Colleges Accounting:
Kennisclip: Introductie
Accounting identifies, records and communicates the economic events of an organization to
interested users.
Elementaire vragen: hoe goed doet deze onderneming het eigenlijk? Verantwoordelijk
(accountability) mogelijk maken. Hoe goed hebben we het gedaan? → nadenken over wie er in de
onderneming zitten.
Accounting breder dan alleen ondernemingen. Aantal dingen doen: op een aantal punten informatie
opleveren die een onderneming bestuurbaar houden.
Laagste tak: registratie, wat een onderneming draaiend houdt. Primaire processen. = boekhouding.
Om registratie zinnig te maken, moet er gerapporteerd worden: samenvatten (rapportage) aan
leiding van onderneming. Ook intern kunnen zien dat hun medewerkers hun verantwoordelijkheden
kunnen dragen. Analyses om beslissingen te maken.
Externe rapportage: stakeholders. Belang hebben hoe het met de onderneming gaat. Management
verantwoordelijk afleggen.
Controleren/audit: nagaan of de informatie klopt. Verifiëren van informatie. Risico’s verbonden aan
informatie.
Organisatie heeft deze informatie nodig om draaiend te kunnen blijven.
Soorten beslissingen:
- Economisch: investeren.
- Evaluatie: hoe goed gaat het? Bijsturen, ingrijpen, stoppen.
- Personen: wie zijn de mensen die in de onderneming verantwoordelijkheid hebben?
Accounting zit in allerlei hoeken in de organisatie.
Verzamelen en rapporteren: financieel directeur, controller, administratief medewerkers.
Verificatie en toezicht: externe/interne accountant, belastingdienst.
Gebruik: management, raden van commissarissen, aandeelhouders, concurrenten, vakbonden. → je
wilt zien: hoeveel geld hebben we verbruikt afgelopen tijd?
Gaat accounting alleen over geld? Vaak wel! Grip op geld is altijd essentieel voor ondernemingen.
Maar alles wat waarde heeft vraagt om accountability. De centrale vragen waar het bij accounting
over gaat: inzicht krijgen in hoe goed je het doet, verantwoording afleggen over hoe goed je het
doet; toepasbaar op alles wat waarde heeft.
Goede registratie → goed inzicht. Goede controle is belangrijk!
Accounting identifies, records and communicates the economic events (= het gaat (ook) om de
knikkers; wie krijgt welk stukje? Verdeling van geld) of an organization (=(veel) mensen werken
samen omdat ze samen meer kunnen bereiken, maar hun belangen vallen niet zomaar samen) to
interested users (niet zomaar belangstellend, maar belanghebbend. Er staat wat op het spel).
Eigenbelang versus groepsbelang: spanningen in de organisatie.
Spanning: verdeling van geld. Publicatie. Mensen gaan eisen stellen en daar wat van vinden.
In dit vak:
Twee stukken:
- Financial accounting: registratie (boekhouding) en rapportage (jaarrekening; hoofdlijnen, extern).
- Management accounting: rapportage (gedetailleerd, intern) en analyse. Budgettering, accounting
,als managementtool (bestuurbaar houden; doelstellingen). Kostprijsbepaling, analyse van
winstgevendheid, investeringsbeslissingen; grip krijgen op wat en waar we aan verdienen.
Accounting is net zo simpel of complex als organisaties kunnen zijn. Eindeloos specialiseren.
Accounting staat niet op zichzelf. Organisaties goed kunnen begrijpen. Om accountant te worden
veel meer dan alleen accountingkennis (bijv. informatietechnologie, belasting, wetgeving).
School of Accounting binnen SBE: master of Accounting & Control. Gevolgd door postgraduate
deeltijd.
Kennisclip: Financial Accounting: de financiële basisoverzichten:
Basisoverzichten = financial statements = (jaar)rekening. 3 overzichten: hangen met elkaar samen:
• Balans:
Twee helften tellen op tot hetzelfde balans. Niet opbrengsten en kosten, maar bezittingen,
schulden. Momentopname. Benamingen: bezittingen (activa), eigen vermogen,
verplichtingen. Eigen vermogen = activa – verplichtingen. Activa = eigen vermogen +
verplichtingen.
