Supersamenvatting Theoretische Criminologie
Probleem 1
Leerdoelen:
1. Wat is de biocriminologie? (Dit mag lekker kort)
2. Welke verschillende perspectieven/paradigma's uit de biologie en psychologie worden er in de criminologie gebruikt
om criminaliteit te verklaren?
3. Hoe heeft de biocriminologie zich ontwikkeld?
4. Welke implicaties en/of gevolgen heeft dit voor de rechtspraak?
Literatuur
- Artikelen
o Buruma, Y. (2008) Over biologie, technologie en strafrecht. Justitiële verkenningen, 34(1), 89-98.
o Lokhorst, G.J.C. (2008). Hersenen en recht. Geen koninklijke weg. Justitiële verkenningen, 34(1), 67-75.
o Kogel, K., de & Westgeest, L. (2015). Neuroscientific and behavioral genetic information in criminal cases in
The Netherlands. Journal of Law and the Biosciences, 2(3), 580–605.
1. Wat is bio-criminologie?
Lanier (2010)
Bio-criminologie is een stroming binnen de criminologie die zich focust op de erfelijke aanleg voor criminaliteit. Kenmerkend
voor deze benadering is het idee dat misdaad ‘in het bloed’ zou zitten omdat het geërfd wordt determinisme. Object van
bestudering binnen de bio-criminologie is de dader zelf en niet het delict!
Veronderstellingen:
- Criminaliteit heeft een universeel karakter en verschilt dus niet naar gelang tijd en plaats;
- Kenmerken van het lichaam spelen een rol bij het wel of niet plegen van criminaliteit. Deze kenmerken kunnen
aangeboren of verworven zijn door een bepaalde levensstijl.
Kritiek:
- Sociale factoren worden genegeerd;
- Misbruik en verdraaien van kennis (voorbeeld: Nazi-Duitsland);
- Criminaliseren van bepaalde kenmerken kan leiden tot racisme;
- Bio-criminologen baseren zich vaak te beperkt op één visie of standpunt.
2. Welke verschillende perspectieven/paradigma’s uit de biologie en psychologie worden er in de criminologie gebruikt om
criminaliteit te verklaren?
Newburn (2009)
Klassieke School
Focus ligt op vrije wil en rationele keuze. Onderwerp van bestudering is de misdaad, niet de misdadiger. Mensen maken keuzes
aan de hand van kosten-batenafweging (criminaliteit uitkomst rationele keuze mensen verantwoordelijk).
Positivistische School
- Criminaliteit ontstaat vanuit (aangeboren) persoonlijke kenmerken.
Onderscheid tussen biologisch positivisme en psychologisch positivisme:
Biologisch positivisme zoekt oorzaken van misdaad in de genen/het lichaam, psychologisch positivisme kijkt naar de hersenen.
Onderscheid tussen fysionomie en frenologie:
De fysionomie is gefocust op de kenmerken van het gezicht in relatie tot criminaliteit, de frenologie op de grootte van de schedel
en van het brein.
Drie benaderingsmethoden + kritiek van Matza:
Determinisme: zaken buiten het individu drijft men tot het plegen van criminaliteit (biologische, psychologische en sociale
invloeden).
Kritiek = alleen focus op behandeling, eigen verantwoordelijkheid wordt weggelaten.
Differentiatie: daders kunnen onderscheiden worden van niet-daders, bijvoorbeeld door karaktertrekken.
Kritiek = men gaat ervan uit dat criminelen bepaalde kenmerken hebben die ze van niet-criminelen onderscheiden.
,Pathologie: verschillen tussen wel of niet crimineel worden liggen in het resultaat van iets dat fout is gegaan in de vroege jeugd
of levensomstandigheden. Kritiek = de aanname dat er iets mis moet zijn gegaan in het leven gaat lang niet altijd op.
