Invloeden op de levensloop
Boek I
5 perspectieven binnen de ontwikkelingspsychologie:
- Psychodynamisch perspectief
o Psychoanalytische theorie (Freud)
▪ Persoonlijkheid -> id, ego en superego
▪ Psychoseksuele ontwikkeling -> orale fase, anale fase, fallische fase, latente
fase en genitale fase
o Psychosociale ontwikkeling (Erikson)
▪ Crisis in ontwikkeling. Uitkomst positief of negatief
- Behavioristisch perspectief
o Klassieke conditionering (Pavlov)
o Operante conditionering (Skinner)
o Sociaal cognitieve leertheorie: leren door imiteren (Bandura)
- Cognitief perspectief
o Ontwikkelingstheorie van Piaget
▪ Assimilatie, accommodatie, adaptatie in schema’s
▪ Cognitieve stadia: sensomotorisch, preoperationeel, concreet-operationeel,
formeel-operationeel
o Informatieverwerkingstheorie
▪ Coderen, opslaan en terughalen
- Systemisch perspectief
o Bio-ecologisch model (Bronfenbrenner)
▪ Micro-, meso-, exo-, macro- en chronosysteem
o Socioculturele theorie (Vygotsky)
▪ Zone van naaste ontwikkeling, scaffolding
- Evolutionair perspectief
o Evolutie, natuurlijke selectie (Darwin)
o Aangeboren genetische patronen (Lorenz)
,H1
1.1
Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit bij
mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot volwassenheid
Thema’s binnen de ontwikkelingspsychologie
- Fysieke ontwikkeling
- Cognitieve ontwikkeling
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Persoonlijkheidsontwikkeling
Fysieke ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals
de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap
Cognitieve ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens, zoals denken,
leren, geheugen en probleemoplossing
Sociaal-emotionele ontwikkeling: ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties, interacties
met anderen en op het omgaan met emoties
Persoonlijkheidsontwikkeling: ontwikkeling van duurzame gedragingen en (karakter)-eigenschappen
die de ene persoon van de andere onderscheiden
- Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
- Babytijd (van geboorte tot twee jaar)
- Peuter- en kleutertijd (van twee tot zes jaar)
- Schooltijd (van zes tot twaalf jaar)
- Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)
Cohort: een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek zijn geboren
Normatieve gebeurtenis: de corona is de gebeurtenis die de taalachterstand heeft veroorzaakt
Cohorteffect: de invloed die een effect heeft op een cohort, bijvoorbeeld taalachterstand op de
basisschool door corona
,Leeftijdsgebonden invloed: dingen die op een bepaalde leeftijd gebeuren, 4 jaar dat je naar school
gaat
Sociaal-culturele invloeden: de cultuur waarin je opgroeit, hoe je beïnvloed wordt door je omgeving
1.2
Nature: aangeboren gedragskenmerken
Nurture: aangeleerde gedragskenmerken
Continue verandering: geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een bepaald
niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus, geleidelijk aan
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk
stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in de eerste stadia, stapsgewijs
Kritieke periode: een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de
grootste en zelfs onomkeerbare gevolgen heeft
Stimuli: prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een
organisme reageert
Plasticiteit: de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar
is
Gevoelige periode: een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen extra
gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren van
specifieke vaardigheden
Nature-nurturedebat: de discussie over de oorsprong van ons gedag en onze eigenschappen; in
hoeverre komen deze voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving?
Maturatie: het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie
, H2
2.1
Theorie: verklaring of voorspelling ten aanzien van een verschijnsel, die een raamwerk biedt om de
relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen
Psychodynamisch perspectief: benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat gedrag
gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich
nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft
Psychoanalytische theorie: theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend zijn voor
iemand persoonlijkheid en gedrag
Id: het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid dat opereert vanuit
het genotprincipe
Ego: het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat opereert vanuit het realiteitsprincipe
Superego: het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten vertegenwoordigt en het
onderscheid maakt tussen goed en kwaad
Psychoseksuele ontwikkeling: vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin genot, of
bevrediging, telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het lichaam
Fixatie: gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken als gevolg van een onopgelost
conflict
Psychosociale ontwikkeling: de veranderingen in on ze interacties met anderen en hoe we aankijken
tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als leden van de maatschappij