WEEK DATUM
1 Zie rooster online opdrachten week 1 (kosten huishouding)
2 Zie rooster online opdrachten week 2 (toestemming)
3 Zie rooster online opdrachten week 3 (bestuur)
4 Zie rooster online opdrachten week 4 (algehele gemeenschap,
oud recht)
5 Zie rooster online opdrachten week 5 (wettelijk beperkte
gemeenschap, nieuw recht)
6 Zie rooster online opdrachten week 6 (schulden)
7 Zie rooster online opdrachten week 7 (ontbinding)
8 Tentamenweek (geen onderwijs)
9 Zie rooster online opdrachten week 9
(huwelijksvoorwaarden)
10 Zie rooster online opdrachten week 10 (vergoedingsrechten)
11 Geen werkgroepenonderwijs, maar 2x hoorcollege
12 Zie rooster online opdrachten week 12 (verrekenbedingen)
13 Onderwijsvrije week
14 Zie rooster online opdrachten week 14 (ongehuwden)
15 Zie rooster online opdrachten week 15 (pensioen +
faillissement)
,OPDRACHTEN WEEK 1
Aan het einde van dit thema kunt u:
1. de rechten en verplichtingen van echtgenoten opsommen, herkennen, toelichten en
hanteren aan de hand van concrete voorbeelden;
2. de opbouw en indeling Titels 1.6, 1.7. en 1.8. van het Burgerlijk Wetboek voor het
betreffende thema aan de hand van concrete voorbeelden herkennen, toelichten en
hanteren.
3. de begrippen: Lex van Oven, geregistreerd partnerschap, openstelling huwelijk, eerste
tot en met vierde tranche, Wet Verrekenbedingen, Wetsvoorstel 28 867 en 33 987,
hulp, getrouwheid en bijstand, verzorging en opvoeding kinderen, kosten van de
huishouding, netto-inkomen, bruto-inkomen, nihilbeding, vervalbeding, draagplicht,
fourneerplicht, rechtsverwerking, premiesplitsing en de verbanden die tussen die
begrippen kunnen worden gelegd, herkennen, toelichten en hanteren aan de hand van
concrete voorbeelden.
OPDRACHT 1
Joris en Marianne zijn in 2004 gehuwd in wettelijke gemeenschap van goederen. Joris heeft
een salaris van netto € 2.450 per maand. Hij heeft € 18.000 aan effecten en € 15.000 aan
spaargeld. Alleen het spaargeld is - inclusief de vruchten - onder uitsluitingsclausule
verkregen. Netto ontvangt hij jaarlijks € 500 aan dividend en € 100 aan rente.
Marianne doet het huishouden en verricht geen betaalde arbeid. Haar vermogen (€ 300.000
totaal) bestaat uit effecten (€ 120.000) en een beleggingspand (€ 180.000). Ze ontvangt
jaarlijks € 8.000 aan dividend en € 10.000 aan huurinkomsten. Deze effecten en het
beleggingspand zijn inclusief de vruchten door haar verkregen onder uitsluitingsclausule.
De kosten van de huishouding bedragen € 68.400 per jaar.
2
,Bereken de draagplicht van de beide echtgenoten. Wat kunt u opmerken over de
rechtvaardigheid van het resultaat?
Extra:
- Stel je hebt een gehuwd stel onder koude uitsluiting (zonder gemeenschap van goederen.
En die twee mensen hebben samen een huis die ze verhuren. Waaronder valt het inkomen
dan?
Dit is géén gemeenschapsinkomen, dat moet immers gaan om een huwelijksgemeenschap,
en die is er niet. Het is dus voor beide 50% privé inkomen, het is een gemeenschapsgoed
naar Boek 3.
- Art. 1:84 BW moet op jaar basis op grond van het arrest Ter Kuile-Kofman arrest.