Alphonse Quetelet (1796 – 1874):
- Een wiskundige en statisticus uit Gent;
- Verzamelde gegevens uit justitieregisters;
- Splitste cijfers uit naar plaats, tijd en kenmerken van daders;
- Ontdekte correlaties met inkomensniveau;
- Criminaliteit was een sociaal fenomeen en relatief constant in de tijd, het was min of meer een gelijktijdig fenomeen;
- De ‘vrije wil’ speelt slechts een beperkte rol. De ‘moraal’ is gevormd door omstandigheden.
Cesare Lombroso (1835 – 1909):
- ‘De vader van de moderne criminologie’ genoemd, maar zijn werk is grotendeels achterhaald.
- Atavisme
Als psychiater beschouwde Lombroso criminelen als een terugkeer naar een primitiever stadium van menselijke
ontwikkeling.
Voor Lombroso was de crimineel een bijna aparte soort met een verscheidenheid aan mentale en fysieke
kenmerken die hem van anderen onderscheidt.
‘’Meten is weten’’
- Waar zijn vroege werk zich vooral had gericht op biologische factoren, hield hij ook meer rekening met bredere
omgevingsfactoren.
- Soorten criminelen:
Enrico Ferri (1856 – 1929):
- Ferri benadrukte het belang van sociale en ecologische factoren bij het verklaren van criminaliteit en de ontwikkeling
van ideeën over misdaadpreventie.
Raffaele Garofalo (1852 – 1934):
- Was net als Ferri overtuigd van het belang van wetenschap methodologie voor de studie van criminaliteit.
- ‘Natuurlijke misdaad’ gedefinieerd door twee essentiële kenmerken:
Het morele gevoel van medelijden(afkeer tegen vrijwillig opleggen van lijden)
Eerlijkheid (respect eigendomsrechten van anderen)
- Vier klassen van de crimineel:
De moordenaar: Criminelen waarin het altruïsme geheel ontbreekt
De gewelddadige crimineel: Criminelen gekenmerkt door een gebrek aan medelijden
Dieven: Criminelen gekenmerkt door een gebrek aan eerlijkheid
Wulpse criminelen (lascivious criminals): Criminelen gekenmerkt door een laag niveau van morele energie en
gebrek aan morele perceptie.
Leerdoel 3: Hoe heeft de bio-criminologie zich ontwikkeld?
Newburn (2009)
Moderniteit: positivisten voeren aan dat criminelen fysiek verschillen van niet-criminelen. Wel wordt er onderscheid gemaakt
tussen geboren, krankzinnige en gelegenheidscriminelen. Later de opkomst van eugenetica met als doel de samenleving te
zuiveren van (sociale) afwijkingen, waaronder ook criminaliteit.
Postmoderniteit: tweelingstudies en adoptiestudies worden gebruikt om uit te zoeken of erfelijke en biologische factoren echt
belangrijk zijn bij het ontwikkelen van delinquent gedrag. Ook onderzoek naar invloed van het hebben van twee Y-
chromosomen heeft op de agressie van mannen, en word er getwist over het bestaan van een criminaliteitsgen zoals het MAO-
gen. Ook wordt de relatie tussen ADHD en breindisfunctie bekeken, evenals het centrale zenuwstelsel, neurotransmitters,
lateraliteit tussen de hersenhelften, het autonome zenuwstelsel, de invloed van hormonen als testosteron en de relatie tussen
voeding en criminaliteit.
1. Genetische factoren
Twee perioden:
- 1900: criminelen verschillen fysiek gezien van andere mensen
, Lombroso: gezicht voorspelt criminaliteit atavistische crimineel (loopt achter in evolutie, herkenbaar aan
fysieke kenmerken)
Kritiek: onderzoeksmethoden aanvechtbaar + reductionistische verklaringswijze model uitbreiden
3 typen misdadigers:
o Geboren crimineel;
o Krankzinnige crimineel;
o Gelegenheidscrimineel.
