Hoofdstuk 1
§1
Sociological imagination = relatie tussen het individu en de samenleving.
We kunnen met social imagination beter achterhalen waarom jij die kleding draagt
je kan een broek dragen, omdat je dan de connectie voelt met de fashion in Londen.
Als mensen zeggen dat een spijkerbroek je niet staat dan voel je je ‘included and
exluded in social life’ (inbegrepen en uitgesloten) een normale spijkerbroek lijkt
normaal, maar als je het aan sociological imagination koppelt dan komen er
betekenissen aan de broeken en machtsrelaties die ten grondslag liggen in het
dagelijks leven.
Wanneer je een spijkerbroek in de winkel ziet liggen, is er veel voorafgaand gebeurd met
deze spijkerbroek. Een spijkerbroek is de hele wereld overgegaan.
Er komen vaak nieuwe spijkerbroeken in de winkel te liggen en daarom wil je graag je
kast updated houden, dus koop je een nieuwe.
In een kapitalistische economie zijn er tig soorten spijkerbroeken die je kan kopen en
mensen hechten er uiteindelijk ook waarde aan. Kleding kan laten zien wie je bent en
daarbij geeft shoppen een goed gevoel.
Het leggen van verbindingen tussen de 'persoonlijke' wereld van individuele levens en de
'publieke' wereld van institutionele krachten zoals staten, markten en bureaucratie is niet
altijd gemakkelijk.
Als mensen hun huis niet meer kunnen betalen en dan voelen ze dat als een
‘persoonlijke’ fout en vragen ze zich af wat ze anders hadden kunnen doen -> alles
voelt heel persoonlijk, omdat wij keuzes maken. Social imagination ontkent niet het
bestaan van individuele keuzes, maar duwt ons om te kijken naar hoe externe
krachten bijdragen aan onze situatie en levensresultaten.
Sociologie drijft ons verder dan ons eigen individuele perspectief naar een
systematisch begrip van de samenleving. Als we de wereld vanuit de sociologie
bekijken dan zien we patronen in hoe de samenleving is georganiseerd. Dit helpt ons
te begrijpen het individuele leven wordt beïnvloed door sociale factoren.
§2
Consumer culture = we kopen al onze goederen en produceren ze niet zelf (subsistence
culture = we produceren alles zelf).
Door het kapitalisme is consumer culture ontstaan, daarvoor was er sprake van een
subsistence culture. Sociologen denken dat het kapitalisme een kernelement is van
een sociale structuur, wat verwijst naar duurzame patronen en instellingen die het
sociale leven organiseren.
Kenmerken van het kapitalisme:
1. Er is sprake van een wage labor (loonarbeid) = een relatie waarbij een werknemer
zijn of haar arbeid verkoopt aan een werkgever in ruil voor een overeengekomen
geldteruggave.
2. Er is sprake van winst en groei, als deze twee er niet zijn dan is er sprake van een
crisis.
,Sociologen Marx, Durkheim en Weber waren geïnteresseerd in de veranderingen van de
industriële revolutie. Vooral hoe deze economische verandering voor impact had op de
samenleving.
- Marx verdeelde de samenleving in twee klassen: het proletariaat (de werkende
klasse) en de bourgeoisie (eigenaren van de fabrieken).
Conspicious consumption = het consumeren van goederen en diensten om te laten zien dat
zij een hoog inkomen hebben. In de late 19e eeuw mensen gebruikten dat om hun sociale
status te laten zien.
Uiteindelijk is de economie doorgedrongen tot globalisering. Door globalisering is onder
andere consumer culture ontstaan (men kon aardbeien uit het buitenland krijgen). Echter
heeft de globalisering tot extreme ongelijkheid gezorgd. De een vliegt met een privévliegtuig
naar het buitenland en de ander heeft extreme armoede en nauwelijks eten.
§3
Material/cultural
Consumer culture heeft materiele producten (material), een spijkerbroek is namelijk
materieel. Sociologen denk alleen ook dat er een culturele dimensie aan een materieel
object is (in dit geval de spijkerbroek). Er zit bijvoorbeeld ook een symbolische waarde aan
de spijkerbroek.
Structure/agency
Agency = de mate van het individu waarin men kan handelen en nadenken binnen een
sociale structuur. Het hangt af van de sociale structuur hoe groot je agency is -> je kan niet
altijd teruggrijpen op jouw agency. In een ontgroening wordt alles voor je bepaald.
