Arbeidsrecht
Praktijksituatie 2
Tijdens haar HBO-studie wordt Birgit een half jaarcontract (eerste contract) aangeboden voor de
functie van telefoniste en baliemedewerkster bij accountantskantoor ‘Pecunia non olet BV’
(verder: PNO) voor 10 uur per week voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021. In juli 2021
weet zij met succes haar studie accountancy af te ronden. Om die reden krijgt zij bij PNO een
baan als junior accountant aangeboden, zodat zij mee kan doen in het team die een fusie van
een grote klant begeleidt. Haar contract loopt van 1 juli 2021 tot 1 december 2021 (tweede
contract).
Aan het einde van de looptijd van dit contract blijkt een van de collega’s van Birgit ernstig ziek. Op
1 december 2021 krijgt zij daarom een nieuw contract (derde contract) aangeboden tot 1 maart
2022. Een CAO is niet van toepassing.
Vragen
a. Dient PNO het tweede contract met Birgit op te zeggen als zij niet tot verlenging wenst over te
gaan?
Nee, art. 7:667, lid 1 jo. lid 2 sub a BW een contract van bepaalde tijd eindigt van rechtswege
b. Moet werkgever PNO Birgit informeren over verlenging van haar tweede contract? Zo ja, op
welk moment? Zo nee, waarom niet?
Aanzetplicht 1 maand voordat het contract is afgelopen wanneer het contract 6 maanden of
langer duurt, 7:668, lid 1 BW is het korter dan 6 maanden dan art. 7:668, lid 2 sub b dan is erg
geen aanzetplicht en dat is hier het geval
c. Loopt het laatste contract van rechtswege af of is opzegging vereist?
Ketenregeling art. 7:668a BW, een tussenpoos mag 6 maanden zijn. Hier zitten geen tussenpozen
in, alle contracten sluiten aan. Art. 7:668a, lid 1 sub a BW. Totaal aantal maanden is hier 14
maanden, overschrijd de 36 maanden niet, dus op grond van sub a geen vast contract. Niet meer
dan 3 contracten is hier ook niet het geval dus op grond van sub b ook geen contract voor
onbepaalde tijd. Er is geen contract van onbepaalde tijd ontstaan dus er is geen opzegging vereist
d. Stel dat PNO lid is van werkgeversorganisatie Accountswerkgevers en Accountantswerkgevers
de CAO voor de Accountancy mede heeft afgesloten. Onder welke voorwaarde is PNO dan via
Accountantswerkgevers gebonden aan de CAO?
Art. 9, lid 1 wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. Als je lid bent ben je gebonden.
Praktijksituatie 3
Pieter de Hoog werkt sinds 1 januari 2020 op basis van een contract voor bepaalde tijd van een
half jaar als medewerker aan de Klantenbalie bij Superb. Hij functioneert goed en om die reden
zag de directeur de heer Calvado nooit aanleiding om met Pieter een functioneringsgesprek te
voeren. Pieter, die ambitieus is, heeft gesolliciteerd op een functie van bedrijfsleider bij een
kledingzaak. Op 20 juni 2022 heeft Pieter gehoord, dat hij is aangenomen voor die functie: op 1
juli 2022 zal hij bij zijn nieuwe werkgever moeten beginnen. Pieter zegt daarom bij brief van 22
juni 2022 zijn baan bij Superb op tegen 30 juni 2022.
De heer Calvado is furieus: hij geeft aan dat Pieter zijn arbeidsovereenkomst niet eens kán
opzeggen, omdat het een contract voor bepaalde tijd betreft. Bovendien, zo zegt Calvado, al zóu
,Pieter kunnen opzeggen, dan kan Pieter in elk geval niet al op 1 juli 2022 bij zijn nieuwe
werkgever beginnen, omdat op die datum zijn contract bij Superb nog niet is geëindigd.
Vraag
Heeft de heer Calvado gelijk of niet? Bespreek beide argumenten van Calvado.
7:668, lid 4 sub a BW. Als er aan de voorwaarden van sub a dan wordt er geacht de
arbeidsovereenkomst voor dezelfde tijd te zijn herhaald, ten hoogste voor een jaar. Het contract
van Pieter is dus steeds verlengd met een half jaar. Ketenregeling art. 7:668a, lid 1 sub a BW, de
totale periode is 30 maanden dus geen sprake van sub a want het heeft niet de 36 maanden
overschreden. Er zijn meer dan 3 contracten dus er is een contract voor onbepaalde tijd ontstaan
op grond van sub b. art. 7:672, lid 1 BW, hij zegt op per brief op 22 juni, deze heeft pas effect aan
het einde van de maand. Juli is de uitwerkmaand, per 1 aug is hij vrij om naar zijn andere baan te
gaan. Lid 4
1) 1-1-20 – 1-7-20
2) 1-7-20 –1-1-21
3) 1-1-21 – 1-7-21
4) 1-7-21 – 1-1-22
5) 1-1-22 – 1-7-22
Praktijksituatie 4
Op 1 mei 2021 heeft student Sander met de heer Boot, filiaalleider van Supermarkt Om de Hoek,
afspraken gemaakt over het werken in de vulploeg op de donderdag- en vrijdagavond. Zij zijn
overeengekomen dat Sander zich beschikbaar stelt en € 15,- (bruto) per uur zal gaan verdienen,
als hij gehoor geeft aan de oproep om te komen werken. Op zijn beurt is de heer Boot bereid
hem op te roepen, als er werk is. Tot nu toe heeft Sander nog niets van de heer Boot gehoord.
