Begrippenlijst week 1
Week 1: introductie acute zorg
Acute zorgsetting: denk aan verschillende schakels
Omstanderhulp en alarmering via de Meldkamer Ambulancezorg (MKA) → er gebeurt een
ongeval waarna er iemand 112 belt. De telefoniste schakelt de melding/het telefoongesprek
door naar de centralist van een gespecialiseerde meldkamer.
De centralist stelt de zorgvraag vast met behulp van een zorgintake + -indicatie
en zet de nodige hulpdiensten in (zorgtoewijzing en coördinatie). Tijdens het
wachten op deze hulpdiensten vraagt de centralist de zorgvraag verder uit en
geeft waar nodig adviezen.
De hulpdiensten (ambulanceteams, MMT, politie, brandweer, evt. bergingsbedrijven,
milieudienst, GGZ-instelling, Rijkswaterstaat, havenbedrijf, etc.) verplaatsen zich naar de
patiënt. Een ambulance met A1 prioriteit heeft 15 minuten om op plaats van het ongeval te
komen, een ambulance met A2 prioriteit heeft hier 30 minuten voor. Gemiddeld is er ongeveer
een rittoename van 8-10% per jaar, momenteel vinden er ong. 500.000 ritten per jaar plaats.
De patiënt wordt beoordeeld door de hulpverleners
Op de plek van het ongeval beoordelen de medische teams welke zorg de patiënt
direct nodig heeft en de behoefte aan ziekenhuiszorg (medisch specialistische
zorg).
Verlenen van acute hulp
Indien nodig wordt de eerste medische zorg verleend. Dit kan o.a. betekenen dat
slachtoffers uit complexe beknelde situaties moeten worden bevrijd: een
samenspel van diverse hulpverleners.
Vervoer naar een ziekenhuis
afhankelijk van de noodzakelijke zorg wordt de patiënt vervoerd naar:
▪ Een traumacentrum met specifieke expertise of voldoende capaciteit
▪ Een spoedeisende hulpafdeling van een groot regionaal ziekenhuis
▪ Het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Opvang op de Spoedeisende Hulpafdeling (SEH)
Op basis van een vooraanmelding afgegeven door het ambulancepersoneel (met
soms aanvullend al een korte digitale overdracht) wordt een multidisciplinair SEH-
team samengesteld en opgeroepen om naar de SEH te komen voordat de patiënt
arriveert. Het ambulanceteam draagt de patiënt over aan dit team en meldt welke
handelingen zijn verricht en/of welke zorg verstrekt is. Zo nodig wordt een nadere
diagnose gesteld; spoedbehandelingen kunnen plaatsvinden in de zogenoemde
'crashroom'.
Operatie
De patiënt wordt overgeplaatst naar een operatiekamer. Zo nodig staat ook hier
een specifiek samengesteld, multidisciplinair operatieteam klaar.
Intensieve zorg
Na de operatie wordt de patiënt eventueel overgeplaatst naar de IC-afdeling.
Verpleging en ontslag
Tijdens de ziekenhuisopname ondergaat de patiënt de nodige gespecialiseerde zorg,
inclusief revalidatie en fysiotherapie. De huisarts wordt hiervan op de hoogte gehouden.
Eventuele nazorg wordt geregeld.
Poliklinische revalidatie
Na ontslag uit het ziekenhuis wordt de patiënt gedurende een bepaalde tijd gevolgd al
naar gelang de aard van de aandoening en de invloed die de traumatische ervaring kan
hebben op zijn of haar leven.
|1
,Begrippenlijst week 1
Bekend met begrippen: A1-, A2-, B-vervoer, rapid responder,
ambulanceverpleegkundige en ambulance dienst
A1-urgentie vervoer: er is sprake van een levensbedreigende situatie. De ambulance gebruikt
sirenes en zwaailichten en moet binnen 15 minuten na melding ter plaatse zijn bij het ongeval.
Deze rit wordt gereden door een High Care-ambulance.