Ferri (opvolger Lombroso): andere fysieke (ras/temperatuur), individuele (leeftijd/geslacht) en sociale
(religie/cultuur) kenmerken spelen ook een rol bij criminaliteit
Garofalo: crimineel is persoon die lak heeft aan anderen gebrek aan altruïstische gevoelens
Verschil Lombroso: criminelen elimineren vs. behandelen (Lombroso)
Goring (kritiek op Lombroso): geen antropologische crimineel + geen fysieke verschillen tussen criminelen en
niet-criminelen
Sheldon: lichaamstypen voorspellen criminaliteit (weerspiegeling iemands aanleg verband lichaamstype –
temperament)
3 lichaamstypen:
o Endomorph (stevig figuur): viscerotonic ontspannen, houdt van luxe, extravert;
o Mesomorph (atletische bouw): somotonic actief, dynamisch, agressief neiging tot criminaliteit;
o Ectomorph (tenger figuur): cerebrotonic introvert, huidklachten, traag, slaapproblemen.
Kritiek:
o Lichaamstypen alleen gebaseerd op klassieke misdadigers (moord/diefstal);
o Verandering lichaam, verandering temperament?
Buikhuisen: genetica onderzoek genetische aanleg die tot ontwikkeling komt door omgevingsfactoren
Kritiek: te snel na WO2 (misbruik biocriminologie).
- Eugenetica: onderzoek doen naar verbetering van genetische samenstelling van de populatie criminelen afwijkingen
in genen (kenmerken die zorgen voor succes/mislukking worden doorgegeven van generatie op generatie)
Relatie psychologische ontoereikendheid – criminaliteit
Positieve genetica: zoveel mogelijk goede genetische mensen voortbrengen
Negatieve genetica: het niet willen voortbrengen van slechte genen Sovjet Unie & Nazi-Duitsland
rassenzuiverheid!
Onderzoek The Jukes: meerderheid van familie was pauper/crimineel, velen van hen hadden een ziekte bewijs
voor bad blood: criminaliteit wordt overgeërfd (focus op genen)
- Nu: interne factoren indirecte link
Tweelingstudies: Onderzoeken of erfelijke factoren belangrijk zijn bij ontwikkeling van antisociaal gedrag
Resultaat: twee-eiige tweeling die apart van elkaar opgroeiden leken minder op elkaar dan die samen
opgroeiden. Eeneiige tweelingen leken altijd op elkaar erfelijke factor speelt een rol bij ontwikkeling van
antisociaal gedrag
o Kritiek:
Niet ethisch;
Alternatieve verklaringen niet uit te sluiten;
Gender kan rol spelen
Elkaar nadoen.
Adoptiestudies: Onderzoeken of biologische factoren belangrijk zijn bij ontwikkeling van antisociaal gedrag
komt gedrag kind meer overeen met biologische of adoptieouders?
Resultaat: vaker criminaliteit als biologische ouders strafblad hadden
Kritiek:
o Kinderen werden soms in omgevingen geplaatst die gedrag konden uitlokken
o Soms kwamen oorspronkelijke en adoptieomgeving grotendeels overeen
o Adoptie gebeurde niet altijd direct na geboorte eerste fase erg belangrijk bij ontwikkeling kind
XYY-chromosomen
Chromosoom: lichaampje in celkern dat erfelijk materiaal bevat -> geslacht: XX of XY
Sommige mannen hebben een XXY- of XYY-chromosoom
Resultaat: mannen met XYY chromosoom hebben vaker psychische problemen vaker gewelddadig gedrag
Kritiek:
o Theorie niet meer aangehouden combinatie van factoren, niet alleen chromosomen
Genen: Bestaat er een ‘criminaliteitsgen’ men zou willen van wel
MAO-gen
Resultaat: erfelijk materiaal kan bijdragen aan criminele gedragingen MAAR: geen predispositie, altijd in
combinatie met sociale factoren
2. Biochemische factoren
I. Centrale zenuwstelsel (verbinding brein – ruggengraat)
, - Automatismehypothese: criminaliteit kan automatiseren (handelingen uitvoeren zonder zich er bewust van te zijn)
- Relatie criminaliteit – epilepsie
II. ADHD + breindisfunctie
- ADHD: Impulsiviteit, hyperactiviteit, onoplettendheid (vooral kinderen) moeite met interactie, laag cognitief
vermogen, problemen/frustratie kan leiden tot agressie
- Invloed op hormoonbalans in lichaam uit balans: impulsief, etc.