Vragen:
1. Hoe wordt de tussen Sander en de heer Boot tot stand gekomen
overeenkomst arbeidsrechtelijk gekwalificeerd/ getypeerd?
Een voorovereenkomst. Geen MUP.
Vervolg situatie
Op 21 februari 2022 neemt de heer Boot telefonisch contact op met Sander met de vraag of hij
de maand maart voor 32 uur wil komen werken in de vulploeg op de (eerder) afgesproken dagen.
Sander gaat akkoord. Voorafgaande aan de maand april wordt Sander wederom benaderd door
de heer Boot: of Sander in de maand april eveneens 32 uur wil komen werken. Eind mei vraagt
de heer Boot aan Sander of Sander in de maand juni 40 uur wil komen werken. In juli hoort
Sander niets meer van de heer Boot. Op 5 augustus 2022 neemt Sander met hem telefonisch
contact op. Sander zegt, dat hij ondanks het feit dat hij tot nu toe niet heeft gewerkt hij recht
heeft op loondoorbetaling. De heer Boot is onthutst en deelt Sander mee hem helemaal niets
verschuldigd te zijn.
2. Wie heeft gelijk, Sander of de heer Boot?
Voorovereenkomst
Maart 32 uur
April 32 uur
,Juni 40 uur
7:668a, lid 1 sub a en b ketenregeling. De tussenpoos is kleiner dan 6 maanden dus de keten
breekt niet. Het gaat hier om 4 maanden dus niet voldaan aan de 36 maanden in sub a. Er zijn 3
contracten ontstaan, op grond van sub b is er geen contract voor onbepaalde tijd ontstaan. De
heer Boot heeft gelijk.
Week 1, les 1
Week 1 wanneer is er sprake van een arbeidsovereenkomst.
Literatuur ‘arbeidsrecht in de praktijk’
Hoofdstuk 1 geheel (paragraaf 1.4 t/m 1.4.5 niet)
Hoofdstuk 2 geheel (paragraaf 2.4 t/m 2.4.3 niet)
Paragraaf 3.5 t/m 3.5.4
Paragraaf 7.1 t/m 7.1.7
Paragraaf 10.2.1. t/m par. 10.2.6
‘arbeidswetgeving’
Jurisprudentie 7793 mee op tentamen
• Groen/Schoevers: HR 14 november 1997: ECLI:NL:HR:1997:ZC2495
• Stichting Thuiszorg Rotterdam/PGGM: ECLI:NL:HR:2007:BA6231;
• De Gouden Kooi: HR 25 maart 2011: ECLI:NL:HR:2011:BP3887
EXTRA
• X/Gemeente Amsterdam: HR 6 november 2020: ECLI:NL:HR:2020:1746
• Deliveroo uitspraken
Overeenkomsten boek 7 BW
Drie overeenkomsten werk tegen betaling (gesloten systeem):
• Arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW)
• Aanneming van werk (art. 7:750 BW)
• Overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW) dit zijn diensten zoals makelaar en
advocaat
Let op: naam die partijen zelf aan de overeenkomst geven is NIET bepalend
Wat zijn de kenmerken van een ao?
BELANG VAN DE DEFINITIE
• Stelsel van rechtsbescherming
• Werknemersverzekeringen
• Bevoegde rechter
KWALIFICATIE ARBEIDSOVEREENKOMST
, Kenmerken:
• Loon art. 7:617 BW
• Gedurende een zekere tijd
• Persoonlijke arbeid verrichten art. 7:659 BW
• Gezagsverhouding Art. 7:610 BW
KENMERKEN: LOON
Loon is datgene wat als bedongen tegenprestatie voor de arbeid door de werkgever aan de
werknemer verschuldigd is of zal zijn.
>> Fooien dus niet!
Geoorloofde loonvormen artikel 7:617 BW: meest bekende?
Salaris
Tijdstip betaling loon artikel 7:623 BW
Niet-tijdig betalen loon artikel 7:625 BW, 3 dagen na afgesproken tijd is de max.
KENMERKEN: PERSOONLIJKE ARBEID
De werknemer is verplicht arbeid (van geestelijke of lichamelijke aard) te verrichten.
De arbeid moet persoonlijk worden verricht volgens artikel 7:659 lid 1 BW de werknemer
mag zich niet zomaar laten vervangen.
De arbeid die de werknemer verricht moet waarde hebben.
HR Gouden Kooi: In geval van het wonen in een ‘gouden kooi’ ten behoeve van een
televisieprogramma is voldaan aan het kenmerk persoonlijke arbeid
KENMERKEN: GEDURENDE ZEKERE TIJD
Dit kenmerk speelt in de praktijk geen rol van betekenis.
Deeltijd, voltijd, bepaalde of onbepaalde tijd: als het maar zekere tijd is.
KENMERKEN: GEZAG
Let o.a. op de volgende factoren:
• Instructiebevoegdheid
• Mate eigen verantwoordelijkheid?
• Mate van toezicht?
• Mag werk door een derde worden uitgevoerd?
• Is er een ziekmeldingsprocedure?
• Werkkleding?
• Werkmateriaal?
• Continuïteit in de werkzaamheden?
• Wie maakt het rooster/deelt de werkzaamheden in?
• Afdrachten aan Belastingdienst?