Bloed en bloedvormende organen
INLEIDING
Lymfoïde organen: weefsels die grote hoeveelheden lymfocyten bevatten in een omhulsel
van steunende niet-lymfoïde cellen:
- Reticulaire cellen in lymfeknopen en milt
- Epitheliale steunstructuren in de thymus
- Bursa van Fabricius
- Tonsillen
- Peyerse platen
Lymfocyten: primaire lymfoïde organen secundaire lymfoïde organen lymfoïde weefsels
geassocieerd met slijmvlies, zoals tonsillen en Peyerse platen in de GALT, of de BALT.
Lymfoïde weefsels: weefsels met lymfespleten met daarin lymfocyten.
Beenmerg en lymfatische weefsels: hemopoëtisch systeem.
Mononucleair fagocytensysteem: monocyten, histiocyten, macrofagen, Kupfferse stercellen,
microgliacellen, reuscellen en epitheloïde cellen.
HOOFDSTUK 1 – ANEMIE
Er is een verschil tussen shock en anemie:
Shock:
- Door hypovolemie
- Door onvoldoende pompfunctie van het hart
- Door veranderingen in distributie van het bloed
Anemie:
- Door bloedverlies
- Door gestoorde erytropoëse = vorming van erytrocyten
- Door verhoogde afbraak van erytrocyten = hemolyse
- Kan ook door een combinatie van deze mogelijkheden
Anemie = een subnormale hoeveelheid rode bloedcellen of te geringe hoeveelheid
hemoglobine in de circulatie. In rust kan de erytrocytenfractie van een volume-eenheid bloed,
de hematocrietwaarde Ht, in de milt wel 0,9 zijn.
Pathofysiologie van anemie
Anemie is pathofysiologisch een toestand waarin de massa circulerend Hb te laag is om in
de zuurstofbehoefte van weefsels te voorzien. Bij bloedarmoede krijgen zuurstofbehoeftige
organen via selectieve vasoconstrictie en shunts, een toename van doorbloeding. Daarom
hebben patiënten vaak pas last na bijvoorbeeld spierarbeid of een maaltijd. Anemie is altijd
secundair aan een primair ziekteproces, zoals hierboven beschreven.
Verschijnselen: gedomineerd door verschijnselen die bij de primaire ziekte horen. Puur op de
anemie gericht, is het voornamelijk bleke slijmvliezen/huid en een verminderd
prestatievermogen (sneller moe, verminderde groei/melkproductie). Daarnaast een
onevenredig sterk verhoogde pols- en ademhalingsfrequentie na een kleine inspanning
ter compensatie. Lagere viscositeit (= dikte) van het bloed. Hart kan op den duur gaan
hypertrofiëren. Bij een ergere anemie krijgen de hersenen zuurstoftekort flauwtes;
flauwtes in rust zijn voorboden van een niet meer levensvatbare situatie.
De lokalisatie van het bloedverlies bepaalt ook verschijnselen:
- Melaena: zwarte ontlasting bij bloeding in maagdarmkanaal
- Hematurie: bloedige urine
- Rode/bruine urine (bilirubine): hemolyse
- Bloedingen in longen leiden tot benauwdheid
- Bloedingen in spieren leiden tot pijn en locomotieproblemen
Geleidelijk ontstaan van anemie: adaptatie 2,3-DPG concentratie in de erytrocyten.
Hemoglobine staat dan gemakkelijker zuurstof af aan de weefsels. Deze patiënten vertonen
minder verschijnselen dan patiënten met acute hemolytische anemie.
Honden met acute hemolytische anemie krijgen levernecrose en dus icterus (= geelzucht)
door een verminderde excretiecapaciteit van bilirubine.
,Bij patiënten met anemie kunnen organen die embryonaal een rol hebben gespeeld in de
hematopoëse (milt/lever) weer actief gaan deelnemen extramedullaire hematopoëse. De
milt vergroot buikpalpatie. Bij bloedonderzoek wordt een stijging gezien van het aantal
jonge erytrocyten reticulocyten.
Compenserende mechanismen voor verminderd zuurstoftransport:
- Cardiovasculaire aanpassingen
- Verhoogde productie van erytropoëtine bevordert de differentiatie van stamcellen
tot erytroblasten in het beenmerg
- Toename van erytropoëse in het beenmerg (4 dagen tot reticulocyten in het bloed
regeneratief rood bloedbeeld)
- Toename van 2,3-DPG in de erytrocyten
Zolang het circulerend volume niet is aangevuld, is de hematocriet geen maat voor de ernst
van het bloedverlies.
IJzer bevindt zich vooral in erytrocyten. Inwendige bloedingen verliezen geen ijzer, dus dan
is het bloedbeeld duidelijker regeneratief dan na uitwendig bloedverlies. IJzergebrek
verstoort de erytropoëse.
Oorzaken van hemolyse:
- Stoornis in de energievoorziening van de erytrocyt, door enzymdeficiënties of
afwijkend hemoglobine
- Verkregen afwijkingen in de celmembraan, door
mechanische/chemische/fysische/immunologische (meestal IgM/IgG) beschadiging
- Congenitale afwijkingen in de celmembraan
Het ijzer uit afgebroken erytrocyten komt direct weer ter beschikking voor erytropoëse.
