Auteursrecht: Colleges:
College 1: Inleiding
Plaats van het auteursrecht bepalen in het brede Nederlands recht.
Recht:
- Het recht – het recht als geheel van regels. Objectief recht.
- Een recht – een specifiek recht dat iemand heeft. Bevoegdheid die je aan het objectieve recht
ontleent: subjectief recht.
Objectieve recht:
1. Nederlands positief recht: recht zoals dat nu in Nederland geldt.
1.1 Publiekrecht: het recht dat de inrichting en werkwijze van de overheid regelt.
1.1.1 Staatsrecht: inrichting van de overheid; hoe zit de overheid in elkaar?
Scheiding der machten; overheidsorganen.
1.1.2 Bestuursrecht: werkwijze van de overheid. Ordenende functie van de
overheid in de samenleving.
1.1.2.1 Milieurecht
1.1.2.2 Sociaaleconomisch recht
1.1.2.2.1 Prijzenrecht
1.1.2.2.2 Mededingingsrecht
1.1.2.2.2.1 Kartelrecht
1.1.2.2.2.2 Auteursrecht: monopolie; geen mededinging
toegestaan.
1.1.2.3 Belastingrecht
1.1.3 Strafrecht: straffend optreden van de overheid tegen normoverschrijdend
gedrag.
1.2 Privaatrecht: regels die het onderlinge verkeer tussen de deelnemers aan de
samenleving regelt.
1.2.1 Personen- en familierecht
1.2.2 Rechtspersonenrecht
1.2.3 Vermogensrecht: al die rechtsbetrekkingen tussen natuurlijke personen en
rechtspersonen die op geld waardeerbaar zijn.
1.2.3.1 Goederenrecht: rechtsbetrekkingen tussen die burgers, waarbij
eigendom en daarmee verwante aangelegenheden te maken
hebben.
1.2.3.2 Auteursrecht: soort eigendom; recht dat je tegen iedereen kan
handhaven. Rechten van intellectuele eigendom.
1.2.3.3 Verbintenissenrecht
1.2.4 Erfrecht
Subjectief rechtelijke status van intellectuele eigendomsrecht in algemeen en auteursrecht in het
bijzonder.
Subjectieve rechten: bevoegdheden die rechtssubjecten kunnen ontlenen aan het Nederlands
positief recht.
, 1. Subjectief recht
1.1 Absoluut recht: te handhaven tegen iedereen.
1.1.1 Object: goed.
1.1.1.1 Eigendom: als iemand jouw laptop kapot maakt, kan je vanuit je
rechten compensatie/schadevergoeding krijgen.
1.1.1.1.1 Beperkte rechten: voorbeeld: pachtrechten.
1.1.2 Object: voortbrengsel van de geest.
1.1.2.1 Intellectuele eigendom. Geen goed, maar een idee/iets onstoffelijks.
1.2 Relatief/persoonlijk recht: te handhaven tegen (contractuele) wederpartij.
Rechten van intellectuele eigendom: geen consequenties in deze onderscheiding.
- Auteursrecht, naburige rechten en databankrecht (meer in de kunsten)
o Auteursrecht: recht dat toekomt aan de maker van een letterkunde, wetenschap of
kunst.
o Naburige rechten: vertolkers van zo’n werk. Acteurs, musici, omroepen. Ze zijn aan
het auteursrecht naburig.
o Databankrecht: het recht om als enige een bepaalde databank te mogen exploiteren.
Elektronisch, maar ook een kaartenbak.
- Rechten van industriële eigendom (meer om de economische waarde van dingen)
o Octrooirecht: het recht om als enige een octrooi/uitvinding te mogen exploiteren.
Maximaal 20 jaar. Moeten geregistreerd worden bij het octrooiregister. Patent.
o Merkenrecht: het recht om als enige een product/dienst onder een bepaald merk te
mogen aanbieden. Anderen mogen dat merk niet gebruiken of een benaming die
daar op lijkt (zodat er geen verbinding met het originele merk kan worden gelegd).
o Modellenrecht: het recht dat je krijgt als je dat registreert en wat bescherming biedt
aan producten van industriële vormgeving. VB: gieters, briefopeners, mode. Biedt
bescherming van het uiterlijk van een voortbrengsel dat een gebruiksfunctie heeft.
Beperkt qua tijd.
o Handelsnaamrecht: het recht om jouw onderneming een bepaalde naam te geven. Je
kunt je verzetten tegen anderen die een overeenstemmende naam gebruiken, voor
een onderneming die in en op hetzelfde gebied werkzaam is; er mag geen verwarring
ontstaan. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Geen extra kosten. Krijg je ook
zonder het in te schrijven; als je actief wordt, moet je alleen kunnen aantonen dat jij
de eerste was.
o Kwekersrecht: octrooirecht op een biologisch product. Genetische industrie;
biologie; planten.
o Topografie (chips) recht: het recht om als enige een chip met een bepaalde
topografie te mogen exploiteren. Octrooi op de schakelingen die zijn aangebracht op
die computerchips.
Hoe verkrijg je het recht?:
Auteursrecht, naburige rechten en databankrecht: verkrijg je automatisch. Simpelweg door iets te
maken.
Rechten van industriële eigendommen: moet je registreren. M.u.v. handelsnaamrecht; wel dom als je
een handelsnaam niet registreert.
,Auteursrecht:
Geregeld in de auteurswet.
- Artikel 1 auteurswet: Het auteursrecht is het uitsluitend recht (=monopolie) van den maker
van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit
openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.
