Werkgroepen Commerciële Contracten
Tussentoets volgende week en groepjes maken. Tussentoets bestaat uit
onderhandelingen.
Week 1
Casus I
1. Holland Italia zou proberen om een vordering in te stellen op grond van non-
conformiteit in de zin van artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van dit
bepaalde dient een zaak aan de overeenkomst te beantwoorden. Een zaak
beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de
zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de
eigenschappen bezit die koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
Zoals uit de casus blijkt, bezitten de dassen niet de eigenschap die Holland Italia op
grond van de overeenkomst mocht verwachten. Holland Italia heeft opdracht gegeven
om dassen te maken. Een eigenschap van een das is dat deze gestrikt kunnen
worden. Nu de dassen wegens de ongeschikte stof niet gestrikt kunnen worden,
bezitten de dassen niet de eigenschap die Holland Italia mocht verwachten.
Op grond van lid 5 van 7:17 kan de koper zich niet op de non-conformiteit beroepen
wanneer dit te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van grondstoffen afkomstig
van de koper, tenzij de verkoper hem voor deze gebreken of ongeschiktheid had
moeten waarschuwen.
Holland Italia heeft de grondstof, de blauwe stof, aan Italy Import BV gegeven en
verzocht om van deze stof de dassen te maken. In beginsel komt Holland Italia geen
beroep toe op non-conformiteit op grond van lid 5, tenzij Import BV Holland Italia voor
de ongeschiktheid had moeten waarschuwen. Gezien het feit dat Holland Italia een
ander bedrijf inschakelt om de dassen te maken, kan hieruit worden afgeleid dat
Import BV kennis had van het feit dat de stof ongeschikt zou zijn voor het maken van
de das. Ook kan worden afgeleid uit dit feit dat Holland Italia geen verstand had van
de geschiktheid van de stof, anders hadden zij het maken van de dassen niet uit
handen gegeven. Holland Italia heeft dit uit handen gegeven aan een professionele
partij die hoogstwaarschijnlijk vaker pakken en dassen maakt. Import BV had Holland
Italia dus moeten waarschuwen voor het feit dat de stof ongeschikt zou zijn voor de
dassen. Holland Italia kan dus een geslaagd beroep doen op non-conformiteit.
Holland Italia Amsterdam en Import BV Maastricht, beide in Nederland, dus BW van
toepassing, Nederlands recht gebruiken.
—> Kijk naar de WG opdrachten van Mariel voor de uitwerking.
Stap 1) Kwalificeren van de overeenkomst: kijken naar het geheel van de
overeenkomst en het geheel van de omstandigheden.
—> Kijken of alles in een geheel is of dat het toch wordt uitgesplitst, zoals
prestatie 1 en prestatie 2. —> Indien twee prestaties dan goed te
onderscheiden. Indien overeenkomst waarbij beide aspecten inzitten en het is
1 overeenkomst, dan een gemengde overeenkomst (6:215 BW).
—> Kijken naar HR Kasteel-arrest: hierin wordt aangegeven hoe wordt
bepaald welke regels moeten worden toegepast, maar eerst
kijken of het verenigbaar is.
—> Art. 7:754 en 7:17 lid 5 lijken op elkaar en hebben dezelfde
strekking, de regels zijn dus niet strijdig met elkaar en ook de
aard van de overeenkomst verzet zich hier niet
tegen.
, —> Risico-verdeling van koop en aanneming van werk
liggen dichtbij elkaar, hebben dezelfde
strekking, zelfde aanwijzen die nadeel voor rekening
moeten nemen, dus verenigbaar.
2. De grondslag van de vordering zal artikel 7:17 Burgerlijk Wetboek zijn. Op grond
het arrest van de Hoge Raad Ijseloevers/X is bepaald dat in geval van verkoop van een
onderneming een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst ook kan bestaan
indien de overgedragen onderneming wat betreft de goodwill niet beantwoordt aan
hetgeen de koper op grond van de overeenkomst mocht verwacht. Ook indien de
goodwill zelf niet kan worden aangemerkt als een zaak of vermogensrecht.
Mevrouw Jansen dacht dat ze een goed lopende onderneming zou overnemen waar
geen sprake zou zijn van illegale praktijken, zoals diefstal. Aangezien zij hier dacht
was zij bereid goodwill te betalen voor de onderneming. Aangezien dit niet het geval
blijkt te zijn door het vele aantal klachten en de gestolen goederen die in beslag zijn
genomen door de politie, kan worden gesteld dat de overgedragen goodwill niet
beantwoordt aan hetgeen mevrouw Jansen op grond van de overeenkomst mocht
verwachten. Mevrouw Jansen kan dus een geslaagd beroep doen op non-conformiteit
in samenhang met bovengenoemd arrest van de Hoge Raad.
Overname onderneming kan passiva en activa overnemen of de aandelen overnemen.
In casus gaat het over de transactie van passiva en activa (goodwill apart genoemd in
de casus). Aandelentransactie is ook een vorm van koop, art. 7:1 jo. 7:47 BW (analoog
van toepassing). In casus goodwill niet in orde (zie de diefstal van de goederen), kijken
naar HR Ijseloevers-arrest. Kooptitel van toepassing op goodwill zegt de Hoge Raad.
Hoge Raad doet geen uitspraak over of het onder 7:1 of 7:47 valt. Toepassing breder
van de kooptitel, dus goodwill 7:17 van toepassing.