• Kasstroomoverzicht:
Positieve en negatieve kasstromen. Cash flows. Saldo: mutatie kasmiddelen.
• Resultatenrekening:
Statement of profit or loss. Verschillende kosten, verschillende posten. Negatieve getallen
staan tussen haakjes. In essentie twee soorten => Positief: opbrengsten. Negatief: kosten.
The bottom line: winst of verlies. Intuïtief.
Financial accounting: niet zomaar losse data, maar data in een samenhangende structuur. Zowel
resultatenrekening als kasstroomoverzicht zeggen iets over hoe goed de onderneming draait.
Voorraden weggeven/verkopen zijn kosten.
Hoe hangen deze overzichten samen? Maar ook losse eindjes (niet in dit college)
Kasstroomoverzicht geeft nadere specificatie van mutatie in kas.
Resultatenrekening geeft nadere specificatie van eigen vermogen.
Opeenvolgende balansen worden aan elkaar gepraat door kasstroomoverzicht (kas) en
resultatenrekening (eigen vermogen). Op die manier volgen hoe het met de onderneming gaat.
Als er iets in de kas veranderd en de andere posten veranderen niet, dan moet er iets in het eigen
vermogen veranderen. → Balans geeft uitleg tussen de kasmutaties en de rest/resultatenrekening.
Maar ook losse eindjes
Economic events: verkopen, inkopen, leningen, rente, salarisbetalingen, belastingen, diefstal,
goederen van klanten, retour ontvangen, etc.
Financial accounting legt dit in detail vast. De samenvatting in de financiële overzichten draait om
eigen vermogen (en winst als mutatie in eigen vermogen), kas (en mutatie in kas).
Verschil kasstroom en winst.
Voor elke onderneming is ‘cash’ (liquide middelen) essentieel. Maar op korte termijn is de
kasmutatie een prestatiemaatstaf met ruis:
- Sommige kasmutaties zeggen iets over de huidige prestatie (performance) van de
onderneming. Verkopen tegen contante betaling; betaling van salarissen aan werknemers.
- Sommige kasmutaties zeggen niets over de huidige prestatie van de onderneming. Een
nieuwe lening van de bank; nieuwe machines kopen tegen contante betaling.
, - Sommige aspecten van de huidige prestatie van de onderneming gaan niet gepaard met een
kasmutatie. Opslagloods brandt af; verkopen met uitgestelde betaling.
Onderscheid maken tussen kasmutaties die wel en niet wat zeggen over de huidige prestatie. Cash
outflows die wel/niet iets zeggen over de prestatie. Door mutaties in het eigen vermogen vast te
leggen probeert accounting te komen tot een betere maatstaf van ondernemingsprestatie
(performance) dan de kasmutatie. Verder kijken dan alleen de kasmutatie, mutatie ombouwen tot
prestatiemaatstaf = winst/verlies.
Kasstroom = winst, wanneer je bloemen op de veilig koopt en deze allemaal verkoopt in een
kraampje in je tuin.
Verschillen tussen cash flows (ontvangsten/uitgaven) en winst (opbrengsten/kosten):
- Betalingen die nog geen kosten zijn.
- Kosten die nog geen uitgaven zijn.
- Kosten die al uitgaven geweest zijn.
- Betalingen die nooit kosten zullen worden: bijv. geld lenen = geen opbrengsten. Geld teruggeven is
dus geen kosten.
- Ontvangsten die nog geen opbrengsten zijn: bijv. klanten vooruitbetaald.
- Opbrengsten die nog geen ontvangsten zijn.
- Opbrengsten die al ontvangsten zijn geweest.
- Ontvangsten die nooit opbrengsten zullen worden.
Basisrelaties:
• Mutatie kas + mutatie overige activa = mutatie verplichtingen + mutatie eigen vermogen.
• Cash flow + mutatie overige activa = mutatie verplichtingen + winst
• Winst = cash flow + (mutatie overige active – mutatie verplichtingen).
• Winst = cash flow + ‘accurals’.
