Nederlands samenvatting KVT Leerstof
Leerstof:
Rijke taal 4 5.1/5.5 6.2 7.1.3/7.1.5
Basiskennis taalonderwijs 3.2-3.4 5.1-5.2 6.3 7.3-7.4 9
Les in taal, document online
Rijke taal // Hoofdstuk 4
4.1 / Kwaliteit van teksten
- (voor)lezen faciliteert de ontwikkeling van de ervarings- en taalbasis van leerlingen, hun
leesvaardigheid en daarmee ook maatschappelijk succes.
- Tijd die besteed wordt aan lezen neemt af, evenals de leesmotivatie.
- Rijke teksten zijn authentieke teksten, rijk taalgebruik.
o Alleen rijke teksten dragen bij aan de ontwikkeling van ervaringsbasis en taalbasis
van leerlingen.
o Kenmerken:
Schrijver wil werkelijk iets communiceren, zet rijke taalmogelijkheden voor in
Elementaire verhaalstructuur (uitdagend, interesse wekkend)
Tekst = actief, spreekt de lezer direct aan
Zinslengte gevarieerd
Verbindingswoorden (eerst, vervolgens, dan, later, evenals etc…)
Gevarieerde woordenschat, voldoende laagfrequente woorden (woorden die
vooral gebruikt worden bij zaakvakken, kranten enz.)
(causale) verbanden gelegd tussen tekstgedeelten, teksten niet opsommend
Doorlopende tekst, niet om losse fragmenten
Illustraties (evt.) ondersteunen het begrip van de tekst
- Beroepsauteurs (journalisten bijv.) schrijven met aandacht voor volgende begrippen:
Toon, Gevoel, Plezier, Vakmanschap, Kwaliteit, Aandacht waarmee
tekst gemaakt is, Mate waarin tekst uitnodigt om over te praten/denken
- Teksten die speciaal geschreven zijn voor zwak lezende leerlingen (verarmde teksten),
worden juist moeilijker door hen begrepen:
o Opsommend daardoor overbelasting werkgeheugen.
o Ontbreken van verbindingswoorden Leerlingen moeten zelf verbanden leggen
o Taalgebruik onnatuurlijk (vaak) moeite met aansluiting bij eigen taalkennis.
- Woordenschat wordt minder sterk ontwikkeld door deze teksten, leidt niet tot
taalontwikkeling.
- Voorbeelden verarmde teksten
o Teksten geschreven op basis van specifieke woorden / woordenschat oefenen /
leesstrategieën te oefenen / specifieke moraal overbrengen / zoveel mogelijk info
over te brengen / marketingoverwegingen (365 verhaaltjes in een boek…)
FICTIE: onderscheid in
o Recreatieve boeken
o Kinderjuryboeken
o Griffelboeken
, - Vanuit perspectief van leesvaardigheid/vrij lezen, is ieder boek dat kinderen aanspreekt een
boek dat kan worden ingezet.
- Ook onderscheid in:
o Gemaksboeken slecht vertaalde boeken, lange zinnen, verouderd taalgebruik.
Weinig kwaliteit, niet kiezen voor in de klas.
o Lekker-lezen-boeken makkelijk aansprekende boeken, vooral avonturen centraal
-> niet gedachten van personages. Vaak over sport of avontuur. Niet erg duur,
auteurs die veel kennis hebben over onderwerp -> plechtige taal, veel jargon. Niet zo
geschikt om voor te lezen, te veel gebeurtenissen. Rijkere woordenschat dan
gedacht, wel zelf lezen. Vaak een serie
o Lekker-lezen-plus-boeken goed geschreven toegankelijke boeken,
spannend/humoristisch, maar ook andere onderwerpen (pesten, vriendschap…).
Vaak een serie.
o Boeken om in (ver)dwalen niet voor hand liggende onderwerpen. Taalgebruik
doordacht, vernieuwend. Niet altijd even toegankelijk. Geschikt om voor te lezen bij
een thema (in kader van leesbegrip).
NON-FICTIE
- Vooral jongens die tot lezen verleid worden met deze boeken. 2 manieren om deze boeken
in te zetten:
o Gebruikmaken om in te grasduinen (informatie zoeken voor presentaties …)
Weinig eisen aan kwaliteit tekst, gaat om de informatie
o Leesvaardigheid / leesbegrip faciliteren.
Meer eisen aan inhoud. Moeten voldoen aan criteria rijke teksten.
4.2 / Teksten voor iedereen
- Met genres mogelijk verhalen te onderscheiden vaak niet volledig, niet heilig.