A2-urgentie vervoer: er niet acuut sprake van een levensbedreigende situatie, maar er is wel
spoed geboden (sinds de situatie bv mogelijk kan veranderen). De ambulance dient zo snel
mogelijk maar uiterlijk binnen 30 minuten na melding ter plaatse te zijn bij het ongeval. De
ambulance maakt geen gebruik van sirenes en zwaailichten, deze rit kan worden gereden door
een Medium Care-ambulance.
B-urgentie vervoer: er is sprake van geplant vervoer (zorgambulance). Deze ambulances
komen binnen een uur na het afgesproken tijdstip, mogelijk kan een B-ambulance vertraging
krijgen t.g.v. een A1- en A2-urgentie. Deze rit kan worden gereden door een Low Care-
ambulance.
Rapid Responder: de rapid respons is vaak 1 ambulanceverpleegkundige, verpleegkundig
specialist of PA die zelfstandig met spoed mag reiden (zwaailichten + sirenes). Indien
noodzakelijk als de patiënt bijvoorbeeld vervoerd moet worden, wordt de inzet van een rapid
responder opgevolgd door een ambulance. Deze rit rijdt vaak naar sportvelden, o.i.d.
Ambulanceverpleegkundige:
• BIG-geregistreerde HBO-verpleegkundige / afgestudeerd BMH (Bachelor Medische
Hulpverlening)
• Specialisatie SEH/IC/Anesthesie/CCU met werkervaring
• Vervolgopleiding tot ambulanceverpleegkundige gevolgd
Ambulance dienst:
Dit team bestaat uit:
1. Ambulancechauffeur
2. Ambulanceverpleegkundige
|2
,Begrippenlijst week 1
Functie en doelstelling RAV en MMT
Regionale Ambulancevoorziening (RAV)
De Ambulancezorg is in Nederland regionaal georganiseerd in Regionale
Ambulancevoorzieningen (RAV’s). De RAV is sinds 1 januari 2013, op grond van de Tijdelijke
wet Ambulancezorg (Twaz), wettelijk aangewezen als de rechtspersoon die Ambulancezorg mag
verlenen en de meldkamer Ambulancezorg in stand moet houden.
Er zijn 25 RAV-regio’s in Nederland. De indeling in RAV-regio’s is gelijk aan die in
Veiligheidsregio’s op grond van de Wet Veiligheidsregio’s.
Mobiel Medisch Team (MMT)
Het MMT komt naar patiënten of het slachtoffer toe als er direct specialistische hulp nodig is,
bijvoorbeeld bij een groot of ernstig ongeluk of ziekte. Het MMT is geen vervanging van de
ambulance, maar een aanvulling op de reguliere ambulancezorg. Het MMT (opgestart in 1998)
is vooral bekend van hun helikopter, die van vroeger uit ook bekend is als de ‘traumahelikopter’.
Een MMT kan op 2 manieren worden aangevraagd:
1. Na een 112-melding bij de meldkamer (primaire inzet samen met de ambulance)
2. Als het ambulancepersoneel ter plaatse om hulp van het MMT vraagt (secundaire inzet)
Het MMT bestaat uit: een medisch specialist, verpleegkundige en een piloot/chauffeur. Alle
teamleden zijn opgeleid voor het geven van spoedeisende zorg aan patiënten voor ze naar het
ziekenhuis worden gebracht.
Nederland beschikt over 4 MMT-locaties (Rotterdam, Amsterdam, Groningen en Nijmegen),
allemaal uitgerust met een MMT-auto en -helikopter. Dit is aangewezen door de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport enkele jaren geleden om de kwaliteit van de spoedeisende
medische hulp te verbeteren.
Gemiddeld wordt 5% van de patiënt meegenomen met het luchtgebonden transport. In
tegenstelling tot de ambulances heeft het MMT geen maximale tijd waarin het team op locatie
moet zijn.
