Hoofdstuk 19, beïnvloeding weerstand en afweer
Het lichaam beschermt zich tegen stoffen van buitenaf door:
Mechanische bescherming: bacteriën en virussen worden tegengehouden door de huid of
door het trilhaarepitheel in de neus- keelholte en longen weer naar buiten gebracht.
Bloedcellen: witte bloedcellen kunnen infecties bestrijden. Ze maken de stof onschadelijk
door insluiting.
Antilichamen: worden aangemaakt om een binnengedrongen lichaamsvreemde stof,
onschadelijk te kunnen maken.
19.2 Antigeen, antilichaam en immuniteit
Antigeen
Een antigeen betekent kan een antilichaam doen ontstaan. Wanneer een antigeen in het
lichaam komt, wordt het door een ontstekingsreactie direct onschadelijk gemaakt. De stof
die gemaakt wordt om een antigeen onschadelijk te maken, is een antilichaam.
Antilichaam
Een antilichaam werkt maar tegen 1 antigeen. Wanneer ze gemaakt zijn, worden ze
opgeslagen in het bloed. Witte bloedcellen kunnen zich het antilichaam herinneren wanneer
het antigeen weer in het lichaam komt.
Immuniteit
Wanneer iemand immuun is, is hij beschermd tegen een bepaalde ziekmakende
lichaamsvreemde stof. Baby’s zijn de eerste 3 maanden vaak nog beschermd door de
antilichamen van hun moeder.
19.3 Vaccins
Bij toediening van een klein beetje ziekteverwekkende stof, worden antilichamen gevormd.
Zo kan het lichaam een grote hoeveelheid van dezelfde stof direct bestrijden (actieve
immunisatie), daardoor word je niet ziek.
Rijksvaccinatieprogramma
in Nederland kunnen kinderen, op koste van de overheid, ingeënt worden voor de volgende
ziektes:
● BMR-vaccin (bof, mazelen, rodehond); wordt via een injectie toegediend aan
kinderen van ongeveer veertien maanden en een herhalingsvaccinatie in het
negende jaar.
De mazelen wordt, gekenmerkt door oogontsteking, longaandoening en typische
huiduitslag. De ziekte verloopt in twee koortsfasen, waarbij de huiduitslag in de
tweede koortsfase ontstaat. De ziekte breekt gemiddeld acht tot twaalf dagen na
contact met een ziektekiemendrager uit (incubatietijd).
, Rode hond is een virale infectie die gepaard gaat met typerende huiduitslag en
zwelling van de lymfeklieren. De ziekte verloopt in het algemeen zonder probleem.
Kinderen die in en na 1986 zijn geboren, zijn opgenomen in het landelijk
vaccinatieprogramma. De meisjes die vóór die tijd geboren waren, zijn op
negenjarige leeftijd gevaccineerd tegen rodehond. Dit gebeurde vanaf 1975, omdat
rubella bij een zwangere vrouw zonder antilichamen in de eerste twintig weken van
de zwangerschap ernstige ontwikkelingsstoornissen van de vrucht (foetus) kan
veroorzaken (hartgebreken, zenuwstelselafwijkingen, oogafwijkingen,
gehoorstoornissen).
● DKTP-vaccin (difterie, kinkhoest, tetanus, polio); wordt via een injectie toegediend in
de tweede, derde en vierde maand en herhalingsvaccinaties in het vierde en
negende jaar. Bij deze herhalingen wordt de kinkhoestcomponent weggelaten.
Kinkhoest is een bacteriële infectieziekte die met ernstige hoestbuien gepaard gaat.
In de eerste vier vaccinaties van het kindervaccinatieprogramma wordt het
kinkhoestvaccin nog mee gespoten. Bij de revaccinatie op vier- en negenjarige
leeftijd niet meer, omdat kinkhoest vooral gevaarlijk is voor kleine kinderen.
Bovendien bleek dat de ongewenste reacties op het DKTP-vaccin door het
kinkhoestvaccin worden veroorzaakt.
Poliomyelitis wordt veroorzaakt door het poliomyelitisvirus. Dit virus veroorzaakt een
ontsteking van de zenuwcellen in het ruggenmerg, waardoor verlammingen kunnen
optreden. Poliomyelitis (‘polio’) kwam vroeger normaal (endemisch) onder de
bevolking voor en veroorzaakte af en toe een epidemie met soms ernstige gevolgen,
waaronder levenslange invaliditeit.
● Hib-vaccin (Haemophilus influenzae type B) en een vaccin tegen meningokokken
type C worden gebruikt ter voorkoming van een bacteriële hersenvliesontsteking
(meningitis). Deze vaccins worden per injectie toegediend aan zuigelingen die
meedoen aan het Rijksvaccinatieprogramma.
● Tetanusvaccin; indien de laatste tetanusvaccinatie meer dan vijftien jaar geleden is
toegediend en er sprake is van een verwonding waarbij gevaar bestaat voor een
tetanusinfectie, wordt de patiënt opnieuw gevaccineerd. Wordt veroorzaakt door de
tetanusbacterie. Geeft een giftige stof af die pijnlijke spierkrampen veroorzaakt. De
tetanusbacterie komt vooral voor in straatvuil. Een slecht bloedende
straatvuilverwonding (schaafwond) of hondenbeet vraagt behandeling tegen tetanus.
● Influenzavaccin (influenza is een vorm van griep); wordt toegediend in de maand
november, ruim voordat gewoonlijk de griepepidemieën beginnen. Huisartsen
organiseren deze jaarlijkse griepvaccinaties. De beschermende werking houdt
ongeveer zes tot twaalf maanden aan. Jaarlijks wordt bepaald tegen welke
griepvirussen ingeënt moet worden. Het soort griepvirus varieert elk jaar.
● Hepatitis B-vaccin; dit vaccin wordt toegediend aan mensen die regelmatig met
bloedproducten in aanraking komen, zoals hemofiliepatiënten,
laboratoriumpersoneel, partners van met hepatitis B besmette personen en
dialysepatiënten. Een herhalingsvaccinatie wordt geadviseerd elke vijf tot tien jaar.
Hersenvliesontsteking wordt veroorzaakt door een bacterie of virus. Belangrijkste
verwekker bij vooral (zeer) jonge kinderen is de bacterie Haemophilus influenzae
type B (Hib). Ongeveer zevenhonderd kinderen jonger dan vijf jaar krijgen jaarlijks
een ernstige Hib-infectie en de helft van hen een Hib-meningitis
(hersenvliesontsteking). Ongeveer 2 % van deze kinderen overlijdt en ruim 9 %