Neuroticisme als mentale ruis op basale cognitieve
processen (replicatiestudie)
Vrijdag 21 juni 2019
Auteur: -
Studentnummer: -
Werkgroep: -
Docent: -
Cursus: Psychologie als Wetenschap
Samenvatting
Dit onderzoek is een replicatiestudie van de originele studie van Robinson & Tamir (2005).
Verondersteld wordt dat neuroticisme positief correleert met variabiliteit in reactietijden. Dit is
onderzocht middels de Goldberg’s Stability Scale, een simpele reactietijdtaak en een
Strooptaak. In lijn met de bevindingen van Robinson & Tamir (2005) werd zowel een correlatie
verwacht tussen neuroticisme en variabiliteit op reactietijden op de simpele reactietijdtaak als
de Strooptaak. In deze studie werd enkel een kleine positieve correlatie gevonden tussen
neuroticisme en variabiliteit op reactietijden op de Strooptaak en niet op de simpele
reactietijdtaak. Dit valt mogelijk te verklaren door de eenvoud van de simpele reactietijdtaak
en de meer complexe cognitieve processen die nodig zijn tijdens de Strooptaak.
Sleutelwoorden: Neuroticisme, basale cognitie, reactietijdvariabiliteit, mentale ruis
1
,Inleiding
Neuroticisme is een brede dimensie van individuele verschillen in de neiging om negatieve,
stresserende emoties en de daaruit vloeiende gedrags- en cognitieve eigenschappen te ervaren
(Costa & McCrae, 1987). Eigenschappen van neuroticisme zijn laag zelfvertrouwen, sociale
angst, slechte controle over impulsen, prikkelbaarheid en schrikachtigheid. Gevolg hiervan is
dat neurotische personen vatbaarder zijn voor boosheid en agressie (Ode, Robinson, &
Wilkowski, 2008). Daarnaast heeft hoge neuroticisme nog meer nadelige gevolgen op gedrag.
Zo blijkt dat hoge neuroticisme geassocieerd wordt met diverse manifestaties van
psychopathologie, responsconflicten, tijdelijke inconsistenties in gedrag, somatische klachten,
overmatige zorgen en slechte coping-gewoontes (Robinson & Tamir, 2005).
Om meer van neuroticisme te begrijpen, is het goed om naar gerelateerd gedrag te
kijken. Hoge neuroticisme wordt vaak in verband gebracht met een hoge mate van motivatie en
ambitie (Eysenck, 1947). Problemen die hieruit voortvloeien zijn het stellen van te ambitieuze
doelen, of het gebrek aan doelmatigheid om het doel te behalen. Een metafoor van neuroticisme
is ‘emotionele instabiliteit’. Een mogelijke oorzaak van ineffectief gedrag zou gevonden
kunnen worden bij deze instabiliteit. Instabiliteit van basale cognitieve functies leidt namelijk
tot fluctuaties van aandacht, hogere afleidbaarheid en gevoeligheid voor interferentie (Eysenck
& Eysenck, 1985).
De ideeën van Eysenck & Eysenck (1985) komen overeen met de ideeën van Gray
(1982). Hij koppelde neuroticisme aan het behavioral inhibition system (BIS). Hieruit zou een
start-stop patroon van gedrag voorkomen dat bij angstige personen instabieler en variabeler is
over de tijd dan bij niet angstige personen (Gray, 1982). Daarnaast wijzen Carver & Scheier
(1990) op een gebrekkige zelfregulatie door het vermijden van ongewenste situaties. Dit is
volgens hen ook gelinkt aan een hoge mate van variabiliteit en inconsistentie van cognitie en
gedrag.
2
, Ten slotte wijzen klinische observaties en onderzoeksgegevens op de link tussen
neuroticisme en cognitieve en gedragsprocessen. Beide processen die stabiliteit bevorderen. Dit
blijkt onder andere uit de associatie tussen neuroticisme en defensieve coping mechanismen
zoals projectie en reactieformatie (Freud, 1926).
Robinson & Tamir (2005) veronderstelden dat er, gezien de ideeën over neuroticisme
als instabiliteit en de relatie met variabiliteit in cognitie en gedrag, wellicht een directe relatie
te vinden is tussen neuroticisme en basale cognitieve functies. Zij keken in hun onderzoek
specifiek naar basaal stimulus-respons gedrag, wat gemeten kan worden aan de hand van
reactietijden. Uit hun studie kwam naar voren dat neuroticisme positief gecorreleerd is met
variabiliteit van prestaties op een reactietijdtaak.
Echter werden de resultaten van Robinson & Tamir (2005) enkele jaren later niet
gevonden. Soortgelijk onderzoek naar de relatie tussen neuroticisme en basale cognitieve
functies werd gedaan door Colom & Quiroga (2009). In hun studie hebben zij mentale snelheid
gemeten aan de hand van drie soortgelijke basale cognitieve functies; verbaal, numeriek en
ruimtelijk. Zij vonden in hun studie geen correlatie tussen neuroticisme en mentale snelheid.
Daarentegen wordt de hypothese van mentale ruis wel ondersteund door eerder onderzoek
(Flehmig, Steinborn, Langner, & Westhoff, 2007). Zij vonden in hun onderzoek wel een
verband tussen neuroticisme en variabiliteit in reactietijden. Door deze tegenstrijdige
onderzoeksresultaten is het nu moeilijk te beoordelen of de ‘mentale ruis hypothese’ nu waar
is of niet.
Deze replicatiestudie dient uitsluitsel te geven over dit dilemma. De oorspronkelijke
studie van Robinson & Tamir (2005) wordt daarvoor gerepliceerd. De onderzoeksvraag luidt:
‘In hoeverre is neuroticisme gerelateerd aan temporale variabiliteit in basale cognitieve
processen?’. In lijn met de bevindingen van Robinson & Tamir (2005) en de bevindingen van
Flehmig et al. (2007) wordt verwacht dat neuroticisme positief correleert met variabiliteit in
3