College 1: Nationale Cultuur en Culturele Intelligentie
Er is geen duidelijke definitie van cultuur. De omschrijvingen van het begrip gaan over de
individuele normen en waarden & de collectieve normen en waarden. De cultuurtheorieën
kunnen worden ingedeeld in twee extremen:
1. Undersocialized perspectief
Normen en waarden, religieuze opvattingen, sociale klasse, beroepsvoorkeur etc.
worden individueel bekeken. Vervolgens worden deze onderdelen op lokaal niveau
getoetst, opgeteld en samengevoegd om over één nationale cultuur te spreken
-> De nationale cultuur is een eindpunt: de opeenhoping van individuele opvattingen
-> Welke punten zie je het meeste terugkomen?
2. Oversocialized perspectief
De nationale cultuur is bestaat al, waaraan individuele normen en waarden worden
toegevoegd. De nationale cultuur is autonoom en onveranderlijk
-> De nationale cultuur is het standpunt: de individuele opvattingen volgen
De middenweg van deze twee extremen:
3. Emergent Property
Inwoners wisselen normen en waarden met elkaar uit, waardoor er een samenhang
tussen meerdere culturen komt. Deze cultuurverschillen worden met elkaar gedeeld,
omdat ze in hetzelfde land wonen. Er ontstaat een collectief resultaat
-> Persoonlijke waarden worden voor een deel gevormd door nationale cultuur, maar
ook een deel door persoonlijke kenmerken.
Vanaf de 18e eeuw kwam het vormen van een cultuur en een eenheid omhoog. We zijn gaan
kijken wat een nationaal cultuur / karakter is (destijds zijn we gaan spreken van landen en
landgrenzen). Om je tegen andere landen te beschermen, wilde je een eenheid zijn. Hieruit
volgt ‘weten wie je als cultuur bent’.
Dit is een gevolg van de staatsvorming:
o We spreken één taal, één soort wet, en vormen een religie met één
rechtssysteem
o Het bood leiders de mogelijkheid om meer controle/macht te krijgen
In de jaren 30/40 werden nationale karakterstudies populair in de VS
Nationaliteit en persoonlijk karakter zijn sterk met elkaar verbonden
Dit is afhankelijk door WOII: de psychologie van de vijand willen begrijpen, waardoor
oorlogsstrategieën aangepast kunnen worden.
Na WOII daalde dit weer, vanwege de sterke link met het oorlogsbeleid
(nationalistische ideeën): mensen vonden het simplistisch en generaliserend.
Na 1980 werd onderzoek doen naar kenmerken van nationale cultuur populair,
aangezien er steeds meer internationaal zaken worden gevoerd (waar moet je op
letten/hoe kun je slagingskans het beste verhogen bij een andere cultuur)
, Culture intelligentie
= Het vermogen om een reeks gedragingen te vertonen, waarbij vaardigheden en kwaliteiten
worden gebruikt, die afgestemd zijn op de cultuurgebonden waarden en houdingen van de
mensen met wie men omgaat.
Vermogen = hoe is je vermogen om te reageren op
Vaardigheden = interpersoonlijke vaardigheden (bv. hoe goed spreek je een taal)
Kwaliteiten = ben je flexibel of niet?
Deze term werd bekend onder onderzoekers, ze zijn op zoek naar het antwoord:
Wanneer ben je cultureel intelligent? Wat is het nou? Is het wel een woord?
o Wanneer kunnen samenwerkingen wel /niet slagen?
o Wanneer ben je daarin meer succesvol in dan anderen?
-> Als je persoonlijke intelligentie, sociale vaardigheden en emotionele verbinding bevat, kan
je nog steeds niet niet cultureel intelligent zijn.
Wanneer spreken we van culturele intelligentie?
Cultureel bewustzijn
Bewust weten hoe een andere cultuur reageert.
Cultureel begrip
Wat is de geschiedenis, wat zijn de tradities en wat zijn de normen & waarden?
Culturele sensiviteit
Gevoelig om te weten hoe andere culturen weten: je wilt snappen hoe dat zit.
Cultureel aanpassingsvermogen
Gemakkelijk kunnen aanpassen aan een andere cultuur: je weet hoe je je moet
gedragen en wat de normen & waarden zijn in dat land.
De 3 componenten van culturele intelligentie
1. Cognitief
2. Motivatie
3. Gedrag
Dit komt neer op: kennis, vaardigheden,
metacognitie* en motivatie.
*Metacognitie: persoonlijkheid, karakter, emotionele intelligentie
Gekoppeld aan de meervoudige intelligentietheorie (Howard Gadner)
1. Linguïstische intelligentie (IQ) -> taalkunde
2. Logisch-mathematische intelligentie (IQ) -> logisch denken en cijfers
3. Visueel ruimtelijke intelligentie -> tekenen, schilderen (hoe zet je jezelf neer)
4. Muzikaal ritmische intelligentie -> muziek luisteren & maken
5. Naturalistische intelligentie -> dieren, planten, verschijnselen
6. Lichamelijk-kinesthetische intelligentie -> lichamelijke inspanningen
7. Intrapersoonlijke intelligentie (EQ) -> je eigen culturele stijl kennen (zelfbewust)
8. Interpersoonlijke intelligentie -> zorgen voor mensen & vrienden, leiding geven