Bekend met richtlijnen protocollen en triagesysteem. Denk aan LPA,
Manchester triagesysteem en NTS
Het landelijke Protocol Ambulancezorg (LPA(9))
Dit protocol voorziet de ambulanceprofessionals van protocollen waarmee de zorg zoveel
mogelijk evidence based kan worden verleend en is hierdoor een hulpmiddel om tot goede
Ambulancezorg te komen.
De nadruk binnen het protocol ligt op het bieden van ondersteuning aan de
ambulancezorgprofessional bij het nemen van beslissingen over passende zorg voor een
individuele patiënt in een specifieke situatie.
Manchester triagesysteem
Het Machester Triagesysteem is een hulpmiddel voor het uitvoeren van triage bij patiënten om
de patiëntenstroom veilig te beheren wanneer de klinische behoefte de capaciteit overschrijdt.
Iedere kleur geeft aan binnen welke tijd een patiënt gezien moet worden door een arts:
▪ Rood: moet onmiddellijk gezien worden
▪ Oranje: moet binnen 10 minuten gezien worden
▪ Geel: moet binnen 1 uur gezien worden
▪ Groen: moet binnen 2 uur gezien worden
▪ Blauw: moet binnen 4 uur gezien worden
|3
, Begrippenlijst week 1
Nederlandse Triage Standaard (NTS)
De Nederlandse Triage Standaard (NTS) is een standaard voor triage in de keten acute zorg.
Onder triage wordt verstaan het dynamische proces van urgentie bepalen plus de vervolgactie,
met als doel de veiligheid en doelmatigheid van de triage te verhogen.
U Betekenis Inzet zorg
U0 Uitval ABCD / reanimatie Direct
U1 Instabiele ABCD / direct levensgevaar Onmiddellijk
U2 Bedreigde ABCD / orgaanschade Zo snel mogelijk
U3 Reële kans op schade / humane reden Binnen enkele uren
U4 Verwaarloosbare kans op schade Binnen een etmaal
U5 Geen kans op schade Volgende werkdag
Bekend met levelindeling ziekenhuizen; 1, 2 en 3
Een traumapatiënt moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis worden gebracht waar zijn letsels
onderkend en adequaat behandeld kunnen worden. Daarom is het belangrijk dat de
voorzieningen van alle ziekenhuizen in de regio in kaart worden gebracht. Per mei 2013 heeft
de Nederlandse Vereniging voor Traumachirurgie (NVT) de set levelcriteria geactualiseerd.
De ziekenhuizen zijn voor de opvang van traumapatiënten in drie levels ingedeeld.
▪ Level 3-ziekenhuis: kan alleen geïsoleerde letsels behandelen, bijvoorbeeld een enkel-
of heupfractuur.
▪ Level 2-ziekenhuis: kunnen ook vitaal bedreigde patiënten opvangen, maar zijn niet
alle voorzieningen aanwezig (beperkte behandelopties), zoals neurochirurgie.
▪ Level 1-zieikenhuis, kunnen alle ernstig gewonde patiënten 24/7 opvangen.
Prehospitaal kunnen medewerkers van ambulance of Mobiel Medisch Team de juiste keuze
maken naar welk ziekenhuis de patiënt moet worden vervoerd. Voornamelijk voor level 2-
ziekenhuizen gelden zwaardere criteria dan voorheen.
Bekend met begrippen: Eerste, tweede en derdelijns zorg
Eerstelijnszorg: Hieronder valt alle zorg die direct/rechtstreeks toegankelijk is voor de patiënt.
Hierbij is te denken aan: huidartsen, tandartsen, apothekers, fysiotherapeuten, thuisverpleging,
maatschappelijk werk.
Tweedelijnszorg: hieronder valt alle ziekenhuiszorg. hierbij is te denken aan
zorgverleners/specialisten in het ziekenhuis, een orthodontist en psycholoog.
Derdelijnszorg: hieronder valt alle medisch specialistische zorg waarvoor een patiënt moet
worden opgenomen met een verwijzing van een medisch specialist uit het ziekenhuis. Hierbij is
te denken aan gespecialist/academische ziekenhuis, verpleeghuizen of een brandwonden centra.
|4