Erytrocyten gebruiken energie voor:
- Het in bivalente vorm houden van ijzer in het Hb-molecuul
- Het in werking houden van de ionenpomp
- Het in stand houden van de vorm van de cel
- Het in gereduceerde toestand houden van de SH-groepen van de erytrocytaire
enzymen en Hb door glycolyse via het pentosefosfaat pad
Erytrocyten halen hun energie voornamelijk uit de anaerobe glycolyse. Deze energie wordt
gebruikt voor enzymsystemen die metabole functies uitoefenen.
Opbouw erytrocyt:
- Membraan heeft twee identieke lagen, opgebouwd uit cholesterol, glycolipiden,
fosfolipiden en glycoproteïnen
o Afwijkingen: vormveranderingen, zoals sferocyten (bolvormig), targetcellen
(schietschijf) en acanthocyten (stompe uitstulpingen)
- Submembraneus cytoskelet is opgebouwd uit spectrine en actine
- Dit cytoskelet staat in verbinding met de lipiden via ankyrine
- Om deze reden is de erytrocyt vervormbaar
- Deficiëntie van spectrine of actine (hereditaire sferocytose) zorgt voor het vertraagd
passeren van de erytrocyten in de capillair; ze worden versneld afgebroken
Chemische actieve stoffen kunnen na opname in het plasma de celmembraan of het Hb
beschadigen:
- Nitraat: hemoglobine metHb; dit staat zuurstof niet af in de weefsels
- Koperintoxicatie versnelt oxidatie Hb, inactiveert glycolyse enzymen en beschadigt
celmembraan
- Loodvergiftiging verstoort Hb-synthese
- Zinkintoxicatie acute hemolyse
Mechanische beschadiging van erytrocyten komt voor door contact van stromend bloed met
sterk afwijkende vaatwanden (angiopathie), synthetische hartkleppen en intravasale
fibrinedraden. Of door intracellulaire parasieten zoals Babesia.
Fysische beschadiging door waterintoxicatie en een hoge lichaamstemperatuur.
Incomplete niet-hemolyserende antilichamen, IgG, opsoniseren de erytrocyt fagocytose
afbraak.
,Complete hemolyserende antilichamen, IgM, agglutineren de erytrocyt en activeren het
complementsysteem.
Immuungemedieerde hemolytische anemie door autologe antilichamen.
Erytropoëse:
- Intracellulaire hoeveelheid RNA neemt af; Hb neemt toe; de cellen worden bij elke
deling kleiner
- De kern van de erytroblast wordt uitgestoten voordat de cel het beenmerg verlaat; ze
houden dan nog 24 uur een restje RNA; het aantal RNA-houdende erytrocyten
(reticulocyten) vormt de beste maat voor de beenmergactiviteit groter dan normaal
bij een anemische patiënt? Geen verstoorde beenmergfunctie
- Afgifte van erytropoëtine door de nieren: bevordering van differentiatie van stamcellen
tot erytroblasten in het beenmerg
Meer onrijpe erytrocyten in het perifere bloed aanwezig dan normaal: regeneratief rood
bloedbeeld. Geen stijging van het aantal reticulocyten in het bloed: niet-regeneratieve
anemie (kan dus te vroeg zijn: latentietijd voor reticulocyten vanuit beenmerg in bloed is vier
dagen).
Verstoring van erytropoëse door:
- Verstoring van proliferatie of differentiatie van stamcellen
o Panmyelopathie: alle hematopoëtische cellen in het beenmerg zijn vervangen
door vetcellen; gevolg is pancytopenie: erytrocyten/leukocyten/trombocyten
zijn in verlaagde concentraties aanwezig
o Maligne nieuwvormingen ongecontroleerde proliferatie
o Myelofibrose/myelosclerose: hematopoëtische cellen zijn verdrongen door
fibroblasten en bot
- Verstoring van de DNA-synthese
o Foliumzuur- en vitamine B12-deficiënties
o Macrocytaire anemie: minder celdelingen door vertraagde DNA-synthese,
maar wel gewoon Hb-synthese door RNA abnormaal grote cellen
- Verstoring van de Hb-synthese
o Vertraagde heemsynthese in mitochondriën door ijzer- of kopergebrek; DNA-
synthese en celdeling stoppen als een bepaalde Hb-concentratie is bereikt;
vertraging leidt dus tot extra mitose
o IJzergebrekanemie (door te laag ijzergehalte van voeding, verhoogde
ijzerbehoefte van het lichaam, gestoorde opname van ijzer in het
maagdarmkanaal, verminderde hoeveelheid ijzertransporterende eiwitten in
het bloed); microcyten (kleinere erytrocyten) in het bloed met te weinig Hb
o Kopergebrek verstoort de absorptie van ijzer uit het maagdarmkanaal, de
afgifte van ijzer door macrofagen aan het plasma en de inbouw van ijzer in
