Deze samenvatting is helemaal compleet. Ik heb met deze samenvatting hoger dan een 7 gehaald. Ook staan de bronnen erbij vermeld. De colleges zijn zowel de informatie als de sheets als de informatie die erbij verteld is.
2.1 Biologische Determinanten
College 1a
Als er wordt gekeken naar bijvoorbeeld de
gevolgen van pesten, is het belangrijk om te
weten dat het cognitieve, biologische en
gedragsdeel met elkaar interacteren.
De rol van biologie is belangrijk voor leren en
ontwikkeling. Een aantal voorbeelden:
Borstvoeding: oxytocine → hechting.
Ondervoeding →
ontwikkelingsachterstand.
Roken: nicotine → minder aandacht en
geheugenverlies.
College 1b Biologische determinanten van leren en gedrag
Communicatie in het brein
Als het gaat om communicatie in het brein, zijn er twee soorten transmissie:
1. Neuronale transmissie: elektrische communicatie binnen een neuron.
2. Neurotransmitters: elektrische communicatie tussen neuronen.
Voor alles wat we doen (bijv. denken, dromen, voelen, praten, eten, etc.) moeten de cellen in ons
lichaam met elkaar communiceren. Er zijn globaal gezien twee systemen waarmee we communiceren:
1. Hormonale systeem. Dit is een langdurige vorm van communicatie.
2. Zenuwstelsel.
Werken antagonistisch, maar
kunnen onafhankelijk werken
Neuronen en gliacellen
Het centraal en perifeer zenuwstelsel bestaat uit neuronen en gliacellen, dit zijn dus de bouwstenen
van het zenuwstelsel. Een neuron is een cel in het zenuwstelsel die gespecialiseerd is in het ontvangen
van informatie en deze doorgeven aan andere cellen (neuronen, kliercellen, spiercellen). Gliacellen
ondersteunen de neuronen en zijn dus eigenlijk hulpcellen. Ze ruimen de troep op en regelen de
hoeveelheid energie. Er zijn dus ook
meer gliacellen dan neuronen.
Dit zijn de onderdelen van een typisch
neuron. De uitlopers zijn bedoeld voor
communicatie:
, Dendrieten vangen de inkomende informatie van buiten op.
Axon sturen de uitgaande informatie naar andere neuronen of
een spier.
De myeline schede zorgt voor snelle communicatie van prikkels. Als deze is aangetast, is de
prikkeloverdracht vertraagt of vindt zelfs niet plaats. Deze aandoening wordt MS genoemd.
Er zijn 3 typen neuronen:
1. Sensorische neuronen: van zintuigen naar het brein.
Bij de
sensorische
neuron zit de
celkern in het
midden.
2. Motor neuronen: van het brein naar spieren.
De motorneuronen
zitten in het
ruggenmerg en
worden aangestuurd
door de primaire
motorschors. Daarna
vindt er een
rechtstreekse
aansturing naar de
spier plaats.
3. Interneuronen: communicatie tussen neuronen.
Actiepotentiaal
Cellen kunnen met elkaar communiceren door chemische stoffen (bijv. hormonen) of met elektrische
signalen, de zenuwen. Om te kunnen communiceren is er een actiepotentiaal nodig. De term
‘potentiaal’ wordt gebruikt als positieve en negatieve ladingen gescheiden worden gehouden, waarbij
er een potentiële elektrische stroom opgewekt kan worden (bijv. een batterij). Een potentiaalverschil
wordt uitgedrukt in millivolt (1/1000 volt).
In een cel worden de potentialen gescheiden
door een celmembraam. Daarom wordt dat
potentiaal het membraampotentiaal
genoemd.
In de delen extracellulair en intracellulair zit
elk een andere concentratie van ionen, zoals
natrium en kalium. Hierdoor zal een effect
optreden, wat diffusie wordt genoemd,
,waardoor ionenflux optreedt. Ionenflux is de verplaatsing van ionen en dit hangt af van het
concentratieverschil en de permeabiliteit (doorlaatbaarheid) van het celmembraam. De ionenflux
zorgt daarop weer voor het potentiaal. Het concentratieverschil tussen natrium en kalium zorgt voor
een diffusie van hoge concentratie naar lage concentratie. Dus kalium de cel uit en natrium de cel in.
Om de homeostase te bewaren is er de natriumkaliumpomp. Die pompt per keer 3 kalium naar
buiten en 2 natrium naar binnen. Hierdoor is er een balans tussen de ionen die de cel in gaan en de
ionen die de cel uitgaan. Hierdoor stelt een rustpotentiaal in. Het potentiaalverschil heeft invloed op
de permeabiliteit van het celmembraam. Dit betekent dat natrium eerst heel moeilijk de cel
binnendruppelt, maar na een drempelwaarde de celmembraam meer doorlaatbaar is en het natrium
dus snel de cel in kan gaan.
Alle cellen hebben een rustpotentiaal. Maar alleen spiercellen en zenuwcellen kunnen een
actiepotentiaal genereren. De belangrijkste principes bij een actiepotentiaal zijn:
1. De natriumconcentratie haalt op een gegeven moment de drempelwaarde, waardoor natrium
super snel de cel binnenstroomt. En net iets later gaat de kalium pas.
2. Een actiepotentiaal is altijd hetzelfde. Er bestaat dus geen sterke of zwakke actiepotentiaal.
We beginnen met een rustpotentiaal van -70 millivolt. Daarna probeert natrium stukje bij beetje de cel
in te komen. Dat lukt en op een gegeven moment wordt de drempelwaarde van -60 millivolt gehaald.
De deuren gaan open en natrium gaat massaal de cel in. Waardoor de cel steeds positiever geladen
wordt, tot +30 millivolt. Dan gaat de kalium reageren, en de cel weer uit. Waardoor de cel steeds meer
negatief geladen wordt. Dat schiet altijd nog een beetje door (hyperpolarisatie). Maar dat herstelt
zich weer (elektrisch herstel). En nu is er weer een rustpotentiaal. De natriumkaliumpomp zorgt er dan
voor dat alle verplaatste natrium en kalium weer teruggaat naar hun oorspronkelijke plaats. Als dit
klaar is, is er chemisch herstel. Tijdens de refractaire periode kan een cel niet opnieuw worden
geprikkeld. Dit zorgt ervoor dat het actiepotentiaal maar één kant op kan, namelijk richting de
hersenen. Om dit proces te versnellen zijn er schwanncellen die samen de isolatielaag verzorgen. Op
die punten komen de ionen niet naar binnen of van buiten de cel. Natrium duwt bij deze
schwanncellen voortdurend een andere natrium ion verder. Hierdoor kan er in de knoop van Ranvier
weer natrium naar binnen stromen. Hierdoor kunnen zenuwcellen een signaal doorgeven met wel 100
meter per seconde.
, Het is van belang dat de actiepotentiaal zich voortbeweegt. Dit kan via de sensibele baan of de
motorische baan.
Het doorgeven van het signaal binnen het neuron, zal gebeuren met een actiepotentiaal.
Het overschakelen van de ene zenuwcel naar een andere zenuwcel gebeurt in synaps met behulp van
neurotransmitters, waardoor weer een actiepotentiaal wordt opgewekt in de volgende zenuwcel.
Neurotransmitters
Neurotransmitters zijn ongeveer 80 chemische substanties die de communicatie tussen cellen
verzorgen. Sommige zijn echte neurotransmitters en andere zijn neuromodulators (versterken de
activiteit van de
neurotransmitter).
Pre synaps: waar het signaal
vandaan komt.
Post synaps: waar het signaal
naar toe gaat.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roxannederonde. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.