HISTOLOGIE
Concept van een cel:
- Opslag erfelijke informatie in DNA
- Replicatie van DNA door Templaat Polymerisatiereactie
- Eiwitten maken via RNA
- Eiwitten vervullen catalytische functies
- ATP nodig
- Plasmamembraan is een barrière om een gesloten chemische omgeving mogelijk te
maken
Dia 4 schema bestuderen 11 stelsels in het lichaam:
- Respiratoir stelsel
- Endocrien stelsel
- Cardiovasculair stelsel
- Spierstelsel
- Zenuwstelsel
- Lymfestelsel en immuunsysteem
- Skeletstelsel
- Integument
- Voortplantingsstelsel
- Urinair stelsel
- Spijsverteringsstelsel
Orgaansysteem: groep organen die een functioneel geheel vormen.
Orgaan: geheel van weefsels dat dient om een bepaalde functie te kunnen uitoefenen.
Weefsel: samenstelling van gelijksoortig gedifferentieerde cellen, met vergelijkbare functie,
die door intercellulaire contacten of extracellulaire matrix met elkaar verbonden zijn.
Verbindende weefsels = connective tissue.
Basale soorten weefsels:
- Bindweefsel (bot, bloed en lymfe)
- Epitheel (huid, bekleding in het lichaam)
- Spierweefsel (dwarsgestreept, glad, hart)
- Zenuwweefsel
Glad spierweefsel kan bijvoorbeeld bloedvaten dichtknijpen.
Een specifiek weefsel wordt gevormd door:
- Mengsels van verschillende cellen
o Samenwerking en communicatie
o Samenhang door hechting aan elkaar of via de extracellulaire matrix
- Materiaal dat buiten de cellen een matrix vormt
o Extracellulaire matrix (ECM)
- Weefselvloeistof
o Voedingsstoffen / O2
o Afval / CO2
o Communicatiefactoren
Weefsels zijn waardevol voor analyses, omdat:
- Veranderde samenstelling geeft een indicatie voor een veranderde functie (disbalans
tussen cellen is makkelijk op te merken, en zo zijn ziektes te herkennen op
weefselniveau)
- Biopten kunnen van zieke of gezonde locaties worden genomen (zo kan o.a. het
herstelproces of juist achteruitgang worden gevolgd; slaat een medicijn aan ja of
nee…)
- Snijvlakken kunnen aangeven of resecties volledig een ziekteoorzaak hebben
weggenomen
, - Analyses van veranderingen in cellen kunnen wijzen op de oorzaak van de
pathologie (zo zijn tailored treatments mogelijk behandelingen op basis van jouw
kenmerken)
Weefsels worden gecontrasteerd voor de microscoop door chemische reacties, antilichamen
of In Situ Hybridisatie (afwijkingen in DNA en RNA bekijken).
Verschillende kleuringen:
- H&E-kleuring: eiwitten roze en kernen donkerpaars
- PAS-H-kleuring: slijmbekercellen of alleen mucus wordt paars (glycoproteïnen
eiwitten met heel veel suiker)
- AZAN-kleuring: bindweefsel (ECM en collageen); matrix wordt blauw
De functionaliteit van een weefsel kan versterkt worden bestudeerd door de juiste kleuring
van het preparaat. Tegenwoordig helpt Artificial Intelligence pathologen bij het snel vinden
van afwijkingen in weefsels.
Fluorescentiemicroscopie: op de juiste golflengte kijken.
Automatisering van de pathologie:
- Automatisering van sample handling (snijden, kleuren, microscopie, tracking)
- Meten van markers/features (kwantitatief beter dan inschatting met het blote oog)
- Remote diagnose mogelijk (= een diagnose stellen op afstand)
- Pathologen trainen AI AI helpt pathologen
Bij het afnemen van een bloedanalyse wordt gekeken naar:
- Aantal rode bloedcellen en hun vorm (sikkelcelanemie)
- Aantal witte bloedcellen en hun distributie en differentiatie status
o Lymfocyten, monocyten, basofiele, eosinofiele en neutrofiele granulocyten
- Bloedplaatjes
- Bloed gedragen parasieten (malaria)
- Aggregaten = samenklonteringen (intracellulair of in plasma)
- Artefacten
Cel morfologie veranderingen bij tumoren:
- Grotere en anders gevormde kernen
- Veel delende cellen; ongeorganiseerde opstelling
- Cellen zijn anders van grootte en vorm
- Verlies van normale kenmerken (bijv. de celgrens)
Een cel is de kleinst levende eenheid in een organisme en bestaat uit cytoplasma, een kern
en een plasmamembraan. Een cel zit bomvol met eiwitten.
