Examenmatrijs
Brede kennis sociale zekerheidsrecht
Brede kennis van sociale zekerheidswet- en regelgeving (63%)
1.1 De kandidaat beschrijft de kenmerken van volksverzekeringen, sociale voorzieningen en
'werknemersverzekeringen.
Volksverzekeringen:
• Iedereen met een inkomen uit arbeid of uit een uitkering betaalt premies voor de
volksverzekeringen. Dat wil zeggen voor de AOW, de Anw en de Wlz. De AKW wordt uit de
algemene middelen van het Rijk, die via de belastingheffing binnenkomen, betaald.
• Volksverzekeringen zijn bestemd voor iedere ingezetene, dit wil zeggen voor iedereen die legaal
(Nederlanders en mensen met geldige verblijfspapieren) in ons land woont.
Sociale voorzieningen:
• Voor de sociale voorzieningen wordt geen premie betaald. Regelingen zoals de Participatiewet en
de Wajong worden uit de algemene middelen van het Rijk gefinancierd, dit wil zeggen uit
belastinggeld dat belastingbetalers onder andere via de loon- en inkomstenbelasting aan de
overheid betalen.
• Sociale voorzieningen kun je zien als een vangnet. Ze zorgen ervoor dat mensen die geen
inkomen of uitkering hebben, toch een minimumbedrag krijgen om in hun levensonderhoud te
voorzien.
Werknemersverzekeringen:
• Werkgevers en werknemers betalen premie en bieden die werknemers een uitkering in geval van
ziekte of werkloosheid. De premies voor de WW (inclusief de ZW) en voor de WIA worden alleen
door de werkgever betaald.
• Werknemersverzekeringen zijn, zoals de naam al zegt, bestemd voor
werknemers. Werknemers werken op basis van een arbeidsovereenkomst voor een werkgever.
We zeggen ook wel dat ze in loondienst werken. Dus niet voor ondernemers/ZZP’ers.
1.2 De kandidaat bepaalt in een situatie of er sprake is van een volksverzekering, sociale voorziening of
werknemersverzekering.
Volksverzekering:
Onder volksverzekeringen vallen:
• AOW, Algemene Ouderdomswet
• Anw, Algemene nabestaandenwet
• AKW, Algemene Kinderbijslagwet
• Wlz, Wet langdurige zorg
Sociale voorzieningen:
Sociale voorzieningen zijn:
• de Participatiewet
• de Toeslagenwet (TW)
• de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong)
• de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Werknemersverzekering:
,De drie werknemersverzekeringen zijn:
• de Ziektewet (ZW)
• de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en soms nog de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)
• de Werkloosheidswet (WW).
1.3 De kandidaat selecteert in een situatie welke volksverzekering van toepassing is (AOW, ANW,
AKW).
AOW:
AOW
• Iedere ingezetene vanaf pensioengerechtigde leeftijd
• Basisuitkering (noodzakelijke kosten van bestaan)
• Als je een AOW uitkering ontvangt vervallen andere uitkeringen, dus heb je voor je AOW
bijvoorbeeld een ANW, WW, ZW, WIA, Pariticipatieuitkering dan stopt die.
Opbouw AOW
• Ingezetene --> automatisch verzekerd
• 2% voor ieder jaar dat je verzekerd bent
• 50 jaar verzekerd dan volledig AOW
• Korter dan 50 jaar verzekerd dan minder AOW
ANW:
De Algemene nabestaandenwet (Anw) biedt bestaanszekerheid aan nabestaanden die hun partner of hun
ouder(s) door de dood verliezen.
De Anw kent twee verschillende uitkeringen:
• een nabestaandenuitkering voor de partner
• een wezenuitkering voor een minderjarig kind als het beide ouders verliest.
Nabestaandenuitkering
Niet iedere weduwe of weduwnaar heeft recht op een nabestaandenuitkering. Dat is afhankelijk van zijn
gezinssituatie, zijn leeftijd, zijn gezondheid en zijn eigen inkomen.