Hb; er ontstaat een microcytaire anemie
- Combinaties hiervan (zoals een secundaire non-regeneratieve anemie)
Secundaire non-regeneratieve anemie:
- Ontstaat bij de meeste chronische ziekten en ontstekingen, en bij sommige maligne
tumoren
- Meestal een mengvorm van een gestoorde aanmaak, maar kan verergerd worden
door bloedverlies of hemolyse
Aanpak van anemie in de praktijk
Gerichte vragen voor anamnese: is bloedverlies/bloedingen opgetreden? Chronisch of
acuut? Afwijkende urine of ontlasting? Specifieke medicijnen gebruikt? In het buitenland
geweest? Belangrijk bij lichamelijk onderzoek: kleur slijmvliezen, CRT, polsvulling,
temperatuur van huid en extremiteiten, vochtigheid slijmvliezen, turgor, vergrote
lymfeknopen, bijgeruis bij hartauscultatie, onderzoek van het abdomen en de thorax om
bloedingen of tumor uit te sluiten. Diagnostiek: hematocriet bepalen, bloedonderzoek,
microscopisch bloedonderzoek: hemoglobinebepaling, aantal erytrocyten in een monster,
gemiddelde celgrootte. Belangrijke differentiaaldiagnoses:
, - Hypochrome, micryocytaire anemie
- Normochrome, normocytaire anemie
o Acuut bloedverlies
o Hemolytische anemie
o Anemie bij chronische aandoeningen
o Primaire afwijkingen van het beenmerg
- Anemie met polychrome, macrocytaire erytrocyten
o Hemolytische regeneratieve anemie
o Anemie door bloedverlies, regeneratief
- Anemie met sferocyten
o Immuungemedieerde hemolytische anemie
Therapie kan zijn: infuus, bloedtransfusie (bij Ht < 0,15L/L). Aandoeningen die gepaard gaan
met bloedverlies: trauma, epistaxis (bloedneus) melaena (zwarte ontlasting), haematemesis
(bloedbraken), hematoom. Aangeboren stollingsstoornissen: hemofilie, Von Willebrand
ziekte. Verkregen stollingsstoornissen: rattengifintoxicatie, immuungemedieerde
trombopenie.
- Rund: lebmaagbloedingen, bloedingen in uier en uterus
- Kleine herkauwers: parasieten
- Varken: bloedingen in maagdarmkanaal Lawsonia intracellularis
- Paard: trauma, vaatruptuur of leverruptuur, bloedingen in de luchtzakken
- Hond: miltruptuur hemoabdomen; neoplasie
Aandoeningen die gepaard gaan met hemolyse: mycoplasma infecties, Babesiose
hond/rund, Piroplasmose paard, Equine infectieuze anemie (meldingsplicht), isoerythrolysis
neonatalis, idiopathische immuungemedieerde hemolyse hond/kat, overmatige
wateropname, nitraatintoxicatie rund, uien en planten, sulfamidenintoxicatie pluimvee,
koperstapeling.
Aandoeningen die gepaard gaan met een gestoorde erytropoëse: ijzergebrekanemieën,
infectieuze anemie bij pluimvee, leishmaniose hond (zoönose).
Dyspneu: kortademigheid; cyanose: blauwe huidskleur door minder zuurstof.
HOOFDSTUK 2 – LEUKOCYTEN AFWIJKINGEN
Leukopoëse: de aanmaak van witte bloedcellen.
- Monocytopoëse (vorming van monocyten) en granulocytopoëse (vorming van
granulocyten) voornamelijk in beenmerg
o Monocyt ontwikkelt in beenmerg en migreert naar weefsels macrofaag
- Lymfopoëse (vorming van lymfocyten) in beenmerg en andere lymfoïde organen: milt,
thymus, lymfeknopen, tonsillen, Peyerse platen
Leukocytose: toename leukocyten in bloed (regeneratieve linksverschuiving). Leukopenie:
minder leukocyten in bloed (degeneratieve linksverschuiving).
Onrijpe stadia, lymfoblasten en myeloblasten, worden onder pathologische omstandigheden
in het perifere bloed aangetroffen, bijvoorbeeld bij leukemie.
Myeloblast: voorloper van de granulocyt in het beenmerg. In het cytoplasma ontwikkelen zich
azuurgranula; nu is de cel een promyelocyt. Hierna komt de myelocyt, en dan kunnen pas de
drie soorten granulocyten worden onderscheiden (neutrofiel/basofiel/eosinofiel).
- Neutrofiele granulocyt: met name in weefsels fagocyteren van bacteriën
- Eosinofiele granulocyt: weefsels; opruimen van immuuncomplexen, allergische
reacties, worminfecties
- Basofiele granulocyt: in bloed
Beenmerg:
- Proliferatiepool: van myeloblast naar myelocyt
- Opslag- en rijpingspool: myelocyt naar gerijpte soort granulocyt
- Ontsteking zorgt voor een verhoogde afgifte van rijpe granulocyten uit de opslag- en
rijpingspool, en een verhoogde leukopoëse (verhoogde delingsactiviteit en reductie
van de tijd waarin de precursorcellen zich verdubbelen)