Module 3 – Stad en Criminaliteit
Lesweek 11: Spanningen in de samenleving
Segregatie = tweedeling in de samenleving (tussen arm en rijk)
- Parallelle samenlevingen kunnen ontstaan
- Kan zorgen voor spanningen, conflicten en de reproductie van achterstand en
armoede
Thema’s
- Leeftijd, migratieachtergrond en sociaal-economische status
- Wonen en leefomgeving
- Onderwijs
- Werk en inkomen
- Gezondheid, welbevinden en zorggebruik
Factoren -> soorten buurten
Impact van terminologie
- Benamingen voor buurten die anders zijn:
o Actiebuurten, aandachtsgebieden, achterstandsbuurten, probleembuurten,
krachtwijk, migrantenbuurten, getto’s
- Benamingen kunnen stigmatiserend werken en daardoor bijdragen aan
ongelijkheid en discriminatie van huishoudens
- Criteria voor het ‘framen’ van een dergelijke buurt zijn doorgaans:
o Aandeel huishoudens met laag inkomen
o Aandeel sociale huurwoningen
o Aandeel bewoners met niet westerse achtergrond
Getto = woonwijk die vrijwel uitsluitend het domein is van 1 etnische of culturele groep
- Dus dan in Europa geen getto’s. Ondanks extreme segregatie in aantal steden, bv
Parijs
Factoren van invloed op segregatie – samenhang met beleid
- Institutionele factoren
o Contexten: conservatief, liberaal, socialistisch
o Politiek: sociaal-democratisch, neoliberaal, populistisch
- Structurele factoren
o Globalisering leidt in grote steden tot sterkere segregatie, op arbeidsmarkt
tegelijkertijd: toename hoogwaardige banen, toename laagwaardige
consumentendiensten
- Individuele voorkeuren en feitelijk gedrag
o Huishoudens zoeken woonplek met kenmerken die aansluiten bij
kenmerken die ze zelf hebben: sociaal-economisch, demografisch, cultureel
(niveau, modern)
o Kan variëren per fase in bestaan van huishouden
o Individuele woonwensen kunnen hierbij collectief zichtbaar worden (bv
Bijlmer)
Gevolgen gentrificatie (=het vernieuwen en renoveren van oude, vervallen gebouwen
in een stad)
- Tegengaan van segregatie leidt bijna automatisch tot gentrificatie
- Voordeel gentrificatie: opwaardering buurt
- Nadeel gentrificatie: oorspronkelijke bewoners kunnen eigen buurt niet meer
betalen
- Conclusie auteur: homogeniteit geen probleem, sluit juist aan bij wensen
huishoudens (met name hogere klasse). Op hoger wijkniveau heterogeniteit wel
wenselijk, dus homogene buurten in een heterogene wijk. En zorgen voor gelijke
toegang tot het ‘verzorgingsregime’.
Begin 21e eeuw
- Tijd van onbehagen en politieke moorden
1
, - Onbehagen over de multiculturele samenleving
- Felle debatten over islam, migratie en identiteit
- Op de achtergrond grote processen als globalisering, individualisering en
informatisering
Sociale stabiliteit
- Dynamische evenwicht in de samenleving
- Gaat over: recht, orde, veiligheid, vrede, sociale cohesie, vertrouwen, rust,
harmonie
- Individueel niveau: normconforme deelname aan de samenleving
- Groepsniveau: groepen, met potentie voor vijandige wij-zij tegenstellingen
- Op samenlevingsniveau: maatschappelijke onrust
Sociale stabiliteit: balans binnen en tussen groepen in de samenleving
- Termen: evenwicht, stevigheid, ontspanning, organisatie, veerkracht, controle zijn
positief geladen, maar instabiliteit en sociale spanningen krijgen veel meer
aandacht dan stabiliteit én zijn gemakkelijker te herkennen.
- Instabiliteit makkelijk zien door gevolgen. Moeilijker bepalen wat goed gaat,
makkelijker zien wat fout gaat.
Dus, voorlopige definities:
- Positief geformuleerd: situatie waarin sociale relaties binnen en tussen groepen
mensen stevig zijn en in balans.
- Negatief geformuleerd: situatie waarbij er geen grote spanningen zijn tussen
groepen mensen die ertoe kunnen leiden dat de balans tussen groepen burgers in
de samenleving wordt verstoord.
Hoe kenmerken sociale spanningen zich? Burgers en vluchtelingen
- Men ervaart toenemende sociale spanning tussen Burgers en organisaties
burgers (horizontale spanningen) en tussen burgers Hangjongeren en
en overheid / politiek (verticale spanningen). Door bv buurtbewoners
onvrede. Koerdische en Turkse
- Opvattingen worden via sociale en reguliere media Nederlanders
verspreid en vaak uitvergroot, waar politici op Links en rechts
aanhaken Demonstranten en politie
- Leidt tot meer of minder grote conflicten: Boze burgers en
demonstraties, deelname aan
actualiteitenprogramma’s, ingezonden brieven, petities, Tweede Kamerdebatten,
rellen, staatsgrepen, aanslagen, boycots, sancties en stakingen.
Wat speelt er en verklaart deels de spanningen?
- Grote gevoeligheid voor tegenspraak door anderen (lange tenen),
‘ondergevoeligheid’ voor de argumenten van anderen (onderbuik)
- Stortvloed aan informatie – isolatie in eigen ‘bubbles’ (wereldbeeld wordt steeds
bekrachtigd door gelijkgestemde opvattingen. Vooral via sociale media vanwege
algoritmen + logaritmen)
Voor sociale spanningen hebben we conflicten tussen ‘groepen’ nodig
1. Bieden steun en identiteit aan leden, verminderen onzekerheid over of wat ze
doen goed is
2. Hebben invloed op emoties van de individuele leden (‘group-think’)
3. Staan sterker dan eenlingen om doel te bereiken. Versterken een gevoel van
controle van groepsleden over wat er om hen heen gebeurt
4. Beschikken over meer verschillende hulpbronnen dan een enkel individu; ze
versterken de saamhorigheid
5. Collectieve identiteit van de groep wordt uitgedragen door leden van de groep
6. Op basis van de groepsidentiteit waarmee een individu zich profileert wordt
diegene door leden van andere groepen op een bepaalde, vaak discriminerende
manier, benaderd.
2
, 7. Kan een gebeurtenis ‘kapen’ om zich te profileren
3