Het cytoplasma bestaat weer uit organellen en cytosol (waterige grondvloeistof van een
levende cel).
Vuistregel: de grootte van een erythrocyt (= rode bloedcel) is ongeveer 6-8 micrometer. Aan
de hand van deze cel wordt vaak een cel- of preparaatgrootte ingeschat. De diameter van
een celkern is meestal 10-15 micrometer.
In een mensenleven vinden er ongeveer 55 celdelingen plaats. Kankercellen delen verder
dan die 55 delingen.
Cellen zijn dynamisch: beweging, deling, groei, dood, communicatie.
Lichtmicroscopisch kun je individuele cellen, kernen en soms organellen onderscheiden.
MICROSCOPIE
Cellen: 100 micrometer tot 0.2 millimeter; organellen: 100 nanometer tot 10 micrometer;
moleculen: 0.2 nanometer tot 100 nanometer; atomen: <0.2 nanometer.
- Vergroting = de mate waarin je een beeld zichtbaar en ‘opgeblazen’ kan maken
- Contrast
- Resolutie = de afstand waarbij je twee objecten op een bepaalde afstand
onafhankelijk van elkaar kunt zien
- Lichtmicroscopie (resolutie 200 nm)
, o Bright field microscopie (huis-, tuin- en keukenmicroscoop)
o Fasecontrast microscopie (ringvormige belichting van het object; verstrooid
licht en direct licht zorgen voor interferentiepatronen uitdoving)
o Fluorescentie microscopie (confocal laser scanning microscopie)
- Elektronenmicroscopie (resolutie <1 nm; door kortere golflengte)
o Scanning
o Transmissie
Levende cellen kunnen uit bloed of weefsel geprepareerd zijn, of ze zijn in vitro gekweekt.
Tumorcellen zijn onsterfelijk.
De cellen van een vloeistof (bloed of urine bijv.) worden eerst chemisch gefixeerd, en
vervolgens gekleurd om het contrast te verhogen.
- Fixeren gebeurt met formaldehyde: formaldehyde reageert met eiwit A en B, en zo
worden beide eiwitten gebonden door een covalente binding (cross-links)
- Door cross-links wordt de structuur van moleculen behouden en kan je er in principe
van alles mee doen
Weefsels worden eerst gedoopt in verschillende concentraties alcohol, vervolgens ingebed in
paraffine of plastic (je laat paraffine eerst smelten en vervolgens weer hard worden), en
worden dan gesneden in coupes van ongeveer 5 micrometer. Hierna worden de coupes
gekleurd.