Social location = de positie van een individu met dezelfde sociale groepen, gender, leeftijd,
religie etc. -> je social location bepaalt alleen niet al jouw keuzes.
Micro/macro
Microsociological = individu, kleine groepen in de samenleving: niveau van het creëren van
betekenissen en sociale interactie.
Macrosociological = macro grote groepen, collectiviteit: volledige systemen of structuren.
Hoofdstuk 2
§1
In de eerste plaats is voedsel onafscheidelijk van de materiële context van de omgeving en
het culturele aspect van het menselijk leven. Elke keer dat we iets eten, eten we een stukje
van de materiële wereld, evenals een stukje van onze cultuur. Bovendien, kan het
sociologisch bestuderen van voedsel ons ook helpen om sociale en ecologische problemen te
begrijpen die samenhangen met onze systemen van productie en consumptie
§2
Er zijn verschillende manieren om te denken over voedsel = theoretical perspectives. Dit
begrip kan ons informeren over de sociologische betekenis van voedsel. Bij theoretical
perspectives kijk je vanuit een verschillend soort bril, je kijk het vanuit de ene kant en vanuit
een andere kant. Er worden 3 verschillende soorten theoretical perspectives besproken:
1. Marx: Food as ‘fetish’. Marx theoretical perspectives focust zich op conflict, het
conflict tussen de klassen (bourgeoisie en proletariaat). Hij maakt gebruik van het
concept ‘commodity fetishism’ = je kan in het eindproduct niet terugvinden wat er in
het productieproces met het product is gebeurd. Met ‘fetish’ doelde Marx op dat de
, goederen vorm zo sterk gericht is dat andere aspecten van sociale context worden
genegeerd. Bijvoorbeeld dat wij niet meer kunnen zien wat het er met de kip is
gebeurd voordat het kipnuggets werden.
Vanuit het marxistisch perspectief kan je zien dat commodity fetishism ook
plaatsvindt tussen werknemers en werkgevers. Men zag niet hoe werknemers
werden behandeld en in welke omstandigheden zij leefde. Marxistisch perspectief
laat al van oudsher zien dat er nadruk gelegd wordt op de versluiering van
arbeidsverhoudingen in het productieproces, maar ze wijzen er ook op hoe
elementen van de natuur verduisterd worden door kapitalistische processen.
2. Durkheim: Food as totem. De Durkheimian tradition heeft de neiging zich te
concentreren op het begrijpen hoe de samenleving samenkomt om te functioneren
als een samenhangend geheel. Deze theorie benadrukt dat voedsel ons samenbrengt
en fungeert als een soort 'totem' die een gevoel van sociale cohesie creëert ->
bijvoorbeeld een tv kan gezien worden als een totem, het brengt families en vrienden
bij elkaar. Maar ook voedsel kan als totem worden gezien, een object dat de
maatschappij vertegenwoordigt, een object dat we aanbidden en een object dat
sociale cohesie creëert (Suikerfeest brengt mensen bij elkaar).
De identiteit van groepen kan soms door een totem van voedsel worden aangeduid.
Kijk bijvoorbeeld naar Nederland, zij worden gekenmerkt door de Hollandse kaas,
maar ook bitterballen.
3. Feminism: Food as a Women’s issue. Voedsel kan ook worden gezien als voedsel dat
werd geproduceerd door onbetaalde vrouwen. Kijk maar terug naar wie vroeger
altijd eten bereidde: je oma, je moeder, de oppas. Een belangrijke factor die de
gender-verdeling van voedselarbeid vormgeeft, is de langdurige culturele associatie
tussen voedsel, zorg en vrouwelijkheid (femininity). Sociologisch onderzoek geeft aan
dat vrouwen nog steeds de overgrote meerderheid van de huishoudelijke arbeid
verrichten, inclusief voedselarbeid.
Hoofdstuk 3
§2
Het slechte loon voor fastfood ondernemingen is te danken aan het kapitalisme. Door het
kapitalisme ging men voor loon werken en niet meer voor zichzelf. Van dat loon konden zij
dan andere goederen kopen zoals kleding of eten. Werk wordt tegenwoordig zelfs gezien als
onderdeel van de identiteit van een persoon. Afhankelijk van het werk dat we doen,
genereert ons werk een enorme persoonlijke betekenis, evenals gevoelens van voldoening,
trots en plezier. Werk kan natuurlijk ook gevoelens van wrok, vervreemding, uitbuiting en
verveling veroorzaken.