De auteurswet behandeld deze begrippen ook in deze volgorde. In deze colleges volgen we deze
volgorde niet. het begrip maker komt pas aan de orde als we het object van het auteursrecht (het
werk) en de auteursrechtelijke bevoegdheden (verveelvoudigen, openbaar maken) hebben
behandeld. En verveelvoudigen heeft zoveel te maken met het begrip werk, dat we het direct daarna
behandelen.
Bovendien is er nog een belangrijk begrip dat (terecht) niet in de definitie zit, maar wel behandeld
moet worden: de persoonlijkheidsrechten die aan de maker van een werk toekomen. (kan niet mee
overgedragen worden). Logisch om dat te doen na het begrip ‘maker’ behandeld te hebben.
Werk → verveelvoudigen → openbaar maken → maker → persoonlijkheidsrechten → beperkingen
→ exploitatie, overdracht en handhaving → internationale aspecten → bescherming van prestaties
buiten het auteursrecht.
Er is ook nog een andere benadering van het auteursrecht, die wat meer aansluit bij de digitale
samenleving. 1985: Digitale informatie-exploitatie.
Het object van het auteursrecht, werken van letterkunde, wetenschap of kunst, wordt daarin gezien
als één van vele categorieën informatie. Gebeurde in het tijdschrift ami (tijdschrift voor auteurs-,
media- en informatierecht). Zij introduceerde het vakgebied informatierecht. Daarvóór al wel
informaticarecht, maar dat is iets heel anders. Ongeveer tegelijkertijd met ontstaan van
informatiekunde (1984). Wel heel erg “auteursrecht-centristisch” gepresenteerd.
Ontstaan van het informatierecht:
Dit alles sterk vanuit van het auteursrecht gedacht:
- De kring van exploitanten wordt erbij betrokken en daardoor wordt automatisch meer gekeken
naar de specifieke regels die voor hen gelden (uitgeversrecht, omroeprecht, uitingsvrijheid) → werd
het mediarecht genoemd.
- Om vervolgend te concluderen dat het uiteindelijk niet om die media gaat, maar om de informatie
zélf.
Dus: auteursrecht centraal; daaromheen mediarecht; daaromheen informatierecht; daaromheen de
rest van de wereld. Dus auteursrecht gericht.
Er zijn wel overlappingen, maar geen kern met verschillende schillen.
Wat moet het recht met informatie?
- In de praktijk zie je dat er enerzijds rechtsregels zijn die er voor zorgen dat er wordt gestimuleerd.
Veel informatie komt tot stand en kan rijkelijk vloeien.
- Anderzijds wil je juist afremmen, ter bevordering van de stimulering en ter bescherming van andere
belangen.
Gestimuleerd moet worden:
- het beschikbaar komen van informatie.
- de vrije toegang tot informatie.
- de vrije inhoud van informatie.
, Maar er zijn ook andere belangen: kunnen zorgen voor afremming. Deze belangen zijn in strijd met
de eerste belangen:
- veiligheid.
- privacy.
- intellectuele eigendom. (moet beschermd worden)
- eer en goede naam.
- eerlijke concurrentie.
Waar vinden we die regels?: grondrechten (artikel 7 Nederlandse grondwet; vrijheid van
informatie/meningsuiting/mening vormen); wet van openbaarheid van bestuur; i.e. rechten;
Waar vinden we die beperkingen? Strafrechten; wet van openbaarheid van bestuur; grondrechten;
AVG; leerstuk van de onrechtmatige daad; auteursrecht; databankrecht; Europese richtlijn
elektronische handel.
Kern:
In onze vrije democratische samenleving is de norm daarbij:
- vrije en onafhankelijke informatievoorziening: een vrij communicatieproces.
- geestelijke eigendomsrechten worden gerespecteerd.
- privacy wordt gerespecteerd.
Dat is wat de regelgeving beoogt in stand te houden. Het bestuderen daarvan is het onderwerp van
het vakgebied Informatierecht.
Belangrijk in dit vak is jurisprudentie: rechtelijke uitspraken die een gewicht hebben gekregen in de
auteurswet.
4 hoofdkleuren: ressorten: rechtsgebied waarin het gerechtshof aan het hoofd staan. (Den Haag,
Amsterdam, Brabant-Zeeland (Den Bosch), Arnhem-Leeuwarden)
Binnen die ressorten zijn er arrondissementen. Zij hebben rechtbanken. Verschillende gebieden.
Varianten in de verschillende kleuren.
EU; Europese Hof van Justitie: gaat over handelsbelangen. Zo min mogelijk belemmeringen door
grote verschillen in lidstaten. Acqui communaitaire. Auteursrecht is eenvormig gemaakt.
College 2: Werk (1)
Het werk is het object van het auteursrecht: datgene wat door het auteursrecht wordt beschermd.
Het gaat daarbij om werken van letterkunde, wetenschap of kunst.
Daar blijkt in de praktijk een heleboel onder gebracht te kunnen worden. .
Wat zegt de Auteurswet hierover?
Artikel 10, lid 1: Opsomming van werken. Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst
verstaat deze wet (12 leden). En in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde,
wetenschap of kunst, op welke wijze of in welken vorm het ook tot uitdrukking zijn gebracht.
Dat lijkt duidelijk, maar zo heel veel zegt die lijst ook weer niet.
Dat blijkt alleen al hier uit:
- Er zijn voortbrengselen die niet op de lijst staan, maar toch wel beschermd zijn.
o Eigenlijk stelt artikel 10, lid 1: heel veel voorbeelden, maar ieder vorm in beschermd
(laatste zin). De opsomming is dus geen limitatieve, maar een enuntiatieve
opsomming (=voorbeelden gevend).
o VB: holografische kunst; lasershow.