• Winst = cash flow + interpretatie.
o Ik zie een betaling voor een nieuwe computer → ik besluit dat dit geen negatieve
prestatie is → dus zet ik de computer op de balans als een bezitting (activum) →
geen mutatie in eigen vermogen.
o Ik zie een betaling (cash outflow) voor de huur → ik besluit dat dit negatieve
prestatie is → dus zet ik de betalingen als kosten in mijn resultatenrekening → eigen
vermogen daalt.
o Ik zie geen kasmutatie, maar ik weet dat de waarde van mijn gebouw gestegen is →
ik besluit dat dit positieve prestatie is → dus verhoog ik de waarde van mijn activa op
de balans en zet ik een opbrengst in mijn resultatenrekening → eigen vermogen
stijgt.
Opbrengsten in de resultatenrekening = toename eigen vermogen = (3 oorzaken)
- Kasontvangsten.
- Toename overige activa.
- Afname verplichtingen.
Kosten in resultatenrekening = afname eigen vermogen = (3 oorzaken)
- Kasuitgaven.
- Afname overige activa.
- Toename verplichtingen.
, Kennisclip: De financiële basisoverzichten: iets minder basic:
Accrual accounting wordt vaak gebruikt in onderscheid van eenvoudige cash accounting.
Accruals:
- Verwerken: een elementen opnemen in de balans of resultatenrekening. Voor activa: ook activeren.
Voor verplichtingen: ook passiveren.
- Waarderen: een waarde toekennen aan een element in de balans of resultatenrekening. Waarde op
de balans: boekwaarde.
Verwerken en waarderen:
Simpel: lening van 100 van de bank opgenomen: vanzelfsprekend. Kas (activa) + 100; Lening
(verplichtingen) + 100.
Nadenken: voorraden gekocht voor contact betaling 100. Voorraden (activa) + 100; Kas (activa) –
100. Klinkt logisch, maar moet ik niet even checken of er beschadigde producten bij zitten zodat de
waarde van de voorraad lager dan 100 is?
Lastig: ik heb een fout gemaakt, en nu wil een klant schadevergoeding. Omvang van de schade nog
niet helemaal duidelijk en ik ben nog met mijn advocaat in gesprek. Verplichting opnemen (+), kosten
opnemen (eigen vermogen -). Tegen welk bedrag?
Vierde financieel overzicht: overzicht van mutaties in eigen vermogen. Niet alleen veroorzaakt
worden door ‘consolidated net earnings of the year’ (=kas), maar ook 1) winst in ruime zin en 2)
transacties met eigenaren/aandeelhouders.
Vijfde overzicht waarin die ‘overige’ kosten en opbrengsten gespecificeerd worden. (Comprehensive
income).
Mutatie kas + mutatie overige activa = mutatie verplichtingen + mutatie eigen vermogen. → altijd
waar!
Mutatie eigen vermogen = winst. → Waar in eenvoudige situaties: toename eigen vermogen = goed;
afname van eigen vermogen = slecht. Maar transacties met eigenaren leiden wel tot mutaties in
eigen vermogen, maar niet tot winst of verlies. Maar sommige opbrengsten/kosten worden buiten
de resultatenrekening om gepresenteerd (niet in dit vak!). DUS: mutatie eigen vermogen = winst +/-
transacties eigenaren.
Retained earnings statement = een deel van de totale mutaties in het eigen vermogen. Alleen de
mutaties met betrekking tot winst en winstuitkering aan eigenaren (dividend). → alleen in VS/boek.
Statement of changes in equity = alle mutaties in het eigen vermogen getoond. → algemeen.
Veranderen in basisrelaties inclusief transacties met eigenaren:
• Mutatie kas + mutatie overige activa = mutatie verplichtingen + mutatie eigen vermogen.
• Cash flow + mutatie overige activa = mutatie verplichtingen + winst + inbreng door eigenaren
– uitkeringen aan eigenaren.
• Winst = cash flow + (mutatie overige activa – mutatie verplichtingen) – inbreng door
eigenaren + uitkeringen aan eigenaren.
• Winst = cash flow + ‘accurals’ – netto inbreng door eigenaren.
• Winst = cash flow + interpretatie.
Winst = cash flow + (mutatie overige activa – mutatie verplichtingen) – inbreng door eigenaren +
uitkeringen aan eigenaren.
Slechts een formele relatie. De eigenlijke vraag is: welke activa en verplichtingen worden verwerkt en