breken de koolhydraten in de celwand van bacteriën af, waardoor de celwand
zijn structurele integriteit verliest. Defensines worden geproduceerd door immuuncellen om
pathogenen op te ruimen. Per dag produceer je 1 – 1,5 L snot wat je ook weer doorslikt en afvoert.
Rhinitus en sinusitis zijn ziekten aan de hogere luchtwegen.
Rhinitus is een ontsteking van het neusslijmvlies (nasale
mucosa), veroorzaakt door een IgE-gemedieerde allergie voor
inhalatie-allergenen. Vooral in de neusholtes. Bv pollen van
bomen en grassen, huisdieren of de huisstofmijt. Virussen en
streptokokken kunnen het ook veroorzaken. Je krijgt excessieve
mucusproductie in de neusholtes.
Sinusitis is een ontsteking van vooral de neusbijholten (sinussen)
of de voorhoofdholten. Het wordt meestal veroorzaakt door een
virus. Soms veroorzaakt een bacterie het. Je krijgt excessieve
musucproductie, veranderingen in je stem en sinushoofdpijn.
1
,De keel (farynx) bestaat uit de nasofarynx, orofarynx en de laryngofarynx.
- Nasofarynx:
o Passage van lucht
o Epitheel met cilia: bewegen, filtreren en bevochtigen de lucht
o Uvula (huig): preventie van het binnenkomen van voedsel.
Als voedsel tegen de huig komt geeft dat een reflex dat een
klepje over luchtpijp sluit zodat er geen voedsel in kan.
o Faryngale amandelen: vangen en vernietigen pathogenen
- Orofarynx:
o Passage van lucht en voedsel
o Gelaagd schubvormig epitheel: meer cellen op elkaar, wat
platter dus gaat minder snel kapot.
o Palatinale en linguale amandelen (keel en tong)
- Laryngofarynx:
o Passage van lucht en voedsel
o Gelaagd schubvormig epitheel
o Komt uit in de larynx: splitsing in oesofagus en larynx anterior
Soms zijn keelamandelen te groot en moeten ze eruit. Dan
moeten ook de neusamandelen en de tongamandelen eruit. Dit
geeft een groter risico op allergiën of een auto-immuunziekte.
De larynx is het strottenhoofd. De epiglottis is je strotklepje. Als
er voedsel tegen de huig komt sluit dit klepje de luchtpijp af. Het
voedsel kan dan de oesofagus in. De stembanden (glottis) zitten
ook in het strottenhoofd: belangrijk onderdeel voor spraak.
De trachea is de luchtpijp. De eerste
vertakking is de primaire bronchus en de
tweede vertakkingen zijn de secundaire
bronchus. Er zijn ook nog tertiaire bronchi.
De kraakbeenringen om de trachea zijn
hoefijzer vormig. Dit is geen gesloten ring,
zodat de oesofagus kan uitzetten als er een
brok voedsel doorheen komt.
Op de mucuscellen in de trachea ligt een slijmlaag. Daaruit steken cilia, die het slijm met vastgeplakte
deeltjes omhoog kunnen werken naar de farynx. Vanuit daar wordt het via het MDK afgevoerd.
2
, De bronchiale boom: de luchtpijp vertakt van dikke bronchi
naar hele kleine bronchioli. De resporatoire bronchioles
noem je ook wel de alveoli: longblaasjes. De respiratoire
zone is de enige plek waar uitwisseling is tussen O2 en CO2
met het bloed.
Hoe verandert de weefsel compositie van de trachea tot de terminale bronchioli?
• Kraakbeen: ringen → plaatjes → geen kraakbeen
• Epitheel: pseudo-gelaagd zuilvormig → kubusvormig
• Bronchioli: geen cilia en mucusproducerende cellen
• Glad spierweefsel: bij de terminale bronchioli zitten er meer gladde spiercellen om de
samentrekking te ondersteunen.
Hier is een overzicht van de typen cellen die
aanwezig zijn in de luchtwegen.
Kolomepitheel: deze zijn langwerpiger.
Sommige zijn met cilia erbovenop.
Kubusepitheel: vierkantig. Je hebt simple,
met 1 laag, en stratified, meervoudig.
Plaveiselepitheel: platter. Ook simple en
stratified.
Goblet cel: (geel) produceert mucus en geeft
het aan de bovenkant af, zodat er een
slijmlaag kan vormen bovenop het epitheel.
In de alveoli zit plaveisel epitheel. Doordat het zo plat is, gebeurt de zuurstofuitwisseling snel en
efficiënt.
In de keel zit meerdere lagen van plat epitheel, zodat je beter beschermd bent tegen het voedsel dat
er langs komt.
3
, Op de afbeelding hiernaast is het blauwe een
longblaasje met de lucht. Het roze is een epitheelcel van
de luchtwegen. Gele is het basaal membraan:
buitenkant van de epitheelcellen van de luchtwegen. De
endotheelcel deelt datzelfde basale membraan. Zo
zitten ze heel dicht op elkaar en kan de uitwisseling heel
efficiënt plaatsvinden.
De gasuitwisseling vindt plaats in de respiratoire zone.
Respiratoir membraan:
- Type 1 alveolaire cel: ze maken verbindingen met elkaar en vormen de omgeving van een
alveolus. Raakt een type 1 cel beschadigd, kan een type 2 cel zich differentiëren tot type 1.
- Type 2 alveolaire cel: scheidt surfactants uit: verhoogt de oppervlakte spanning →
longblaasjes blijven open staan. Druk om naar binnen te gaan vermindert.
Sommige alveoli zitten verbonden aan de terminale bronchioli, andere alleen maar aan elkaar met de
alveolaire poriën. Zo kan lucht verplaatsen van de terminale bronchioli naar alveoli verderop en
wordt de luchtdruk evenredig verdeeld.
4