Antwoord:
Op grond van art. 1:84 BW komen de kosten der huishouding achtereenvolgens ten laste van:
a. Het gemeenschappelijke inkomen;
b. De privé-inkomens van de echtgenoten naar evenredigheid;
c. Het gemeenschappelijke vermogen; en
d. De privévermogens van de echtgenoten naar evenredigheid.
a. Het gemene inkomen van Joris en Marianne bestaat uit het salaris van Joris, dat € 2.450,-
per maand bedraagt, dus € 29.400,- per jaar. Dit valt immers gewoon in de wettelijke
gemeenschap van goederen. Daarnaast ontvangt Joris nog € 500,- aan dividend dat ook in
de gemeenschap valt. Het totale jaarlijkse gemeenschappelijke inkomen bedraagt dus €
29.900,-.
b. De privé-inkomens van de echtgenoten bedragen het volgende: Joris ontvangt € 100,-
rente per jaar (2:94 lid 4 OUD) en Marianne ontvangt € 8.000,- dividend per jaar en
€10.000 aan huurinkomsten per jaar. Dit is allebei privé inkomen omdat zij het verkrijgen
onder uitsluitingsclausule. De totale privé inkomsten bedragen dus € 18.100,-.
c. Het gemeenschappelijke vermogen bestaat uit de effecten van Joris, € 18.000,-.
Let op: in casu is het oude huwelijksrecht (tot 2018) van toepassing. Toen was het zo dat
in geval van een wettelijke gemeenschap dit alle goederen en schulden omvatte (art. 2:94
lid 2 OUD). Na 2018 zijn dit alleen de goederen verkregen vanaf de aanvang van de
gemeenschap.
Mochten de personen in casu getrouwd zijn na 2018, dan was dus van belang wanneer
Joris de effecten had verkregen.
d. Het privévermogen bedraagt € 15.000 aan spaargeld voor Joris, en € 120.000 aan effecten
en € 180.000 in een pand van Marianne, allebei verkregen onder uitsluitingsclausule. In
totaal dus € 315.000,-.
Berekening:
De kosten voor de huishouding bedragen € 68.400,- per jaar. Het gemene inkomen, de privé-
inkomens, en het gemeenschappelijke vermogen bedragen gezamenlijk € 60.000,-. Er is dus
een tekort van € 8.400,- per jaar.
3
, Op grond van art. 1:84 BW moeten Joris en Marianne bijdragen uit hun privé vermogen naar
evenredigheid. 15.000 van Joris staat tot 300.000 van Marianne.
In casus zal Joris dus 15..000 x 2.400 = € 114,29 moeten bijdragen. Marianne zal
300..000 x 2.400 = € 2.285,71 moeten bijdragen.
In casu betaald Joris € 47.614,29 en Marianne betaald € 20.785,71. Joris draagt dus voor
ongeveer 2,5x zoveel bij in de kosten van de huishouding. Hetgeen misschien niet
rechtvaardig voelt omdat Marianne veel meer vermogen heeft.
OPDRACHT 2
In 2006 zijn Joris en Lisa gehuwd buiten gemeenschap van goederen. In hun huwelijkse
voorwaarden is een nihilbeding ten gunste van Lisa opgenomen. Tijdens het huwelijk heeft
Lisa alle vakanties betaald. Na twaalf jaren eindigt het huwelijk door echtscheiding. Lisa wil
het aan de vakanties bestede geld terug.
1. Leg uit wat een nihilbeding is. Is het strijdig met het huwelijksvermogensrecht?
Antwoord:
Een nihilbeding is een afspraak in de huwelijkse voorwaarden en houdt in dat één persoon
volledige draagplicht heeft voor de kosten van de huishouding.
In casu zou dat dus betekenen dat Lisa de kosten van de huishouding niet hoeft te dragen.
Een dergelijk beding is toegestaan op grond van art. 1:84 lid 3 BW. Daarin staat namelijk
opgenomen dat bij schriftelijke overeenkomst kan worden afgeweken van hetgeen bepaald
in lid 1 en lid 2 BW.
Extra: stel je hebt een nihilbeding, maar de persoon die de draagplicht heeft verliest zijn
inkomen. Dan kan je op grond van art. 1:81 BW toch vorderen dat de andere persoon dit
betaald.
2. Waarop dient Lisa haar vordering te baseren en geef gemotiveerd aan hoeveel kans
van slagen deze vordering heeft.
Antwoord:
Lisa dient haar vordering te baseren op de fourneerplicht/bijdrageplicht uit art. 1:84 lid 2
BW. Op grond van dat artikel kan Lisa stellen dat ze teveel heeft bijgedragen (uit privé
vermogen) en dat zij dit terug wilt hebben.
Bij de fourneerplicht zijn drie arresten van belang:
1. Arrest Rechtsverwerking
4