—> Deel van de goederen via diefstal gekregen te zijn, 7:15 BW. Last en
beperkingen gaat dit artikel over. Indien derde gebruik maakt van zijn rechten.
Art. 7:9 BW, verkoper eigendom van de zaak overdragen en af te
leveren om het te verschaffen, indien geen eigendom heeft over de
goederen dan niet overdragen. Dit is dus zo ingeval van diefstal. Beslag
gelegd op de goederen dan ook art. 7:15 BW —> HR Portsight/De Vries (zelfde
soort situatie en de vraag of artikel 7:15 van toepassing is). HR zegt dat
een publieke last niet genoeg is, het moet echt tegen jou gericht zijn de last.
3. Het gaat om de vraag of er sprake is van een koopovereenkomst. Indien sprake is
van een koopovereenkomst, is boek 7 titel 1 Burgerlijk Wetboek namelijk van
toepassing. In artikel 1 is de definitie van een koopovereenkomst neergelegd: “koop is
de overeenkomst waarbij de een zich verbindt een zaak te geven en de ander om
daarvoor een prijs in geld te betalen.”
Aangezien het gaat op computerprogramma dient te worden gekeken naar het arrest
Beeldbrigade van de Hoge Raad. In dit arrest is namelijk door de Hoger Raad
overwogen dat I) de toepasselijkheid van de kooptitel niet beperkt is tot de koop van
zaken volgens art. 3:2 BW. Uit 7:47 BW, waarin is bepaald dat koop ook betrekking
kan hebben op vermogensrechten, blijkt dat de wetgever de kooptittel van toepassing
heeft geacht op alle goederen als bedoeld in 3:1 BW, en dus aan die titel een tuin
bereik heeft willen geven wat betreft het voorwerp van de koopovereenkomst. II) Ten
tweede is van belang dat een overeenkomst tot het aanschaffen van standaard
computerprogrammatuur voor een niet in tijdsduur beperkt gebruik tegen betaling van
een bepaald bedrag ertoe strekt de verkijken iets te verschaffen dat
geïndividualiseerd is en waarover hij feitelijke macht kan uitoefenen. III) Ten derde is
de toepasselijkheid van de kooptitel wenselijk, IV) en als laatste moet uit 7:47d lid 4
, BW worden afgeleid dat deze afdeling mede van toepassing is op
computerprogrammatuur, en wel zonder dat daartoe de omschrijving van het
voorwerp van de koopovereenkomst specifiek voor deze afdeling is uitgebreid. Op
grond van het voorgaande wordt ook de aanschaf van computerprogrammatuur die
niet op afstand is verricht, als koop in de zin van titel 7.1 zou worden gekwalificeerd.
Dus de kooptitel is in casus van toepassing, aangezien het gaat over de koop van
computerprogrammatuur. Gezien bovenstaand arrest wordt ook aanschaf van
computerprogrammatuur gekwalificeerd als koop in de zin van 7.1, zelfs indien het
niet op afstand is verricht.
Week 2
Casus I
1. De vraag die in deze casus speelt is de vraag welk recht van toepassing is. Er is in
de casus sprake van een internationale koopovereenkomst, waardoor in eerste
instantie moet worden gekeken naar de CISG. Om te bepalen of de CISG van
toepassing is, moet worden bepaald aan de hand van 3 criteria:
- Materieel: Op grond van art. 1 lid 1 moet er sprake zijn van een
koopovereenkomst betreffende roerende zaken. In casus is sprake
van een koopovereenkomst, aangezien het een overeenkomst is tot te
vervaardigen of voort te brengen roerende zaken. Stropdassen zijn namelijk
ook roerende zaken.
De uitsluitingen opgenomen in art. 2 CISG zijn niet van toepassing in dit geval.
Ook betreft het niet het bepaalde genoemd in art. 3 lid 1 en lid 2 CISG. Ook de
uitsluiting van art. 5 CISG is niet van toepassing.
- Formeel: Op grond van art. 1 lid 1 sub a of b moet het gaan om een
overeenkomst tussen partijen gevestigd in verschillende staten
wanneer die staten beide verdragsluitende partijen zijn of wanneer
volgens de regels van IPR het recht van de verdragsluitende staat van
toepassing is.
In casus is Tie Italia gevestigd in Amsterdam, dus Nederland, en is Cravatta
gevestigd in Milaan dus Italië. Dus het gaat om een overeenkomst tussen
partijen gevestigd in verschillende staten. Nederland en Italië zijn
ook beide verdragsluitende staten waardoor art. 1 lid 1 sub a opgaat.
- Temporeel: Op grond van art. 100 CISG is CISG van toepassing indien beide
staten verdragsluitende staten zijn op het moment dat de
overeenkomst is gesloten. De overeenkomst is gesloten in april 2015.
Nederland lid sinds 1992 en Italië sinds 1988. Overeenkomst hierna
gesloten.
Dus de Nederlandse rechter dient de regels van het Weens koopverdrag toe te
passen.
Ook kijken naar art. 6 CISG om te bepalen of de CISG is uitgesloten. Dit in verhouding
met art. 7 en 8, want kijken naar de partijbedoelingen want dit is belangrijk om te
kijken of het de bedoeling was van partijen om het uit te sluiten.
Art. 10 geeft antwoord op de vraag op de vestiging. Vestiging soms lastig te bepalen
indien meerdere vestigingen, dan kijken naar dit artikel.