Specifieke eiwitten zichtbaar maken met behulp van antilichamen:
- Immuun-histochemie: met behulp van antilichamen met daaraan gekoppeld een
enzym – locale depositie van een gekleurd reactieproduct
- Immuun-fluorescentie: met behulp van antilichamen met daaraan gekoppeld een
fluorescente stof – locale depositie van fluorescentie
Productie van polyclonale antilichamen:
- Menselijk actine verzamelen en in konijn injecteren
- Konijn maakt antilichamen
- Een van die antilichamen herkent op een bepaald moment het antigen van de actine
- De plasma B-cellen produceren de juiste antilichamen en die komen in het bloed
terecht en kunnen worden verzameld
Productie van monoclonale antilichamen:
- Muizen ingespoten met antigen
- Immuuncellen worden eruit gehaald en worden gefuseerd met kankercellen
- Deze ‘hybridoma’s’ kunnen oneindig delen
- De hybridoma die het antilichaam maakt waar je in geïnteresseerd bent, laat je dus
oneindig delen
Koppelen van een label aan antilichamen:
- Antilichamen worden gebruikt om iets specifieks in de cel te laten zien
- Antilichamen bestaan uit vier verschillende eiwitten; je kunt een label hangen aan
twee van die eiwitten samen
Immuun-histochemie microscopie:
- Gefixeerde losse cellen of een coupe op een glaasje
- Membranen lek maken met een detergents (omdat sommige dingen die je wilt
kenmerken in de cel zitten)
- Labelen met bijvoorbeeld enzym peroxidase (direct of indirect labelen)
- Overmaat van niet-gebonden antilichamen wegwassen
- Enzymreactie uitvoeren met substraat (DAB)
- Algemeen contrasteren met kleuring
- Preparaat afdekken met dekglaasje
- Bright field lichtmicroscopie
Immuun-fluorescentie microscopie:
- Gefixeerde losse cellen of een coupe op een glaasje
- Membranen lek maken met een detergents
, - Labelen met fluorescent gemaakte antilichamen (indirect of direct labelen)
- Overmaat niet-gebonden antilichamen wegwassen
- Preparaat afdekken met dekglaasje
- Fluorescentiemicroscopie
o Zendt één bepaalde golflengte uit op je object
o Er komt een langere golflengte terug van het fluorescerende deel op je object
wat die golflengte kan reflecteren
- Je kunt door de cel zelf fluorescerende eiwitten laten maken (bijvoorbeeld Green
Fluorescent Protein); zo kun je eiwitten in levende cellen volgen
- Door genetische manipulatie kan je zelfs hele organen fluorescent maken; zo worden
bijvoorbeeld tumors bij muizen opgevolgd
Transmissie elektronenmicroscopie:
- Chemisch fixeren met aldehyde
- Inbedden in een matrix (bijv. plastic)
- Dunne coupes van 50 nanometer maken met een diamantmes
- Algemeen contrast aanbrengen met een zoutoplossing van een zwaar metaal
neerslag creëren
- Het enige wat je ziet onder een elektronenmicroscoop is de intensiteit van de
elektroneninslag, en daarom alleen grijstinten
- Detectie structuren in cellen
Detectie van een specifiek eiwit met elektronenmicroscopie:
- Fixeren
- Inbedden en dunne coupes maken
- Immuno-labelen met specifieke antilichamen
- Labelen van 1e antilichaam of 2e antilichaam met colloïdale goudbolletjes (geeft veel
contrast zwarte puntjes; zo kan je zien waar het eiwit zich bevindt)
- Algemeen contrast aanbrengen met een zoutoplossing van een zwaar metaal
- Transmissie elektronenmicroscopie
Scanning elektronenmicroscopie:
- Weefsel of cellen fixeren met een aldehyde
- Geen coupes maken, maar je kijkt naar het oppervlak van een structuur
- Contrasteren: oppervlak opdampen met zwaar metaal
- Je detecteert de elektronen die teruggekaatst worden (er wordt dus per pixel de
verstrooiing gedetecteerd)
- Detectie oppervlakte structuur
MICROSCOPIEPRACTICUM 1
Serosa: bindweefsel + epitheel.
Apicale kant van de cel: deel van de cel dat in contact staat met het lumen (verzamelt
nutriënten uit bijv. de darm).
Basale kant van de cel: bodem van de cel, tegen de basaalmembraan aan (transporteert
nutriënten naar aders).
Direct onder de basaalmembraan ligt bindweefsel.
Secretoire granules: tijdelijke opslag van stoffen die naar extracellulair moeten.
Endosomen: sorteerstation voor endocytosestoffen en ingangspunt van nieuw
gesynthetiseerde lysosomale hydrolasen in de lysosomale route.
Lysosomen: prullenbak van de cel: afbraak van sommige geëndocyteerde en
geautofagocyteerde macromoleculen.
Golgi: post-translationele modificatie van exoplasmatische en membraaneiwitten en
synthese van verschillende glycolipiden. De cis-zijde laat nieuwe moleculen binnenkomen,
bij de transzijde verlaten ze Golgi.
Ruw endoplasmatisch reticulum: synthese van exoplasmatische en transmembrane eiwitten
(exoplasmatisch = niet bestemd voor cytosol of mitochondria).
Glad endoplasmatisch reticulum: synthese van lipiden en steroïde hormonen; opslag van
calcium.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jetslobbe. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.