Karl Marx was bezorgd over de ongelijkheden tussen veroorzaakt door het kapitalisme. Marx
beoogde dat in een economisch systeem waarin werknemers niet hun eigen arbeid bezitten
of beheersen, zij vervreemd zijn van hun werk, aangezien dit werk de bron van winst voor
een kapitalist is. Vervreemding wordt dus veroorzaakt door het kapitalisme -> een hele dag
vrolijk hamburgers maken (vorm van vervreemding). Marx gaf het contrast aan met het
verleden waarin boeren meer autonomie bezaten en gelijk na hun werk werden beloond.
Commodity fetishism = je kan in het eindproduct niet terugvinden wat er in het
productieproces met het product is gebeurd. We kunnen niet zien wat met onze
spijkerbroek gebeurt in het productieproces.
, Ethnography = beschrijving van sociale, culturele en linguïstische kenmerken van de
samenleving.
Transnational corporations (TNC’s) = hele grote bedrijven over de hele wereld die erg
machtig zijn en kunnen verschillende factoren beïnvloeden -> ze zijn het meest machtig in
global food commodity chain (commodity chain = de weg die een commodity van zijn
conceptie en ontwerp aflegt naar het produceren, verkopen en consumeren, tot het
uiteindelijke doel als een afvalproduct).
Wanneer migranten die vanuit het zuiden naar de VS immigreren en daar proberen werk te
vinden, is er geen sprake van legale wetten. Deze migranten worden dus in de VS uitgebuit.
Er is sprake van een grote verdeling tussen de Global North (landen zoals de VS en Japan) en
Global South (landen zoals Brazilië en India). In de Global South is er veel meer sprake van
grote arme groepen. Tijdens het kolonialisme waren deze landen voornamelijk
gekoloniseerd en moesten producten produceren voor het noorden (zoals koffie, suiker,
cacao).
Sociological onderzoek heeft aangetoond dat de nationale grenzen een belangrijke factor
blijven voor het vormgeven van arbeidsomstandigheden. Eenvoudig gezegd, de staat is een
belangrijke factor die reguleert en vormgeeft hoe internationale markten werken en hoe
werknemers worden behandeld een staat bepaalt het minimumloon, hoeveel vakantie
uren men recht op heeft etc. Daarom heeft iemand die bij McDonalds minimumloon
verdient in het ene land meer salaris dan in het andere land.
De verschillen in loon kunnen ontzettend groot zijn, van een CEO die in Amerika $1200
verdient naar zijn werknemer die $1 verdient. Deze verschillen zijn niet alleen te danken aan
een toename van hooggekwalificeerde banen, maar ook vanwege de toenemende neiging
van de economie om 'slechte banen' te produceren. Daarbij is het veel makkelijker om aan
een slecht betaalde baan te komen dan aan een goed verdiende baan.
De vraag is waarom gaan deze werknemers die zo slecht verdienen dan niet staken?
Deze vraag is heeft mij Marx ook plaatsgevonden en hij dacht dat het gat tussen het
proletariaat en de bourgeoisie zo groot zou worden dat er een sociale revolutie
plaats ging vinden = ideologie -> een ideologie is een proces en geen onveranderlijk
ding.
Een ideologie wordt op twee verschillende manieren gebruikt in de sociologie.
1. Een ideologie kan terugkeren naar een reeks ideeën of overtuigingen, zoals de
ideologie van een politieke partij. We kunnen dit denken als een macht neutrale
conceptie van ideologie, die vergelijkbaar is met het idee van een wereldbeeld
(normale ideologie).
2. Een ideologie is gebaseerd op de marxistische sociologische traditie en maakt een
expliciete link tussen ideologie en de macht die de kapitalistenklasse bezit en
gebruikt.
Wat dichtbij een ideologie ligt is hegemonie = proces waarbij de heersende klasse
hun ideeën zo goed konden brengen naar de werkende klasse dat zij dat als
vanzelfsprekend beschouwen, je denkt dan niet meer na of dit klopt.
Ideologie brengt ook plezier met zich mee. Door de aangename dimensies kunnen zij
(zoals McDonalds) juist macht uitoefenen.