- Relatie ADHD – overtredingen
- Kritiek:
Sociale factoren niet uitsluiten
Onderzoek vooral gericht op mannen
Andere disfuncties van de hersenen kunnen ook invloed hebben op later gedrag
Methodologische moeilijkheden (Howitt)
Gewelddadige mensen grotere kans op hersenschade(gevechten)
Steekproeven met soms meer dan gemiddeld hoge achterstandsniveaus
Onderzoeken vaak gebaseerd op meest beschadigde personen
Moeilijk om verband te leggen
III. Neurotransmitters
- Neurotransmitters: elektrische impulsen binnen brein die basis vormen voor verwerken van informatie
- Aantal neurotransmitters hebben link met antisociaal gedrag:
- Serotonine: laag niveau hoge agressiviteit (bewijs: mensen met antisociaal gedrag hebben vaak laag
serotoninegehalte)
- Dopamine: hoog niveau geen zelfcontrole, laag niveau minder gelukkig
- Noradrenaline: hoog niveau geen focus (onmacht/frustratie criminaliteit)
- Kritiek/beperkingen:
Factoren(alcohol/voeding) kunnen neurotransmitterniveau beïnvloeden
Niet altijd duidelijk hoe agressie/geweld gemeten is
IV. Lateraliteit
- Lateraliteit: verschillen in specialisatie van beide hersenhelften ene hersenhelft bijv. betere
zintuigelijke/cognitieve/motorische/emotieve functies geen balans tussen hersenhelften
- Linker hersenhelft minder gebruikt verbaal minder sterk op zoek naar andere manieren (bijv. vechten)
V. Autonome zenuwstelsel (verbinding organen – centrale zenuwstelsel)
- Lage activiteit (arousel) kan leiden tot criminaliteit lage hartslag + minder huidgeleiding lager activatieniveau
hersenen (minder angst + moeilijk controleerbare impulsen) sensatie zoeken
- Resultaat: antisociale individuen hebben een lage activiteit v/h autonome zenuwstelsel (op zoek gaan naar spanning)
VI. Hormonen/testosteron
- Testosteron: hormoon dat mannelijke secundaire geslachtskenmerken produceert kan belangrijke factor zijn bij
agressiviteit
- Kritiek:
Onduidelijk verband speelt vooral rol tijdens puberteit
Ook andere factoren (bijv. alcoholgebruik) spelen een rol
Nog weinig onderzoek gedaan naar invloed van vrouwelijke hormonen
- Menstruatiecycli van vrouwen in gevangenis: vrouwen vaker in isoleercel in premenstruele week meer problemen
zoeken
- Resultaat: hogere hormoonlevels, hogere agressie en visa versa
VII. Voeding (relatie voeding & criminaliteit)
- Dieet + voeding kunnen invloed hebben op gedrag:
- Lage bloedsuikerspiegel gedragsproblemen (geweld, alcoholisme, hyperactiviteit en leerproblemen)
- Honger
- Laag cholesterol
- Vitaminetekort (B)/excessen
Voedselallergieën/toegevoegde stoffen: hyperactiviteit/aandachtstoornis
Leerdoel 4: Welke implicaties en gevolgen heeft dit voor de rechtspraak?
Buruma, Y. (2008) Over biologie, technologie en strafrecht. Justitiële verkenningen, 34(1), 89-98.
Strafproces:
Fasen van opsporing
- Personen met een biologische factor of ADHD of al eerder veroordeeld kans groter dat hij strafbare feiten zal plegen.
- Kleine amygdala en storingen in het lymbisch systeem van invloed vraag of iemand met zo’n kleine amygdala extra in
de gaten moet worden gehouden.
- Niet uitgesloten dat biologische determinanten die bekend zijn geworden bij de GGD of na een rapportage van het
Pieter Baan Centrum een rol spelen bij de vraag wie enige tijd later tot een groep verdachten moet worden gerekend.
- Correlaties tussen de mate waarin een zedendelict op onnatuurlijke wijze is gepleegd of niet en de kans op recidive van
de dader.