- Verschillende indelingen mogelijk. Boekkeuze mogelijk qua genre.
- Teksten ook in tekstsoort te verdelen bijv. doorlopende verhalen, losse verhalen,
prentenboeken etc.
- Informatieve boeken vaak fragmentarische structuur, tekstfragmenten en afbeeldingen
gekoppeld. Niet echt geschikt voor leesonderwijs, vooral informatie.
- Boekvoorkeuren per leeftijd.
o 0-1 jaar: voorwerpen uit eigen omgeving, herhaling, rijmpjes/liedjes
o 1-3 jaar: aanwijsboekjes, eigen leefwereld herkennen, goede afloop
o 3-6 jaar: prentenboeken, voorleesverhalen (eigen wereld). Emotieverwerking
o 6-10 jaar: Fantasieverhalen, realistische verhalen. Morele dilemma’s, bijv. pesten.
o 10+ : detectives, sciencefictionachtige verhalen, fantasy. Ook realistische verhalen.
- Leesbegrip programma FOCUS:
B- categorie kan rijk zijn, gefragmenteerd, weinig tekst op pagina.
B- categorie gemiddelde rijke tekst
B+ categorie zeer rijke taal
o Vaak kiezen uit B, B+ of C.
- Luisteren naar luisterboeken faciliteert ontwikkeling van woordenschat en begrip. Kan ook
leesmotivatie en vloeiendheid bevorderen. Kan gebruikt worden tijdens vrij lezen.
- Digitale boeken leidt tot iets minder tot begrip, omdat er bijv. geen sprake is van een fysiek
beeld van pagina’s en voortgang. Kan handig zijn (letters groter maken, eenvoudiger).
, - Leerlingen geboeider door digitale prentenboeken dan papieren prentenboeken. Digitale
prentenboeken vooral effect op woordenschat/taalbegrip van taalzwakke of niet-
Nederlandstalige leerlingen met taalachterstand.
- Boeken kiezen: allerlei manieren.
- Zoeken op internet
- Voorleesboeken kiezen aandachtspunten:
o Actueel
o Zelf ook enthousiast
o School, klassen, juf, meester een rol in boek is grappig (begin van jaar)
o Geen lekker-lezen-boeken, of boeken uit B-categorie. Lekker-lezen-plus = beter
o Geen boek waar leerlingen film van hebben gezien
o Aansluiting bij klas en thema’s.
o Pagina uitproberen vooraf.
o Stoppen met boek als het niet boeit.
Taalzwakke klas:
o Boeken over interesses van de groep
o Boeken over dingen die in de groep spelen
o Eerste boek uit serie voorlezen (motiveren).
Meer voorleeservaring:
o Niet te eenvoudige boeken, zoals griffelboeken
- Poëzie = niet vanzelfsprekend om voor te lezen. Meestal in taalmethode.
- Kiezen poëzie aandachtspunten:
o Gedichten vergelijken met kaarten van Plint
o Sites met kinderpoëzie
o Maak dagelijkse gewoonte van gedichten
o Bekende auteurs gebruiken
- Jeugdboeken kiezen
o Vaak oordelen leraren vanuit de rol als leesbevorderaar. belangrijker dát de
leerlingen lezen ipv wat dat is.
o Vanuit literair perspectief bekeken: leerlingen moeten in aanraking komen met
literaire boeken die vernieuwend zijn in taalgebruik, vormgeving.
o Pedagogisch perspectief: Wat kunnen de boeken betekenen voor de sociaal-
emotionele of morele opvoeding?
o Ideologische perspectief: Bekrachtigen boeken een bepaalde levensvisie of
religieuze overtuiging?
4.3 / Tekstaanbod en leesvaardigheid
- AVI-niveaus zijn gekoppeld aan de groep. AVI-START = niveau eerste helft van groep 3. Het
laatste niveau is AVI E7.
- Teksten in de laagste AVI-niveaus bevatten korte enkelvoudige zinnen die steeds op een
nieuwe regel beginnen, geen interpunctie.
- Hogere niveaus: wel interpunctie, langere zinnen, verbindingswoorden.
- Idee is dat teksten steeds 1 niveau moeilijker moeten zijn dan wat een leerling volgens de
scores aan kan. dit leidt vaak tot arme en moeilijk leesbare teksten.
- Kleuterfase leerlingen realiseren zich door het voorlezen van prentenboeken en verhalen
dat geschreven taal betekenis heeft en dat de betekenis niet verandert.