Recht op een nabestaandenuitkering heeft de nabestaande als hij op het
moment van overlijden van de partner:
• zwanger is of de zorg heeft voor een eigen kind, stief- of pleegkind tot 18 jaar
• minstens 45% arbeidsongeschikt is en deze arbeidsongeschiktheid minstens drie maanden zal
gaan duren.
Einde nabestaandenuitkering
De nabestaandenuitkering eindigt als:
• de nabestaande opnieuw trouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenwonen
• de nabestaande AOW-pensioen krijgt
• het jongste kind van de nabestaande ouder 18 jaar wordt
• de nabestaande ouder niet langer minstens 45% arbeidsongeschikt is.
AKW:
De AKW biedt iedere ingezetene die de zorg heeft voor minderjarige kinderen een tegemoetkoming in de
kosten van de opvoeding. Deze tegemoetkoming heet kinderbijslag.
De volgende regels geven aan voor welke kinderen er recht bestaat op kinderbijslag:
• Thuiswonende kinderen tot 16 jaar geven altijd recht op kinderbijslag.
, • Voor thuiswonende kinderen van 16 en 17 jaar hebben de ouders recht op kinderbijslag als het
kind:
• onderwijs volgt, arbeidsongeschikt is of werkloos is
• niet meer verdient dan € 1.285,- netto per kwartaal.
Kinderen die niet thuis wonen
Als een kind (buiten de vakanties) minder dan vier nachten per week thuis bij (een van) zijn ouders
overnacht, is een kind voor de SVB uitwonend.
Voor uitwonende kinderen hebben ouders recht op kinderbijslag als de ouders aantonen dat zij minstens
€ 440 (2022) per kwartaal besteden aan het onderhouden van hun kind.
Hebben ouders extra hoge kosten doordat hun kind niet thuis woont, dan kunnen ze in aanmerking
komen voor dubbele kinderbijslag.
Ouders hebben bij een uitwonend kind recht op dubbele kinderbijslag als de ouders aantonen dat zij
minstens € 1.167 (2022) per kwartaal besteden aan het onderhouden van hun kind.
Voor een uitwonend kind jonger dan 16 jaar komen ouders alleen in aanmerking voor dubbele
kinderbijslag als het kind uitwonend is vanwege ziekte of een handicap of vanwege het volgen van
onderwijs.
1.4 De kandidaat selecteert in een situatie welke werknemersverzekering van toepassing is (ZW, WAO,
WIA, WW).
ZW:
• Werkgever heeft wettelijke plicht tot doorbetaling loon werknemer bij ziekte.
• Loondoorbetalingsplicht geldt zolang werknemer ziek is, met een maximum van 2 jaar, voor
minstens 70% van het loon.
• Werknemers bij ziekte verzekerd van inkomen.
• Werkgever betaalt loon door tot einde contract, daarna uitkering op grond van ZW.
• Zit je in de WW en word je ziek, dan krijg je na 13 weken ZW
• Geen medische keuringen
• Onder- en bovengrens
• Tweemaal achter elkaar ziek
De Ziektewet is een vangnet voor arbeidsongeschikte werknemers zonder werkgever.
Voorwaarden ZW-uitkering:
• Verzekerd
• Arbeidsongeschikt
• geen recht op loondoorbetaling
Verzekerd
• Verzekerd zijn alle werknemers die in loondienst werken, inclusief tijdelijke werknemers,
uitzendkrachten en werknemers in de WW, de WAO of de WIA.
• Oproepkrachten die volgens de afspraken in hun contract verplicht zijn aan een oproep gehoor te
geven, zijn verzekerd gedurende de hele week waarin wordt gewerkt.
• Daarnaast geldt de ZW ook voor stagiairs die een vergoeding voor hun stagewerk ontvangen, en
voor werknemers in de sociale werkvoorziening.
Arbeidsongeschikt
• In het gewone taalgebruik noemen we iemand die niet kan werken ‘ziek’.
• Door een ziekte of een handicap is de werknemer niet geschikt om arbeid te verrichten. Voor de
ZW is iemand arbeidsongeschikt als hij zijn eigen werk niet kan verrichten.