Oefentoets Aantekeningen MCO
Casus I
Vraag 1
Kenmerken van de personenvennootschappen aflopen. Dit begint met de maatschap, art. 7A:1655 BW. Er
moet sprake zijn van overeenkomst, vennoten moeten inbrengen, gemeenschappelijk voordeel gericht ter
verdeling onder de vennoten. Wil het een vof zijn, art. 16 WvK dan voldoend maatschap en uitoefening van
bedrijf onder gemeenschappelijke naam. Er is een overeenkomst tot samenwerking, vennoten brengen in op
een bepaalde manier (werkzaamheden en installatie, dat is aandeel), zij beogen winst maar is het
gezamenlijke winst die onderling verdelen. Kan zijn ieder voor zich werkzaamheden verrichten en niet
gemeenschappelijke winst nastreven. Vaak willen partijen dat ook niet in deze situatie, want dan met
allemaal aansprakelijkheden. Niet kunnen afleiden uit ‘gezamenlijk voorstel’. Casus leid daar niet toe. Dan
de vraag is het een vof, uitoefening van bedrijf is wel prima, maar onder gemeenschappelijke naam geeft de
casus geen aanknopingspunten voor.
Je moet je uitspreken in de casus. Dus het blijkt niet uit de casus, dus stellen dan gaan we uit van niet of
dan gaan we uit van wel. Dit onderbouwen.
De vraag is wordt gezamenlijke winst gemaakt en verdeeld onder alle vennoten.
Het antwoord is niet zonder meer voldaan aan voorwaarden voor maatschap en vof, want blijkt niet
gemeenschappelijk winstverdeling onder alle maten/vennoten. Kan best opdracht aannemen zonder
gemeenschappelijke naam, dan maatschap, maar wel voldoen aan de voorwaarden van een maatschap. Ook
niet het geval, want geen winstverdeling onder de maten. Indien dit wel is, dan expliciet in de casus moeten
staan of dat in ieder geval aan de hand van feiten kan worden afgeleid dat dit het geval is.
Vraag 2
De vraag is dat advies moet worden gegeven. Dus dit betekent alle drie uitwerken en adviseren of het bij
alle komt. Het gaat om handelen voor oprichting. De wet bepaalt ten aanzien voor BV oprichting, naam van
vennootschap worden bekrachtigd na oprichting, art. 2:203 lid 1 BW. Als bekrachtiging plaatsgevonden dan
handelende persoon aansprakelijkheid ontslagen, tenzij anders overeengekomen. Casus geeft alleen
informatie wat in de akte van oprichting staan, dit is geen bekrachtiging want kan niet in de akte van
oprichting. Het moet NA oprichting door bestuur of bestuurders gedaan worden, en niet bevoegd tot
bekrachtiging in oprichting (lid 4 is limitatief), handelingen verricht voor oprichting vallen niet onder. Dit
betekent Karel aangesproken, want handelende persoon (lid 2).
Peter en Dirk niet aangesproken op grond art. 2:203 BW, want niet handelende partij en op zichzelf nog
niet een vof, dan antwoord misschien anders. Dus deze niet aangesproken. Daarnaast niet
vertegenwoordigd door middel van volmacht o.i.d. door Karel.
BV kan ook niet worden aangesproken, nog niet bekrachtigd, kan niet in akte van oprichting. Niet duidelijk
verder of bekrachtiging heeft plaatsgevonden na oprichting.
Indien uitgaan bekrachtiging in akte van oprichting, dan bekrachtigd voor inschrijving vennootschap,
dus dan uitkomt aansprakelijkheid op grond van art. 2:180 BW voor de BV. Niet volle aantal punten met dit
antwoord, maar je komt wel een heel eind.
Vraag 3
Vraag is of BV kan worden gehouden aan de overeenkomst. Als het gaat gehouden dan denken in eerste
instantie aan vertegenwoordigingsbevoegdheid, art. 2:240 lid 3 BW: vertegenwoordiging is onbeperkt en
onvoorwaardelijk, tenzij wet anders. Kan zijn beperkt door handtekeningen, geheel zijn uitgesloten van een
individuele bestuurder (lid 2). Is daarvan in casu sprake, nee, want casus geeft individueel voor
rechtshandelingen tot een max. bedrag. Dit is een beperking die wet niet toelaat, dus
vertegenwoordigingsbevoegdheid is onbeperkt en onvoorwaardelijk, dus zelfstandig bevoegdheid
overeenkomst tot stand te brengen. Geldige vertegenwoordiging.